Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Columbus. Jaargang 1 (1945-1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Columbus. Jaargang 1
Afbeelding van Columbus. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Columbus. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.08 MB)

Scans (363.90 MB)

ebook (5.57 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Columbus. Jaargang 1

(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 285]
[p. 285]

Poëzie

Aan een grijze kater

 
Ik ga je brengen in een groot vreemd huis
 
dat je met weifelstappen zult verkennen.
 
Ze zullen daar wel beter aan je wennen
 
dan voorshands nog aan mij; zoek menig muis
 
 
 
in 't schuurtje of de kelder, speur de kluis
 
na en de hanebalken, ga maar rennen
 
en aan gordijnen hangen, toch verwennen
 
ze jou en ben je een licht te dragen kruis.
 
 
 
Maar zul je mauwend háar vooral verhalen,
 
dagelijks weer, dat ik haar weer kom halen,
 
na wereldreizen over woelig water?
 
 
 
Toon je daartoe een brave grijze kater,
 
diplomatiek en zelfbewust, het gaat er
 
nu om een overwinning te behalen.

H.P.G. DE WRINGER

Dodendans
(fragment)

De dood en de kastelein.
 
De dood is dorstig en drinkt.
 
Wie drinkt er niet op zijn tijd?
 
Wie is er nooit dronken geweest?
 
Maak daarom de dood geen verwijt
 
als hij wartaal uitslaat en zingt
 
tot de waard, zijn vriend in de nood,
 
een lied van een dronken malloot:
 
Ik ledig met jou een borrel
 
en désnoods nóg een glas,
 
dan neem ik jou op de korrel
 
omdat jij in mijn jachtgebied was.

JAN VAN SLEEUWEN

[pagina 286]
[p. 286]

La ballade blanche

 
Ik zing van beul, beschonkenheid en hijg
 
naar zoveel halsen dat Villon weer weent
 
en mij zijn luit en eeuwigheid uitleent
 
terwijl ik hijsend keel na keel dichtrijg.
 
Waarlijk een schoon gezelschap, en ik krijg
 
straks nog de kraaien in mijn bos vereend,
 
schor krassend om wat rot op dit gebeent:
 
de lust, verhangen aan een taaie twijg,
 
of aan een luchter, veel maakt dit niet uit en
 
ook reeds de gangtocht kan een lijk doen zwaaien
 
of rond zijn as die stille ronde draaien
 
terwijl de beul zijn venster kalm ontsluit en
 
ademt, heel langzaam. Vage winden waaien
 
hem aan. De nacht is wit van sterren buiten.
 
 
 
Zal hij nog omzien naar de dans der zinnen,
 
naar wat vervelend dierlijk is en naakt:
 
aan ieder koord een lijk, de nek gekraakt,
 
en op de borsten drukken dronken kinnen.
 
Het dorp beneden zegt: de duivel waakt....
 
Elk werpt met heilig water naar zijn tinnen
 
en houdt verschrikt de kuise meisjes binnen
 
als ratelend het slot de pest uitbraakt.
 
Hij is demonis, en zijn hengst bedreigt
 
met een gesteiger de gedoofde ruiten:
 
het dorp dat grote kruisen slaat en zwygt.
 
De kraaien krassen in het slot en muiten.
 
Hij denkt: De nacht is wit van sterren buiten,
 
en voelt zich tot de zaal der zee geneigd.
 
 
 
Stapvoets. De wereld is toch waarlijk klein:
 
een toren, opgericht door sterrenwanden.
 
Hij klautert op de kust waar schuimen branden,
 
waar weemoed baak wordt in een wijd gedein.
 
En in het sterrenlicht ziet hij zijn handen:
 
een paarse lepra van geronnen wijn.
 
Hij bukt zich naar het water, wast hen rein
 
en weer weet hij die huivering ophanden.
 
Omhoog gerezen, zwart, het zwaard getrokken
 
tot bleke bliksem van een zomernacht,
 
en het gelaat door kilte overtrokken.
[pagina 287]
[p. 287]
 
Zijn tanden blinken nu hij hoopvol lacht,
 
nu hij de donder van de hoeven zacht
 
gedempt weet in het zand, en is vertrokken.
 
Wie kent niet van het slot in het moeras:
 
schavot van lust, beschonkenheid en vloeken,
 
den ridder die zijn enigst lief ging zoeken
 
daar waar de nacht zo wit van sterren was?
 
In ademloze stranden ligt zijn pas;
 
onder de hemelen blinkt nog zijn kloeke
 
zwaard, en nog dreunt die donder door 't gekras
 
der lichtekooien die de modder boeken
 
als hij uitzinning weeklaagt om de bossen
 
waarin zij eens die dolle tocht moet stuiten,
 
zich voor hem schikkend op het rillend ros en,
 
o zijn hart zal licht zijn, een karos en
 
waar de nacht van sterren wit is buiten,
 
zal hij haar voeren naar een bed van mossen.
 
 
 
Envoy:
 
 
 
Prinses: beminnelijke, maar te trage,
 
wil toch U donker rijk voor hem ontsluiten
 
en laat hem huivrend treden in Uw sage.
 
O laat hem worden als de moede dagen,
 
die in de avond kalm de ogen sluiten
 
en nachten worden, wit van sterren buiten.

HENK BREUKER

[pagina 288]
[p. 288]

Maimoen

 
Ach Maimoen, slingerslanke neveldjin,
 
Laat mij nu gaan, ik smeek u om genade.
 
Toe kies uit uw genoten u een gade
 
En mijdt mij voortaan met uw mond en min.
 
 
 
De bloemen op uw wangen die ik win,
 
Gaan roekloos in mij met dit hart te rade.
 
Ge prest en rijdt voor op mijn paard parade.
 
Ach Maimoen, is dit 't einde of een begin.
 
 
 
't Is fout, dat ik met u in wolken woon.
 
Laat mij alleen nu gaan, want ik wil zwerven
 
Langs volken, die 'k in verze' uw liefde toon.
 
 
 
Maar Maimoen, lang voordat ik stil zal sterven,
 
Keer ik hier weer en win bij u een zoon
 
Om van dit hart uw eedle min te erven.

Adam

 
De herten snellen over Eva's graf,
 
de vrouw die om mijn eerste liefde gaf.
 
Op deze plaats heb ik nog nooit geschoten
 
en in de nanacht hertenbloed vergoten.
 
Steeds hield ik hier mijn paarden uit de draf
 
om in mijn hart de stilte te vergroten.
 
De herten snellen over Eva's graf,
 
de vrouw die om mijn eerste liefde gaf.
 
God heeft ons beiden uit zijn tuin verstoten,
 
maar zij en ik aanvaardden deze straf
 
totdat zij aan de dood zich overgaf.
 
Waar wij eens van ons samenzijn genoten,
 
snellen de herten over Eva's graf.

DIRK HOEKSTRA

[pagina 289]
[p. 289]

Ballade van de zoete zonde

 
Als de mannen nooit begeerden
 
wat der vrouwen zijn ontsluit,
 
en de vrouwen zich verweerden
 
op des voog'laars zoet gefluit
 
 
 
en zich nimmer overgaven
 
op dat eeuwenoud gekweel,
 
dat het goed is zich te laven
 
aan het leugenachtig deel
 
 
 
van de zinnen en de zonde,
 
van de beker en het bed,
 
van het minnen en de monden,
 
van de vrijheid in de wet....
 
 
 
Ach, de mannen, ach, de vrouwen:
 
God bewaar hen voor die kracht,
 
die de wereld zou berouwen
 
met de bloedeloze pracht
 
 
 
van een hemelblikkend leven
 
en een waarheid zonder slot
 
in het dagelijkse streven
 
naar een begenadigd lot.
 
 
 
God schonk ons de zoete zinnen,
 
waarvan alle waarheid blijv'
 
steeds besloten in het minnen
 
van de leugen van het lijf.
 
 
 
En de zonde zij geen zonde
 
als de leugen waarheid is:
 
nooit genas een God zijn wonden
 
met de zalf van een gemis.
 
 
 
En waarom de wijnstok bloeide
 
heeft de bijbel aangetoond:
 
wijn, die rood in glazen gloeide,
 
heeft een zondenvloed verschoond.
[pagina 290]
[p. 290]
 
En de wetten van de mensen
 
zijn voor overspel gemaakt:
 
wie een wil heeft om te wensen,
 
heeft de vrijheid aangeraakt.
 
 
 
Prinsen en ook gij, prinsessen,
 
alle mensen, jong en oud,
 
luistert naar de wijze lessen,
 
die de hemel u ontvouwt.
 
 
 
Maar vergeet de zoete zinnen
 
niet, en gij hebt welgedaan:
 
slechts wie hart heeft om te minnen
 
heeft een reden van bestaan.

GERRIT KOUWENAAR

Nocturne

 
De bruine vaas, de rozen
 
en het vergeelde linnen,
 
een steeds vernieuwd beginnen,
 
vervloekt en toch verkozen.
 
 
 
Het bleke licht, de nacht,
 
de ziel toeft bij de dingen,
 
een lied te horen zingen
 
dat niet meer werd verwacht.
 
 
 
O stil festijn der zinnen
 
bij rozen, lied en linnen
 
en nacht. -

LAURENS BRINKMAN


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.P.G. de Wringer

  • Jan van Sleeuwen

  • Henk Breuker

  • Dirk Hoekstra

  • Gerrit Kouwenaar

  • Laurens Brinkman