| |
| |
| |
Jan van der Vegt
De demon te lijf
kracht en onmacht van het engagement
Er is niemand die doet wat goed is, zelfs niet één: een oordeel over de mens dat in de mond van Paulus een extra toon van somberheid kreeg. De apostel zag immers uitsluitend in het bovenaardse een bron van heil voor de mensheid en de trek van onverbiddelijkheid die hij zíjn beeld van de godheid meegaf, is een afschaduwing van zijn volstrekt negatieve oordeel over het menselijk bestaan.
Ik kan er wel inkomen. Geloof in demonen heeft me ook altijd plausibeler geleken dan het geloof in goede hogere machten, die het beste met ons zouden voorhebben. Demonen zijn, mochten ze over de aarde rondwaren, manifestaties van het geperverteerde menselijke brein. Misschien is het waar wat sommige pessimistische fantasten ons voorhouden: dat de natuur een faux pas van een paar miljoen jaar gemaakt heeft en dat de evolutie die is uitgelopen op de mens, hersteld zal moeten worden. Dat er een katastrofe moet komen die zeker dat ‘hogere leven’ van de aarde zal wegvagen om plaats te maken voor een nieuwe evolutie van andere levensvormen, die minder slordig met het leven omgaan. Maar dat is ‘science fiction’. De werkelijkheid is al erg genoeg.
Er is niemand die doet wat goed is, zelfs niet één. Het lijkt niettemin onredelijk. Er zijn toch paradijzen op aarde, althans ze zijn er geweest. Harmonische samenlevingen, waar alleen de natuur haar tol eiste. Ze zijn er, zegt men, af en toe, hier en daar, geweest. De voltooide tijd is veelbetekenend.
Homo sapiens, de mens als soort, bezit het instinkt om elke poging ergens ter wereld het geluk te bestendigen, de grond in te boren. Hij heeft een brein ontwikkeld, dat tot ongelooflijke prestaties in staat is. Hij scherpt zijn vernuft soms wel om het leven te beschermen, maar hij heeft het vernuft sinds zijn vroegste dagen vaker toegespitst op het geweld. De eerste wapenen zal hij misschien vervaardigd hebben om zich te verdedigen tegen roofdieren. De stap die de natuur maakte van dier naar mens heeft immers een wezen opgeleverd, dat biologisch tot de minst begaafde behoort. Het had daarom zijn brein als kompensatie hard nodig. Het moest zich beschermen en verdedigen met de voortbrengselen van dat brein en het zag daarmee ook kans zich gemakkelijker van voedsel te voorzien. Daardoor is de aarde nu bevolkt door een biologische soort die de planeet onbewoonbaar schijnt te willen maken.
Maar met wapens is de mens ook zijn soortgenoten te lijf gegaan. De mythe van Kaïn en Abel, de eerste moord na de verdrijving uit het paradijs, getuigt van een inzicht in een ontstellende waarheid over de mens. Dat paradijs van onschuld dat vanuit een oerherinnering, een droom wellicht die velen gedroomd hebben, tot ge- | |
| |
loofswaarheid is gekristalliseerd, kunnen we met het eenvoudige leven van de dieren vertalen. En is de kennis van goed en kwaad dan niet het brein? Kennis van het kwaad vooral; vandaar Kaïn en Abel.
Ik wil mij niet verliezen in spekulaties over de zin van oude hebreeuwse mythen. Ik wil vaststellen, dat een harttransplantatie voorlopig nog een wonder van wetenschappelijk vernuft ten goede is, maar dat de beheersing van de elementaire energieën in de kosmos en de klaarblijkelijk bijna volmaakte beheersing van de wetten van de mechanika ons ook wel interessante bijzonderheden over de oppervlakte van de maan hebben verschaft, maar toch voornamelijk waterstofbommen, interkontinentale raketten met atoomkoppen, waarnemingssatellieten. Of, van wat eenvoudiger makelij, napalm en fragmentatiebommen. Het is natuurlijk allemaal in principe niet verschrikkelijker dan de massale mensenoffers aan Quetzalcoatl; of de behoedzaam-langdurige exekutie van misdadigers in de middeleeuwen; of de folteringen door de heilige inquisitie; of de gedragingen van Lages en Aus der Fünten. Maar men mag de schaalvergroting niet over het hoofd zien.
Ons brein is een werkplaats waar middelen uitkomen, en technieken. Dat de mens niet alleen streeft naar voedsel, naar liefde en eenvoudig genot, naar veiligheid, maar onder meer ook naar macht, is nog niet eens alleen de schuld van ons brein. De dierenwereld vertoont overal die drang, het is onze erfenis van miljoenen jaren. Maar in de natuur is streven naar macht funktioneel, ondergeschikt aan het voortbestaan. De homo sapiens heeft zijn begeerte ernaar op de spits kunnen drijven doordat zijn brein hem op ongehoorde middelen bracht om de macht te bereiken. Hij kon haar gaan zoeken om haarzelf. Hij benutte zijn denken om het middel te abstraheren tot iets autonooms.
De ene uitvinding deed hij na de andere en ze verschaften hem een wapenarsenaal dat al in oude tijden als ideaal gold wanneer er zoveel mogelijk anderen in één keer mee gedood konden worden. Van de primitieve bommen uit vroeger eeuwen naar de kernbommen van nu is slechts een stap van perfektionering. De bedoeling is dezelfde.
Wel is die perfektie van ingrijpende betekenis geworden. De macht is er door verdeeld geraakt. Zij koncentreert zich nu bij degenen die het grootste potentieel aan vernietigingskracht beheren. In beperkte oorlogen kunnen allerlei partijen eikaars krachten wel meten, maar wat zij doen wordt in deze decennia steeds meer overschaduwd door het oordeel en de houding van de werkelijke machten:
| |
| |
Amerika, Rusland, China.
Doordat de macht zich via de gigantische verdelgingskracht van het wapenarsenaal in onze dagen zo gekoncentreerd heeft, is haar karakter veranderd. In het verleden konden machtigen het leven van beperkte groepen mensen beheersen. En evenals in de natuur kon zo'n begrensde, kontroleerbare machtsuitoefening funktioneel zijn in de samenleving. Er bestonden wereldrijken, maar ook daarin was de uitoefening van de macht beperkt, niet door terughoudendheid, maar door gebrek aan middelen. Nu die verschaft zijn, is de macht uitgegroeid tot iets wat eertijds alleen aan goden werd toegeschreven. Dat gebeurde omdat de mensheid haar abstraktie van macht om de macht gesanktioneerd wilde zien in het absolute, het eeuwige. De bijbelse apocalyps is overbodig geworden. De mens hoeft niet meer te huiveren voor de ondergang die hem vanuit het bovenaardse te wachten zou staan. Die ondergang is nu gekonditioneerd door het menselijk brein. De tragiek voor de geest is, dat daarmee ook de verwachting van buitenaards heil en verlossing dwars door die gevreesde ondergang heen, zinloos is geworden. Na het geweld dat ons te wachten staat, zullen slechts slopende ziektes komen, een mismaakt nageslacht, degeneratie en een langzaam uitsterven.
Niet alleen is het konkrete van de techniek de vrucht van het menselijk brein, ook abstrakties spruiten er uit voort. De vernietigingsmacht is niet op een direkte wijze in handen gelegd van personen of organisaties. Geen legerleiding, geen geheime dienst, geen president bepaalt uiteindelijk wat er gebeurt. Zij zijn slechts stukken, voortgeschoven door een abstraktie: de politiek. Dat is de wijze waarop macht tegenover macht wordt opgesteld, de gedragslijn die in laatste instantie uitmaakt hoe lang het leven op aarde nog zal voortbestaan. De politiek heeft de rol van de apocalyptische rechter, projektie van het menselijk geweten, overgenomen. In haar geheimste dossiers is de dag van het laatste oordeel vastgelegd. De troost, dat er voor de goeden - en dat zijn altijd ‘wij’ - een hemel en voor de zondaren een hel is weggelegd, is daarmee vervallen verklaard. Maar daar staat het voordeel tegenover, dat de politiek het kollektieve geweten heeft overgenomen en uitgeschakeld. De mensheid kan de verantwoordelijkheid daardoor afschuiven naar dat ondoorgrondelijk stelsel van normen dat de ethiek moet vervangen. De politiek wordt aangedreven door ideeën, theorieën over de wijze van samenleving, zij wordt in demokratisch genoemde landen min of meer van onderen op georganiseerd. Maar zij wordt nooit van onderen op bepaald, behalve in de heftige mo- | |
| |
menten van een revolutie, die een gewelddadig aantasten van de politiek kan zijn ten gunste van de rechtvaardigheid.
De massa vaardigt in het gunstigste geval af en haar vertegenwoordigers nemen hun plaats in het stelsel in, en handelen vervolgens naar de regels die daarbinnen gelden. De invloed van het volk is alleen, dat het kan uitmaken wie deelnemen aan de politiek; op wat er gebeurt heeft het vrijwel geen invloed. De leugenachtigheid van alle verkiezingspropaganda is daar op landelijk niveau een illustratie van.
Politiek abstraheert altijd van individuele naar ongrijpbare algemene belangen, en vandaar naar een wenselijkheid die op theorieën berust. Zo ontstaan de stelsels. Of ze nu fascistisch of marxistisch-leninistisch heten, of het een corporatieve staat is of onbeschaamd egoïstisch kapitalisme, zoiets eenvoudigs als het leven van een individu kan er nooit een rol in spelen.
Politiek is er altijd geweest, maar zij heeft zich tevoren niet op zo'n ingrijpende manier kunnen laten gelden als thans. De ‘rode telefoonlijn’ tussen Moskou en Washington is daar een teken van. Die lijn symboliseert het respekt dat de grootste machten hebben voor elkaars hogepriesterschap bij deze perfide eredienst. Die priesters zijn ook in de veiligste posities zolang zij hun post bekleden. Alleen een gril kan hun het leven ontnemen. Was de moord op Kennedy wel een kwestie van politiek. Zo speelt men het spel niet. In De verre sprong van Laslo Havas wordt een verbijsterend voorval uit de strijd tussen Geallieerden en Japanners in de tweede wereldoorlog vermeld. Toen de kans er was om een van de beruchtste kopstukken uit de Japanse legerleiding te likwideren, besloot men dat het niet de juiste politiek was dit te doen. Verbijsterend wordt het feit dat men het leven van deze beroepsmoordenaar spaarde, pas tegen het licht van Hiroshima en Nagasaki. Het leven van een van degenen die in de tempel meezongen, werd ontzien. De levens van duizenden die de oorlog misschien evenzeer haatten als elke eenvoudige burger, werden weggestreept tegen de strategische belangen. Helder is al in een vroeg stadium van onze westerse beschaving belicht hoe machthebbers mensenlevens minachten: in de Ilias laat de dichter zien hoe een tweestrijd tussen Paris en Menelaos om Helena, de inzet van de oorlog, onmogelijk is, ook door de machinaties van de goden. De mens heeft zich altijd goden voorgesteld, omdat hij een macht boven zich wilde zien die zin gaf aan zijn bestaan en aan de ellende ervan. Goden hebben meestal een absolute macht en zijn vaak wreed, of meedogenloos in een door hen opgelegde recht- | |
| |
vaardigheid. In onze eeuw is de mens er in geslaagd een god te vormen die meer is dan de projektie van psychische processen.
Dat die abstraktie, de politiek, die het al dan niet voortbestaan van het aardse leven in zijn macht heeft gekregen, een mensenverslindende demon is, is misschien voorbereid door het onmenselijke karakter van zoveel goden die er aan voorafgingen.
Er valt, naar het schijnt, niet meer aan te tornen. Wanneer van onderen op uit naam van de menselijkheid een aanval gedaan zou worden om die kolossale macht te breken, dan zou slechts vernietiging het antwoord zijn. Het is een waan te menen, dat het wapenarsenaal van de grote politieke machten alleen als dreiging, als afschrikmiddel dient en nooit gebruikt zal worden. Het menselijk brein is al vele duizenden jaren geperverteerd. Het is door en door verliefd op de glans van zijn eigen maaksel en het zoekt instinktief het orgasme van de ondergang.
In een kritieke tijd zal er daarom geen werkelijke, redelijke rem zijn en zal de onbewuste toenadering tot de eigen vernietigingskracht zich laten gelden. Zoals partners die eikaars hartstocht bevredigen op dat moment redeloos zijn.
‘De Kolos’ van Goya is werkelijkheid geworden. Vluchtende, nietige mensen en een verslindende reus, zo ontzaglijk en zo absoluut aanwezig, zo buiten alle proporties, dat het ondenkbaar is er iets tegen uit te richten. En de vlucht lijkt een zinloos gebaar van wanhoop.
Heeft de sombere apostel het geperverteerde menselijke brein doorzien? Naast dat brein kan zich ook de geest laten gelden. Zij zoekt niet naar middelen, maar is kreatief. In de scheppende kracht en haar voortbrengselen kan de geest het pessimisme over de aard van de mens weerleggen, als zij de kans krijgt.
Het kreatieve valt naar kwantiteit weg bij het bouwsel van de techniek, maar het heeft in beginsel een grotere uitwerking. Het vermogen ervan is, de werkelijkheid te doorzien, uit te beelden, in symbolen te vertalen die vaak een grotere verschrikking tonen dan de realiteit; zoals de kolos van Goya. De verontrusting die daar uit kan voortkomen, kan de mens wakker schudden uit de sluimer waarin de uitoefenaar van de macht hem bedwelmd wil houden. Maar de tijd gaat verder en de sluimer kan te diep worden. De kreatieve kracht moet zijn kansen aangrijpen. Schrijvers zijn altijd en overal tegen de demon in het geweer gekomen. Brecht was er zo een. Hij protesteerde niet alleen, hij wilde de wereld ook veranderen. Hij zag de afzichtelijkste vrucht van deze eeuw zwellen: het Duitse nationaalsocialisme. Hij vluchtte ervoor en kon in ballingschap toneelwerken schrijven
| |
| |
waarin hij vrijheid tegenover dwang stelde, en de menselijke onmenselijkheid aantoonde. Wat heeft Brecht bereikt? Geen betere wereld. Hij heeft zich tenslotte ingekapseld in de vroomheid van zijn geloof, het kommunisme, waarin hij blijkbaar het verdorvene van politieke machtskoncentratie niet heeft onderkend. Of heeft hij, moe geworden, erin berust? Brecht was een van de meest geëngageerde schrijvers van deze eeuw. Levert de vergelijking van de heftigheid van zijn aanvallen met het resultaat dat zij hadden, niet de bittere konklusie op, dat het engagement, het woord als wapen tegen de onmenselijkheid, in onmacht tot zinloosheid is gedoemd?
Om die vraag te kunnen beantwoorden, wil ik me bezighouden met een konkrete en aktuele situatie, die van het land waarvan de naam op ieders lippen is: Vietnam. Daar woedt een oorlog waarin de twee grote machtskoncentraties, die van de kommunistische en van de kapitalistische wereld eikaars krachten schijnen te meten. Over Vietnam heeft bijna iedereen wel een oordeel, hetzij voor hetzij tegen wat Amerika er doet. De meningen lopen uiteen van ‘Johnson moordenaar!’ tot de overtuiging dat de U.S.A. daar in Zuid-Oost Azië de vrijheid en het geluk van de hele wereld verdedigen tegen een opdringend kommunisme.
Er wordt veel geprotesteerd tegen Amerika en weinig ervoor. Dat bewijst, dat degenen die het met Amerika eens zijn, het niet nodig vinden anderen van hun gelijk te overtuigen. Waarschijnlijk omdat zij hun standpunt beschouwen als een fundament van de gevestigde orde. Onder hen die protesteren tegen de oorlog gaan kunstenaars, schrijvers, wetenschapsmensen voorop. Kunnen zij iets uitrichten? Een beroemd geworden voorbeeld van zo'n stellingname tegen Amerika is het essay over de verantwoordelijkheid van intellektuelen van de Amerikaanse linguïst Noam Chomsky (Tirade, juni/juli 1967). Hij stelt er de motiveringen van de buitenlandse politiek van zijn land in aan de kaak als een rookgordijn van leugens. In Nederland werd Chomsky o.a. bestreden door Jacques de Kadt (Tirade, oktober 1967). Ik ga niet polemiseren met De Kadt. Ik wil alleen één zin uit zijn betoog tegen Chomsky lichten, omdat die ene zin het verwijt tegen dit engagement in een notedop weergeeft: ‘Maar (Chomsky) maakt er een principiële kwestie van, een morele kwestie, zoals zijn hele betoog eigenlijk niets anders is dan een moraal-preek, en nergens een onderzoek naar de juiste politiek.’
Wat is de juiste politiek? In 1954 werd te Genève een akkoord gesloten door de grote mogendheden, waarbij Vietnam langs de 17e breedtegraad verdeeld werd
| |
| |
in twee invloedsferen: een noordelijke, kommunistische helft en een zuidelijk, door Amerika gekontroleerd gedeelte. Sindsdien is het bestaan van de zuidelijke staat voortdurend bedreigd door een bevrijdingsfront, dat steeds openlijker gesteund werd vanuit Noord-Vietnam. Wie in het machtsevenwicht van de politiek wil geloven, kan daarin dus gemakkelijk een schending aanwijzen van de akkoorden van Genève en de ‘juiste politiek’ zal dan wel zijn, dat Amerika zijn invloedsfeer handhaaft en de Vietcong en de Noord-Vietnamezen bestrijdt. Bombardementen zijn dan onvermijdelijk. De Kadt doet ze af als een kwestie van oorlogstechniek. Hij is ook niet tegen het gebruik van atoomwapenen, al heeft hij het dan over die tegen Japan. Maar omdat hij beweert, dat die bommen eigenlijk ook tegen Duitsland gebruikt hadden moeten worden, neem ik aan, dat hij er geen bezwaar tegen heeft als ik vermoed dat hij het wel nuttig zou vinden ze tegen de kommunisten in te zetten, in Vietnam, of in China, of ergens anders. Moet een schrijver die zich met het probleem-Vietnam wil engageren, deze ‘juiste politiek’ gaan onderzoeken, om tot een oordeel te kunnen komen?
Er is in de politiek geen waarheid. Wie er naar zoekt en onbevooroordeeld wil blijven, zal zich steeds weer gedwongen voelen nuanceringen aan te brengen. De kontoeren van de waarheid in de politiek zijn grijs tegen een grijze achtergrond. En daarin is het demonische te herkennen. Voor wie eenvoudig denkt, zijn de lijnen zwart-wit, van een afstand gezien. Men kan zich zeker wanen van een oordeel, dat daar een keus uit doet. De zaken staan helder afgetekend. De kritische geest die dieper wil graven en op het grijs stuit, zal ook voldaan zijn, omdat de ingewikkeldheid van het probleem, de mogelijkheid nuanceringen aan te brengen, zijn intelligentie bevredigt. Hij voelt zich superieur omdat de waarheid niet eenvoudig blijkt en omdat zij haar komplekse struktuur voor hem heeft blootgelegd. Beide soorten beschouwers worden bedrogen en laten zich bedriegen. Zij beseffen niet, dat de waarheid er niet is, maar dat de demon, de politiek, zich manifesteert.
Beweegredenen en motieven doen er in een oorlog als de Vietnamese niet toe, wanneer het demonische van de politiek zich laat gelden. Ze vervagen. Het gaat voor alles om de uitoefening van de macht. Is er van dit stadium een weg terug? Het lijkt erop, dat erna alleen het orgasme van de vernietiging kan komen en dat onderwerping en berusting het enige alternatief zijn voor wie lijfsbehoud zoekt. Zo denken degenen voor wie Amerika's gelijk in de Vietnamese oorlog een uitgemaakte zaak is, er misschien over.
| |
| |
Maar in Vietnam wonen mensen. In de tweede wereldoorlog vormden revolutionairen onder hen een verzetsbeweging, die Vietminh, die eerst de Japanners bestreed en in 1945 keizer Bao Dai afzette om de Demokratische Republiek Vietnam te kunnen uitroepen. Die verdedigden zij daarna tegen de Franse koloniale overheersers. Na een uitputtende oorlog wisten zij de Fransen bij Dien Bien Phoe de genadeslag toe te brengen. De strijd van de Vietminh was een anti-koloniale bevrijdingsoorlog, zoals ze na de tweede wereldoorlog overal in Azië en Afrika werden en worden gevoerd: Indonesië, India, Kongo, Algerië, Angola. De geschiedenis zal de leiders van die bevrijdingsbewegingen als belangrijke revolutionairen een plaats geven. Maar in Vietnam bemoeiden de grote mogendheden zich met de afloop van de likwidatie van het Franse gezag, omdat de leider van de Vietminh Ho Tsji Minh was, die in 1953 de kommunistische partij voor Indo-China had opgericht. Hier kwam het machtsevenwicht in het geding en mocht de zaak niet tussen Vietnamezen en Fransen beslist worden. Daarom werd de Vietnamese kwestie in 1954 door de internationale politiek opgelost.
Zuid-Vietnam was een kunstmatige staat en het is dat altijd gebleven. In Saigon heeft nooit een behoorlijke regering gezeteld. Het korrupte bewind van Diem eindigde in 1963 met de moord op die president, nadat Kennedy besloten had, dat Amerika zich niet langer kon kompromitteren door deze figuur te steunen. Maar het is zich blijven kompromitteren met wat er na Diem in Saigon aan de macht kwam. De schertsverkiezingen van vorig jaar hebben duidelijk genoeg laten zien, dat het er om gaat een bewind te krijgen dat onvoorwaardelijk Amerika steunt; niet een bewind dat belangrijk is voor het Vietnamese volk. De leus van de Amerikanen, dat zij de vrijheid en de demokratie in Vietnam beschermen is een even holle leugen als (om een voorbeeld te kiezen van de andere zijde van het machtsevenwicht) de drogredenen waarmee de Russische overheid de stuitende schrijversprocessen wil goedpraten.
Ik wil de zaken niet eenvoudiger voorstellen dan ze zijn. Ook de Vietcong past terreur toe op tegenstanders onder het Vietnamese volk en die terreur is op geen enkele wijze te verdedigen. Toch laten de gebeurtenissen in Zuid-Vietnam zien, dat een zeer groot gedeelte van de bevolking zich met de strijd tegen de Amerikanen heeft geïdentificeerd. En voorzover de Vietnamezen zich niet bij de Vietcong aansluiten, steunen ze haar door lijdelijk toe te zien.
Er is maar één manier om een waarheid over Vietnam te ontdekken: een moreel oordeel. Dat betekent hier: inzien dat Amerika een klein land teistert ter wille
| |
| |
van zijn eigen macht; dat het in Noord en Zuid oogsten verwoest met napalm, vruchtbare aarde in woestenij verandert, honger zaait, mensen uit dorpen en boerderijen verjaagt. In het Noorden niet alleen militaire doelen, maar ook steden en dorpen bombardeert. De fragmentatiebom is een van de onthullendste bewijzen van Amerika's ware bedoelingen. Het is een duivels wapen, dat alleen in eenvoudige dorpen een slachting onder de bevolking kan aanrichten. Zeker, Amerika bouwt scholen! Om de kinderen, als hun ouders dood zijn, het Amerikaanse evangelie en het Amerikaanse alfabet te leren?
In een artikel in Encounter, orgaan van de C.I.A., noemde een Alastair Buchan in het nummer van januari 1968 deze oorlog the greatest tragedy that has befallen the United States since the Civil War. Ligt het niet meer voor de hand te denken aan de tragedie van het Vietnamese volk? Het probeert nog steeds de onafhankelijke natie die het in 1945 uitriep, te verwezenlijken, maar het heeft door de identiteit van zijn nationale leider een van de twee machtigste landen ter wereld als direkte vijand tegenover zich gekregen. Het is verwonderlijk met hoeveel volharding het die vijand bestrijdt.
Wat de Vietnamezen willen, is niet de kultus van de politieke macht. Zij willen leven in hun land. Hun strijd is een ketterij die de eredienst aantast. Daarom engageren zoveel schrijvers die respekt voor de menselijkheid hebben en de ‘juiste politiek’ van De Kadt en zijn soortgenoten verachten, zich tegen het optreden van de Verenigde Staten; tegen hen die devoot de verdorven demon vereren die de wereldheerschappij wil verwerven. Tegen het Beest uit de Apocalyps. Dat visionaire boek van Johannes lijkt op een huiveringwekkende wijze in een van zijn aspekten gelijk te krijgen: het Beest maakt zijn volgelingen tot ingewijden met een teken op het voorhoofd. De politiek als totale abstrakte macht, wordt ook meer en meer tot een specialisme verklaard. In de neerbuigende wijze waarop de politicus De Kadt de linguïst, de dilettant, Chomsky terecht wijst, ziet men zich die houding afspiegelen.
Ik heb op politiek de verontruste visie van een dilettant gegeven. Ik heb dat gedaan om een anti-these te stellen tegenover deze machtsverering.
Vietnam staat niet opzichzelf. Amerika voert er verblind een onmenselijke oorlog, die onmenselijkheid uitlokt. Maar staat het niet aan de vooravond van wat werkelijk zijn grootste tragedie zal worden? Zoals de straffen die de Russische schrijvers moeten ondergaan op de Russische maatschappij bijtend moeten in- | |
| |
werken, zo zal Amerika op eigen kontinent eens de vruchten moeten plukken van wat de C.I.A. in Zuid- en Midden-Amerika zaait. De dood van Che Guevara zal misschien nog grote symbolische waarde krijgen, als de verpauperde massa's in Latijns-Amerika voor hun rechtvaardige zaak in beweging komen en dan stellig de U.S.A. tegenover zich zullen vinden. Staat Amerika binnenlands bovendien niet een burgeroorlog te wachten tussen rijk en arm, wat meestal blank en niet-blank betekent? Vele jaren van diskriminatie zullen zich wreken. De vredelievende Martin Luther King verliest zijn invloed en de harde lijn van Black Power trekt velen aan. Het tragische van de verschrikkelijke oorlog die kan losbarsten in de negerghetto's is, dat de inzet rechtvaardigheid is.
Niemand weet wat Amerika te wachten staat, maar het zou binnen en buiten zijn grenzen veel respekt verwerven als het de demon niet langer vereerde; als het zijn oorlog in Azië staakte. Respekt van degenen die morele verontrusting van groter waarde vinden dan de juiste politiek.
Het engagement met zulke problemen zal machteloos blijven als het zich tracht te baseren op politieke overwegingen. Het moet kracht putten uit een moreel standpunt. Brecht schreef zijn beste werken vanuit een morele verontwaardiging. Ook zonder zo'n nadrukkelijke aanklacht als die in zijn werk, kan de kreativiteit bijdragen tot een verzet tegen macht en politiek: door de droom van een ideaal bestaan hardop te dromen, zoals Gorter deed in zijn Pan; door de verschrikkingen van een politiek geordende samenleving te laten zien, zoals Kafka het deed. Door altijd en overal alles wat ‘rechts’ en konservatief is, aan te vallen, omdat het behoud van de vastgestelde orde betekent, dat de demon definitief zijn macht kan gaan vestigen. Alleen in een ‘linkse’, open, vooruitstrevende samenleving krijgt de menselijkheid haar kans. Rechts en links hebben hier met politieke partijen en ideologieën niets te maken. Het gezag van een kommunistische partijbureaukratie, zoals in Rusland, is uiterst behoudend, uiterst rechts, en daarom verderfelijk. Het socialisme van iemand als De Kadt is rechts. Het kommunisme op Cuba en dat waarvoor Guevara stierf, is links, omdat het het menselijk recht op geluk erkent.
Schrijvers en intellektuelen en vele anderen die zich aan de linkerzijde opstellen om de demon te lijf te gaan, offeren er soms hun leven en hun vrijheid voor op: Regis Debray, Guevara; maar ook de rij slachtoffers van het Russische kommunisme: Isaac Babel, Daniel en Sinjafski, Ginsburg en Galaskof.
| |
| |
Literatuur staat in de werkelijkheid. Wellicht schuilt daarin de diepste oorzaak van de sterke aantrekkingskracht die zij heeft op wie leest en wie schrijft. Deelnemen aan de literatuur is deelnemen aan de werkelijkheid.
De werkelijkheid is chaotisch, want zij bestaat uit de verscheidenheid van de anderen waarmee ieder te maken heeft. In dat chaotische is de vrijheid mogelijk gemaakt. Om er een weg en steunpunten in te vinden, heeft de mens een persoonlijke orde nodig. Zolang die persoonlijk blijft, dreigt er geen gevaar voor de vrijheid. Aangetast wordt die pas door een van buitenaf opgelegde orde. De mensheid heeft op allerlei manieren naar zo'n persoonlijke orde gezocht en de literatuur is een van de resultaten van dat zoeken. Boekenkast en schrijfmachine fungeren als handgreep op de werkelijkheid. Dat legt aan de literatuur verplichtingen op tegenover de werkelijkheid en het engagement is een van de wijzen waarop die worden nagekomen.
Toch duidt deelnemen aan de werkelijkheid via de literatuur eerder op een tekort dan op een teveel. Een boek, een gedicht, is maar zelden een daad. Het is een stem die tot daden kan opwekken, maar dan nog een stem die slechts op indirekte manier zich hoorbaar kan maken. De afhankelijkheid van de lezer is het wezen van de literatuur en het is haar tekort.
Vandaar de reaktie van de vlucht in de ivoren toren van het l'art pour l'art-principe, waar aan de literatuur autonomie verleend wordt en een schijntoestand wordt geschapen waarin de lezer is uitgeschakeld. Een vlucht in de illusie. Het is beter voor het tekort een kompensatie te zoeken in de kracht van het engagement.
Op allerlei manieren is de relatie tussen literatuur en werkelijkheid ontkend en zo'n bestrijding bevestigt door haar reaktionaire karakter juist hetgeen waar zij tegen gericht is. Al in een vroeg stadium hebben de ideeën over de inspiratie zo'n scheiding trachten aan te brengen. In oude tijden werd de inspiratie vergoddelijkt en op die manier werd de literatuur losgemaakt van haar strong roots among the clay worms (Synge). Over de Muze werd vervolgens op wisselende toon gesproken, van vroom tot vertederd of schamper. En in onze tijd is haar naam geen sleutelwoord meer.
Daar is de kommunikatie voor in de plaats gekomen. Dat houdt een toegeven in aan de ware aard van de literatuur, want kommunikatie veronderstelt de ander en uit de anderen is de werkelijkheid opgebouwd. Maar evenals men zich uit afweer tegen de ware aard van de literatuur te veel is gaan beroemen op de
| |
| |
goddelijke inspiratie, wordt in onze tijd te hoog opgegeven van de kommunikatie. Het dreigt een autonoom begrip te worden. Kommunikatie wordt gezocht ter wille van zichzelf. Dat het, met wat voor middelen ook, een manier is om een ‘boodschap’ over te brengen van A naar B en dat daarom die boodschap belangrijker is dan het middel, raakt meer en meer op de achtergrond. Ook dat toont een tendens om de literatuur los te maken van de werkelijkheid; haar van de werkelijkheid te verlossen omdat de werkelijkheid als benauwend wordt ervaren; en de werkelijkheid van de literatuur te bevrijden om rust en orde te handhaven.
De scheiding tussen literatuur en werkelijkheid was het grootst in het estheticisme van de late Romantiek en het is geen modegril zonder meer, dat het neoestheticisme van de zestiger jaren, dat kommunikatie en liefde belijdt, zich in zijn uiterlijke vormen zeer direkt inspireert op die late Romantiek. All you need is love. Liefde is dan al geen relatie meer van de ene mens tot de andere, maar een abstraktie, waarin de ander tot een schim is vervaagd. ‘Het medium is de boodschap’ en daarmee is de kring gesloten. Daarbinnen is het veilig en de verontrusting wordt buitengesloten. Waar ligt Vietnam? Aan boodschappen komt niets meer door, want liefde is liefde is liefde. De profeten van deze kultus demonstreren liever voor de vrijheid om marihuana te roken dan voor rechtvaardigheid waar ook ter wereld. Deze leer van ‘flowerpower’ en geabstraheerde liefde is dekadentie, al zullen de schimmige predikers als Vinkenoog dat niet inzien. Dekadentie is immers stilstand en daarom rotting. Het revolutionair elan dat de ‘beweging’ zich soms aanmeet, is schijn. De bloemenkinderen ontvluchten de werkelijkheid in een esthetische droom van kleuren en liefde, onbevangener en vrijer weliswaar dan de krampachtige navictoriaanse dromen van het Fin de Siècle. Zij zoeken in de bescherming van hun abstrakties een paradijs voor de onschuldige homo ludens. Dat maakt hen juist weerloos en passief. De demon die de wereld wil beheersen, kan dat wel waarderen. De politie sloeg hard op de provo's in, maar de bloemenkinderen mogen spelen. Zij beletten de orde niet zich vaster en vaster te vestigen. Dat gaat bij hen langs.
En dat gebeurt in een tijd en wereld die schreeuwt om rechtvaardigheid en revolutie.
Berusting en geweldloosheid brengen ons naar ‘1984’. Als wij de volkomen apotheose van de macht willen verhinderen, zijn er revoluties nodig om die
| |
| |
macht van onderen af aan te tasten en uit te hollen. Misschien dat de kolos dan toch nog in elkaar kan zakken. We moeten de profetie over het Beest als een waarschuwing zien en niet weerloos wachten op de vervulling ervan.
Het engagement is in de literatuur een stem die de mensheid oproept naar links te gaan. Hoe luider die stem klinkt, hoe groter de kans is dat niet de macht, maar het leven zich op aarde zal bestendigen.
januari/februari 1968
Naschrift: In Tirade van december 1967 schrijft - alweer - De Kadt; cursivering van mij: ‘De werkelijke progressieve politiek in Nederland, kan alleen maar schade ondervinden van het feit dat de PvdA haar kracht heeft gezocht in pacifistische en communistische declamaties tegen een weerbare en sterke democratische machtsvorming, in plaats van te pogen tot centrum te worden van een grote progressieve volkspartij.’ Vrome woorden en erg onthullend.
|
|