Contour. Jaargang 3(1967)– [tijdschrift] Contour– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Theo Festen Ontbijt in het bos Fragmenten voor mijn vrouw 1 de dag dat ik je zal omhelzen met mijn armen van zand kruipt een heuvel op tegen de bergen loopt een stad leeg op het uur van de schemering om te zien hoe het landschap in zich keert als een kerker op de dag dat men de koningen in vrijheid stelt rivieren monsteren aan trotseren de regen geringschattend hun afkomst zwaar als de aarde gewelfd als een glimlach lekebroeder die schuin heeft het lichaam om de nacht te zien de dag dat ik je zal omhelzen herfst in de bladeren bloei in mijn keel kastelen begeven zich naar de open plekken in het bos de dag dat ik je zal omhelzen geef ik de stad te eten en ontsluit ik de wegen van mijn keel deel landkaarten uit en laat lang hangen de dag in mijn haren je hart op de heuvel je handschoen in mijn schoot 2 jij was de enige die tegen zich keerde het licht vrouw die met bloesem het land verkende en boten huurde om het harnas te kleuren van het water en zijn treurende weduwe in parken hief je een gekrijs aan dat de kantoren deed sluiten opzien de vrouwen van het weefgetouw van hun woningnood kastelen begaven zich naar de open plekken van het woud en wachtten en leerden je kennen aan je dierlijke adem de wellust als je gewei [pagina 21] [p. 21] 3 ik zeg je dit ik heb geslapen met de bloemen als een veldheer met zijn soldaten zonder geloof in de veldslag maar op goed geluk vol broederliefde gaf ik de dieren te eten en meer als de mare van de overwinning die de stad verplicht en op een brug stond het landschap duizend angsten uit ik heb geslapen met mijn angsten als met de schepselen gods zonder onderscheid en met de geuzen goden die men kent aan hun harnas en ook mijn vrienden heb ik niet gespaard en niet droomde ik van betere tijden want mijn hart was mijn hoofdtooi want slapend onderscheidt men zijn eigen gestamel van de stroming der eeuwen van de eenvoud van het gastmaal der eeuwen als in de winter de mieren de stadsmuur omringen en knagen aan het voetstuk van de mooiste gedachte zo heb ik de tijd vermorzeld in de bloedgeul van mijn hand Herfst 1964 trager nu het horloge beweegt in het landschap dat in de trein men zegt er komt geen oorlog hoor maar denkend men hoort vallen de vogels op het bed van de aarde in het oor van de zon Vorige Volgende