Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Columbus. Jaargang 1 (1945-1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Columbus. Jaargang 1
Afbeelding van Columbus. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Columbus. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (363.90 MB)

ebook (5.57 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Columbus. Jaargang 1

(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Nummer 1]

Logboek

Eerste bestek.

Zelden in de historie werd de jeugd zo vroegtijdig met dood en ondergang geconfronteerd, als in de afgelopen oorlogsjaren. Zelden ook werd zij dermate onontkoombaar gedwongen, zich rekenschap te geven van het leven en zijn uiteindelijke waarden, als toen.

Dat gold ook voor den jongen kunstenaar. Vroeger of later moest hij zich bewust worden, dat een kunst ver van het leven als een spel bedreven, niet anders dan een fictie mag heten. En het is daarom, dat wij thans, staande aan de ingang van een nieuwe periode in het bestaan der mensheid, ons gedrongen voelen tot de belijdenis: dat de kunst, ons proza en onze poëzie, voor ons niet anders meer is te verstaan, dan als een functionele menselijke uiting: ‘gelebtes Leben’. In dier voege maakt het geen principiëel verschil, of zij (de kunst) organisch uit onze toevallige levensomstandigheden tot aanzijn komt, dan wel, als reactie daarop, ons het zelfstandig bestaan van de Droom verzekert. Met de laatste categorie hebben wij in de voorbije bezettingsjaren bij uitstek te doen gehad. In de kunstdaad zelve reeds tekenden wij protest aan tegen alle vormen van destructie en knechting, ons al dan niet moedwillig opgelegd. In de kunstdaad leefden wij, die in het bestaan van alledag veelal tot het slavenjuk gedoemd waren, actief en autonoom. De kunst werd ons - verre van een spel! - de concentratie van een laatste leefbare existentialiteit. Zij werd ons bewust als onafscheidelijk verbonden met den wezenlijken mens en de waarachtige levenswerkelijkheid van dien mens, die haar schiep.

Wij erkennen dus opnieuw de waarde der persoonlijkheid, aangezien persoonlijkheid voor ons ‘mens-zijn’ betekent, hetgeen - niet zozeer in vitalistische als wel in vitale zin - synoniem is met ‘Leven’. Derhalve interesseert ons van nu aan vooral dàt werk, waarin tot ons spreekt de verhouding van den dichter tot dit Leven, zoals zich dat in zijn veelvormigheid aan ons voordoet, een verhouding, beheerst door strijd en schuld, zonde en boete, en een enkele maal verlicht door of resulterend in wat wij gewoon zijn, ‘geluk’ te noemen.

In het geweld der oorlogsjaren zijn wij, tegen onze wil, teruggedrongen op ons eigen smalle ik - onderduikerschap en gedwongen eenzaamheid dreven ons daartoe... Dit is slechts een constatering, en verre van een program. Immers, nú is deze door ons in harde strijd met onszelf en de wereld verworven levensbasis niet meer dan een springplank naar het grootse gevecht midden in het leven. Doch de verbreding van onze basis zal een concentrische zijn, geen sprong in het luchtledige zonder berading en overleg. Onze levenswil is niet gebroken; wij wensen niet minder dan ons te handhaven ten opzichte van het geheel der verschijnselen buiten ons, tegenover het ‘nicht-ich’, tegenover die uitingen van hyper-decadentie en onredelijk pessimisme vooral ook, die het eigen ik ondermijnen en krachteloos maken.

[pagina 2]
[p. 2]

Wij zullen ons dus inspireren aan de ons vertrouwde realiteit, maar ook - wij wezen er reeds op - aan de Droom, die wij allen op enigerlei wijze in ons omdragen; niet echter aan díe droom, die het leven en de aarde achteloos voorbijgaat. Dat hier voorzichtigheid geboden is, wij zijn er ons van bewust: voor dichters als Shelley en Gorter immers bestond geen vaag fantoom, geboren in uren van weke mijmering. Hùn visioen was reëler dan de ‘werkelijkheid’ onzer familie-romanschrijvers en -schrijfsters! Zij kènden de geschiedenis der mensen als ‘a record of misery and crimes’. Nochtans handhaafden zij hun visioenen, handhaafden zij zichzelf.

Wij stellen evenwel géén prijs op een vaag idealisme, hoe ook gericht, zolang het den dichter niet meer betekent dan een verstandelijke of sentimentele fictie, zolang het hem niet in vlees en bloed overgegaan, m.a.w. tot reële gevoelswaarde geworden is. Liever dan de ‘schoonschijnende leugen’, die b.v. ons hachelijk egoïsme negeert, is ons de onbevangen bekentenis van de worsteling daarmede in eigen hart en geest. Liever dan het onwezenlijk en in strikte zin onverwezenlijkbaar opgaan in een ideaal-gedachte gemeenschap van groepen of volkeren is ons de concrete strijd om onze verhouding tot wie onmiddellijk naast ons werd gesteld, al ware het slechts die ene onweerstaanbare vrouw.

 

Zo steekt ‘Columbus’ dan van wal. Wij omschreven, zij het misschien nog vaag, onze voorstellingen van het land, dat wij voor ogen hebben. Hoe wij nu in feite onze koers bepalen zullen? Voorlopig wensen wij geen al te gepreciseerde richtlijnen te geven. Wij zouden zodoende a priori er onnodig velen van ons kunnen vervreemden. Waren er niet vanouds verschillende wegen, die naar Rome leidden, verschillende wegen ook om het gedroomde Indië te bereiken? Zo achten wij de mogelijkheden, om òns doel te benaderen, met één al evenmin uitgeput. In eerste instantie echter gaat het ens, hòè dan ook, om de vernieuwing dier oude waarden, die onder stof en puin ener verwoeste wereldorde onkenbaar zijn geworden en glansloos verdoft. Misschien zelfs - maar dat ligt wel hoofdzakelijk buiten ons, en wij wagen er nauwelijks van te spreken - dat het ons, zoals eenmaal aan Columbus, gegeven zal zijn, nieuw land te ontdekken, een wereld, waarvoor het évenzeer waard is, artistiek te leven, als voor de wellicht reeds vege waarden dezer in zichzelf-verdeelde Christelijk-humanistische cultuur, waaraan wij ons nochtans verloren hebben.

Wanneer dit tijdschrift aan een schare van onderling zeer uiteenlopende dichterpersoonlijkheden uitingsmogelijkheden zal kunnen bieden, achten wij voorlopig één voorwaarde vervuld, die ons de naam ‘Columbus’ met recht zal doen voeren. Ging niet de grote avonturier zelf met een in zijn opvattingen belangrijk heterogene équipage in zee? De muiterijen, die ons verhaald worden, spreken voor zichzelf. Ook wij schuwen onderlinge meningsverschillen niet. Hachelijk!, zult ge denken. Wij antwoorden: Láát ons het avontuur! Wij zijn er jong voor en wijs genoeg om in te zien, dat met een rationeel-gefundeerd en consequent programma in schijn veel, in wezen weinig gewonnen is. Doorbreekt niet de realiteit van het Leven altijd weer

[pagina 3]
[p. 3]

en naar autonome willekeur de categorische beperkingen van het acadaemisch verstand?

Daarom willen wij in de volle zin des woords ruim zijn, zoals het Leven zelf ruim is, en ons in onze essais en critieken niet slechts oriënteren op de ons - als redactie - welkome verschijnselen of op het werk van een bepaalde groep. In het bijzonder creatieve bijdragen zullen wij accepteren van verschillende richtingen, mits zij aesthetisch niet tekort schieten - doch dit is niet meer dan de conditio sine qua non! - en mits eruit spreekt een waarachtig-geleefd leven en liefst een roekeloze liefde, moge zij aards of hemels zijn gericht.

Ofschoon vrijwel uitsluitend litterair van opzet, hoopt ‘Columbus’ ook andere kunstuitingen binnen de kring der aandacht te brengen, zoals daar zijn: beeldende kunst, muziek, film en dans, terwijl de redactie het zich tot een plicht rekent, zich tevens op de culturele mogelijkheden ten aanzien van ons volk te bezinnen. Problemen als ‘volk en kunst’ hebben haar intense belangstelling.

 

Of en in hoeverre in de meest nabije toekomst deze plannen verwezenlijkt zullen kunnen worden, is voorshands voornamelijk van enkele uiterlijke omstandigheden afhankelijk.

Hoofdzaak is thans, dat ‘Columbus’ heeft zeegekozen!

 

Augustus 1945.

AD DEN BESTEN

G.A.G. PLANIJE

JAN PRAAS

PAUL VAN 'T VEER

JAN VERMEULEN


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Ad den Besten

  • Jan Praas

  • Paul van 't Veer

  • Jan Vermeulen

  • C.A.G. Planije


datums

  • augustus 1945