Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenadering (2023)

Informatie terzijde

Titelpagina van CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenadering
Afbeelding van CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenaderingToon afbeelding van titelpagina van CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenadering

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.42 MB)

Scans (6.45 MB)

ebook (11.82 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
tijdschrift / jaarboek
taalkunde/taalbeheersing
taalkunde/Nederlands als tweede taal
taalkunde/taaldidactiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenadering

(2023)– [tijdschrift] CARAN-conferentiebundel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 25]
[p. 25]

Het leren van Papiamentu en Nederlands in historisch en toekomstig perspectief: Van onderzoek naar praktijk
Ria Severing-Halman en Ronald Severing, University of Curaçao

Inleiding

In deze bijdrage staat het meertalig leren van de twee talen Papiaments en Nederlands centraal. Eerst is er kort aandacht voor het leren van het Nederlands met gebruikmaking van het Papiaments in de geschiedenis. Vervolgens wordt beknopt een eigentijds onderzoek aan de orde gesteld naar het leren van beide talen op Curaçao. Op deze wijze wordt er enerzijds geïllustreerd dat Nederlands leren met behulp van de thuistaal, het Papiaments, twee eeuwen terug al toegepast werd. Anderzijds laat de studie zien, dat onderzoeksresultaten van betekenis kunnen zijn voor het huidig leren van Papiaments en Nederlands naast elkaar. Deze bevindingen in combinatie met nieuwe inzichten kunnen toekomstig meertalig leren aandrijven.

1 Het leren van Papiaments en Nederlands in historisch perspectief

Vanaf 1816 vormen de zes Caribische eilanden, in een aaneengesloten periode van dik twee eeuwen, deel van het koninkrijk. Toen de Spanjaarden de ABC-eilanden voor het eerst aandeden (1492), troffen zij de oorspronkelijke bewoners aan, de Caquetio-indianen, met hun eigen inheemse taal het Caquetio. Daarna was het bestuur van de eilanden wisselend in Spaanse (1527-1634), Nederlandse (WIC: 1634-1791; Nederlandse kolonie: 1791-1800; 1803-1807; 1816) en Engelse (1800-1803; 1807-1816) handen. Door de geschikte natuurlijke haven werd Curaçao een belangrijke Caribische havenstad. Vanwege de functie van handelscentrum en door wisselende Europese besturen, werden er diverse talen gesproken in Willemstad. Er was sprake was een meertalige havenstad. Na het tweede Engelse tussenbestuur (1816), werd de katholieke missie vanuit Nederland formeel actief, ook in het onderwijs, en dan vooral voor de minderbedeelden; voor de meerderheid dus. Voor het openbaar onderwijs werd er een landsonderwijzer aangesteld die het onderwijs van het Nederlands zou bevorderen. In een boek over de eilanden, dat deze onderwijzer vlak na aankomst uitgaf (NN, 1819), verweet hij de Nederlandse inwoners dat zij hun eigen taal verwaarloosden. Ze spraken ‘Creoolsch’ of ‘Papiament’.Ga naar voetnoot4

[pagina 26]
[p. 26]

Voor de katholieke missie op de eilanden arriveerde de priester Martinus Niewindt, die in 1826 een eerste catechismus in het Papiaments in druk uitgaf.Ga naar voetnoot5 Er verschenen nog meer gedrukte religieuze werken en ook werd er in de eerste helft van de negentiende eeuw didactisch materiaal vervaardigd. De gedrukte kerkboeken en leerboeken in het Papiaments waren bedoeld voor de gelovigen, voor vrijgekomen kinderen en ook voor volwassenen. De kinderen van de totslaafgemaakten zelf, kregen geen toestemming om massaal mee te doen, ook niet met de zondagschool. Wie goed kon leren, mocht daarna ook onderwijs Nederlands krijgen, lezen we in het dagboek van Putman (Rutgers et al., 2016; Severing, 2016).

Nederlandse spraakkunst leren via het Papiaments in de negentiende eeuw op Curaçao

Opvallend is, dat bij de gevolgde benadering, de lokale taal, het Papiaments, werd ingezet om Nederlands te leren. Dit is te beschouwen als het leren van Nederlands als vreemde taal, NVT avant la lettre, dus.

De katholieke priesters wisten al snel een schrijfwijze voor het Papiaments te ontwikkelen. Niewindt (1837) schreef: corticu (‘kort’), catolicanan (‘katholieken’), quico (‘wat’), terwijl Putman (1850) kortikoe, katoliekanan en kiko spelde. Het is duidelijk dat de spelling van Niewindt gebaseerd was op de Spaanse schrijfwijze en dat Putman koos voor Nederlandse lettercombinaties. Van eenheid van spelling was nog lang geen sprake. Er kwam ook een woordenboek Papiaments-Nederlands en andersom, met samenspraken, een soort conversaties of dialogen voor de leerders (Frederiks & Putman, 1859).

 

Voor de goede leerders werd er een spraakkunst geschreven (Putman, 1849) met de titel: Proeve eener Hollandsche spraakkunst: ten gebruike der algemeene armenschool, in de gemeente van de H. Rosa, op Curaçao, eerste stukje. Gedrukt te Santa Rosa 1849. In het werkje van 48 pagina's, worden in 18 lessen alle tien de woordsoorten van het Nederlands aan de orde gesteld. Er worden telkens oefeningen aangeboden. In lessen 6 en 7 worden zelfs de vier naamvallen besproken. Deze leerwijze, de grammatica-vertaalbenadering, was gebaseerd op het onderwijs in de klassieke talen, Latijn en

[pagina 27]
[p. 27]

Grieks. Mondelinge vaardigheden kwamen niet expliciet aan bod. Er werd vaak uit het hoofd geleerd vanuit tweetalige woordenlijsten en de lessen waren gericht op het vertalen naar de doeltaal. Daarbij had de taalstructuur alle aandacht. Het communicatieve en functionele was wel enigszins terug te vinden in de conversaties, de samenspraken (Kalsbeek, 2015; Wilhelm, 2005; Bossers, et al. 2017).



illustratie



illustratie
Figuur 1 Gebruik van het Papiaments om Nederlands te leren 1849; spraakkunst van J.J. Putman


Bijzonder is dat in deze eerste grammatica de auteur het Papiaments gebruikt om de grammatica van het Nederlands aan te lerenGa naar voetnoot6. Daarbij begint hij bij de eerste les met termen in het Nederlands als: letters, zelfklinkers en medeklinkers.

[pagina 28]
[p. 28]

Figuur 2 Nederlandse spraakkunst leren via het Papiaments op Curaçao in de negentiende eeuw. Een lesfragment (p. 1) met vertaling in het Nederlands

Papiaments Nederlands
Kwantu letters tin? Hoeveel letters zijn er?
Bientie seis. Zesentwintig.
 
Koom noos ta parti ees letters? Hoe delen we deze letters in?
Na zelfklinkers i na medeklinkers. In zelfklinkers en medeklinkers.
 
Kwantoe zelfklinkers tien? Hoeveel zelfklinkers zijn er?
Sienku ees ta: a, e, i, o, u Vijf, te weten: a, e, i, o, u.
 
Pakiko noos ta jama nan zelfklinkers? Waarom noemen we die zelfklinkers?
Pasoba noos poor papia nan, sien joedansza di oter letters. Omdat we die kunnen uitspreken zonder de hulp van andere letters.
 
Pakiko noos ta jama toer oter letters medeklinkers? Waarom noemen we alle andere letters medeklinkers?
 
Pasoba noos no poor papia nan, sien joedanza di oen zelfklinker. Omdat we die niet kunnen uitspreken zonder de hulp van een zelfklinker

Het is te zien dat de Nederlandstalige termen die de leerlingen moesten leren, aangeboden werden in de Papiamentstalige leertekst. Opvallend is dat de onderwijsstijl er een is van vraag en antwoord.

Spaans leren via Papiaments en vice versa 1876

Ook om bijvoorbeeld Spaans te leren werd het Papiaments ingezet zoals in dit leerboek uit 1876 getiteld: Guia Para Los Españoles Hablar Papiamento Y Viceversa, Para Que Los de Curazao Puedan Hablar Español (Handleiding voor de Spaanssprekenden om Papiaments te spreken en vice versa, Voor de Curaçaoënaars om Spaans te kunnen spreken) (N.N., 1876). Ook dit leerboek bestaat uit tweetalige woordenlijsten. Hier betreft het thematisch geordende lijsten Spaans-Papiaments met onderwerpen als getallen, maanden van het jaar en eten. Het is niet verrassend om grammaticale themalijsten tegen te komen: bijwoorden, bijvoegelijke naamwoorden en voorzetsels. De samenspraken of conversaties en dialogen (conversaciones i diálogos) zijn ook in dit werk te vinden. Bij de aanvang hiervan, wordt de leerder in de vorm van waarschuwingen (advertencias) attent gemaakt op de grammaticale verschillen tussen het Spaans en het Papiaments. Bij het vervoegen schuwt de schrijver geen ingewikkelde terminologie (pretérito, copretérito, pretérito imperfecto, pretérito coexistente, pospretérito, antepospretérito enz.).

[pagina 29]
[p. 29]


illustratie



illustratie
Figuur 3 Gebruik van het Papiaments om Spaans te leren en vice versa, 1876


2 Van onderzoek naar praktijk

Het Papiaments hoort bij de creooltalen die het best onderzocht zijn. Bij deze uitspraak moet met name gedacht worden aan taalkundig onderzoek. Empirisch onderzoek naar taalvaardigheid Papiaments en Nederlands op de Benedenwindse eilanden is relatief beperkt. Naast enig afstudeeronderzoek, zijn ook enkele wetenschappelijke publicaties te vinden (Narain, 1995; Severing, 1997; Severing-Halman & Verhoeven, 2001). Onderzoek in de bovenbouw, op basis van verzamelde data, is eveneens schaars (Noor & Severing, 2011; Juliana & Severing, 2012).

Voor deze presentatie worden twee onderzoeken bekeken over meertalig leren van Papiaments en Nederlands. Beide studies betreffen narratieve vaardigheden van leerlingen in het primair onderwijs. Zowel de mondelinge als de schriftelijke vertelvaardigheid van de leerlingen wordt bestudeerd. Vervolgens wordt nagegaan wat de resultaten van deze specifieke studies kunnen betekenen voor de praktijk van het leren van met name het Nederlands.

Bij het eerste onderzoek waren 105 leerlingen op Curaçao betrokken. Bij het tweede 200 kinderen. De leeftijd van de leerlingen lag in beide studies tussen de 5 en 12 jaar.

[pagina 30]
[p. 30]

In beide studies werden alleen leerlingen bij het onderzoek betrokken van wie de moedertaal het Papiaments was. Deze kinderen hadden nauwelijks kennis van een derde taal. Voorts waren het allemaal leerlingen die nooit waren blijven zitten. Dit laatste om een ongestoorde taalontwikkeling na te kunnen gaan.

Bij het eerste onderzoek werd gekeken naar mondelinge narratieve vaardigheden. De publicatie van Severing-Halman en Verhoeven (2001) rapporteert hierover. Bij het tweede onderzoek worden zowel de mondelinge als de schriftelijke vaardigheden onder de loep genomen. De analyses van die data vinden momenteel plaats.

Narratieve vaardigheden van leerlingen in het primair onderwijs Frog Story

Om ervoor te zorgen dat de narratieve producties van de leerlingen vergelijkbaar waren, werd gebruikgemaakt van het bekende beeldverhaal The Frog Story van Mercer Mayer dat door alle kinderen moest worden verteld. Alle gesproken teksten werden vastgelegd d.m.v. een voicerecorder.



illustratie



illustratie
Figuur 4 Omslag Frog Story van Mercer Mayer en een prent


The Frog story is een stripverhaal bestaande uit 24 illustraties. Op de omslag van het boek is de titel van het verhaal te lezen in het Engels. Dit is de enige aanwijzing over het thema van het verhaal. De twee hoofdfiguren uit het verhaal zijn een jongen en een hond.

[pagina 31]
[p. 31]

Zij hebben één gezamenlijk vriendje: een kikker. Als de kikker 's nachts wegloopt, hebben de beide protagonisten één doel: het vinden van de kikker. Zij komen op hun zoektocht echter ook andere dieren tegen die de zoektocht belemmeren.

Frog story als elicitatie-instrument

De taak van het vertellende kind is niet gering. Allereerst moet de leerling de belevenissen van de jongen en de hond die tegelijkertijd plaatsvinden, zodanig weten weer te geven dat de gebeurtenissen een vloeiend samenhangend opeenvolgend linguïstisch geheel vormen. Beurtelings moet worden gerefereerd aan en worden geschakeld tussen de beide protagonisten.

Bij het eerste onderzoek vonden er telkens twee mondelinge afnames plaats. Bij het tweede onderzoek vonden er telkens vier afnames plaats. Twee mondelinge afnames. Eén in het Papiaments en één in het Nederlands en twee schriftelijke afnames in beide talen.

De schriftelijke afnames vonden klassikaal plaats. Bij de mondelinge afnames kwamen de kinderen om de beurt naar een aparte ruimte op school. Daar kregen ze het beeldboekje met het verzoek het goed door te nemen en aan de hand van de plaatjes het verhaaltje voor te bereiden. Er werd pas begonnen met de afname als het kind verklaarde daarvoor klaar te zijn.



illustratie



illustratie
Figuur 5 Twee pagina's uit het boekje van Frog story


Om een zo natuurlijk mogelijke situatie te creëren werd het boekje tijdens de vertelling dichtgelaten. Op zo'n manier werd voorkomen dat het kind de plaatjes zou gaan beschrijven. Dit ging bij alle kinderen goed, behalve bij de kleuters. In beide onderzoeken bleek geen enkele kleuter in staat onder deze conditie het verhaal te vertellen. Noch in het Papiaments, noch in het Nederlands. Daarom werd bij de jongste kinderen het boekje wel opengelaten.

Bij de vertellingen in het Papiaments gingen de kinderen heel enthousiast aan de gang. Ze gebruikten vaak ook de nodige mimiek om hun vertelling kracht bij te zetten.

[pagina 32]
[p. 32]

Bij het verzoek het verhaal in het Nederlands te vertellen, zag je vaak een schrikreactie bij de kinderen. Sommigen vielen in eerste instantie zelfs helemaal stil of gaven direct aan het niet te kunnen. Eén leerling zei in het Papiaments: ‘Mi no por konta e kuenta na hulandes. Yùfrou ta bini bèk ora mi bira grandi? E ora ei sí mi por.’ (‘Ik kan het verhaal niet in het Nederlands vertellen. Komt u terug juf, als ik groot ben? Dan kan ik het wel.’)

Toch probeerden praktisch alle kinderen, na enkele bemoedigende woorden, het verhaaltje te vertellen. Opgemerkt dient wel te worden dat de kleintjes hier veel moeite mee hadden en dat ze regelmatig naar woorden moesten zoeken. Bij het eerste onderzoek losten de kinderen het probleem op door óf een Papiaments woord te gebruiken óf van een Papiaments woord een zogenaamd Nederlands woord te maken. Kenden ze bijvoorbeeld het woordje kikker niet, dan maakten ze er sap van (afgeleid van het Papiamentse woord sapu = kikker) en in het meervoud zeiden ze dan sappen of sapen.

Bij het laatste onderzoek werden in zo'n geval dikwijls naast woorden die afgeleid waren van het Papiaments, ook vaak Engelse woorden gebruikt. Voor veel kinderen was het woordje hert bijvoorbeeld een onbekend woord. Dan gebruikten ze het Engelse ‘deer’. Je zou dus kunnen spreken van code-switching op woordniveau.

Alle 1010 verhalen werden getranscribeerd met behulp van het computerprogramma CHILDES (Child Language Data Exchange System) van MacWhinney (1992; 2020). De verhalen werden voorts geanalyseerd op woord-, zins- en tekstniveau.

 

Aan de hand van enkele voorbeelden wordt nu geïllustreerd hoe enkele resultaten uit het vermelde eerste onderzoek al toepassingen hebben gevonden in de methodes die gemaakt werden voor de dagelijkse lespraktijk van het taalonderwijs. Denk hierbij aan de methodenreeks Trampolin, TrampolineGa naar voetnoot7 (groep 1 en 2), Salto (aanvankelijk lezen voor groep 3) en Fiesta di Idioma (groep 4 tot en met groep 8)Ga naar voetnoot8.

Het woordniveau

Naarmate kinderen ouder worden en de taal beter beheersen, worden naast inhoudswoorden langzamerhand steeds meer functiewoor-

[pagina 33]
[p. 33]

den gebruikt. Hoewel functiewoorden heel frequent voorkomen, worden ze later verworven dan inhoudswoorden, omdat ze moeilijk te concretiseren zijn.

Soms wordt de betekenis van de zin begrepen op grond van syntactische, semantische of pragmatische informatie. Het eindig aantal functiewoorden zal pas, en dat blijkt ook uit de literatuur, rond het twaalfde jaar worden beheerst en correct worden geïnterpreteerd.

De verwerving van conjuncties, voegwoorden, verloopt in etappes. Het allereerst worden temporele en causale conjuncties onderscheiden. Voegwoorden van beperking (zoals ‘behalve’) en voegwoorden van toegeving (zoals ‘ofschoon’) worden als laatste onderscheiden.

Tabel 1 Percentage nevenschikkende voegwoorden in het Nederlands gebruikt door de leerlingen

Kleuters Klas 2 Klas 4 Klas 6
(groep 4) (groep 6) (groep 8)
en (a) 98.77 91.66 79.00 78.99
maar (t) -- 7.90 19.74 18.68
want (r) 1.23 .44 1.26 2.43
Noot. a = aaneenschakelend; t = tegenstellend; r = redengevend

Uit tabel 1 blijkt dat leerlingen uit het onderzoek in het Nederlands het voegwoord ‘en’ het vaakst gebruikten. Duidelijk is te zien dat het gebruik van ‘en’ afneemt naarmate kinderen ouder worden. Het woordje ‘en’ heeft bij kleintjes vaak eerder de functie van discourse marker dan dat het een relatie aangeeft tussen uitingen. In tabel 1 is verder te zien dat bij de kleuters in het Nederlands het tegenstellend nevenschikkende voegwoord ‘maar’ niet voorkwam.

Tabel 2 Percentage nevenschikkende voegwoorden in het Papiaments

Kleuters Klas 2 Klas 4 Klas 6
(groep 4) (groep 6) (groep 8)
i (a) 4.34 14.63 31.00 28.41
anto (a) 90.54 79.92 44.60 57.05
ku (a) -- -- .38 .45
pero (t) 4.51 3.93 21.10 12.78
logá (t) -- 1.52 .95 1.08
ma (t) .61 -- 1.97 .23
Noot. a = aaneenschakelend; t = tegenstellend; r = redengevend
[pagina 34]
[p. 34]

In het Papiaments zijn er meer mogelijkheden wat de aaneenschakeling betreft. De grootste voorkeur bleek te bestaan voor het nevenschikkend voegwoord ‘anto’. Ook in het Papiaments werd er sporadisch door kleuters gebruikgemaakt van tegenstellende conjuncties.

Tabel 3 Gemiddeld aantal gebruikte onderschikkende voegwoorden Papiaments en Nederlands

Klassen/Groepen Papiaments Nederlands
Kleuters 1.33 0.50
Klas 2 (groep4) 1.97 0.70
Klas 4 (groep6) 6.46 3.00
Klas 6 (groep8) 6.21 3.96

Het aantal onderschikkende voegwoorden bleek in beide talen een heel stuk lager te liggen dan het aantal nevenschikkende voegwoorden. Vergelijking van de scores liet verder zien dat het aantal gebruikte onderschikkende voegwoorden in het Papiaments groter was dan in het Nederlands.

Zowel in het Nederlands als in het Papiaments werden de voegwoorden van tijd (toen en als) het meest gebruikt. In het Papiaments werd vooral het voegwoord ora gebruikt. Verder werden in beide talen vooral de voegwoorden van doel en grammatisch verbindende voegwoorden gebruikt. In het Nederlands: om, dat, of. In het Papiaments: pa, si, ku.

Concreet bleek uit de eerste studie dat leerlingen voegwoorden in het Papiaments en het Nederlands in een bepaalde volgorde leren. Dit had tot gevolg dat in leerboeken Papiaments die we mochten schrijven, de voegwoorden in de ontdekte volgorde aangeboden werden en successievelijk werden uitgebreid.

Het zinsniveau

Op het niveau van de zinsbouw werd er gekeken naar de zinslengte. Het gemiddeld aantal uitingen (MLU, Mean Length of Uttererance) werd per kind en per taal berekend. De gemiddelde uitingslengte is een algemeen betrouwbaar geachte maat voor het inschatten van de taalproductie. Uit de literatuur blijkt ook dat de vooruitgang in de taalontwikkeling van het kind een rechtstreekse invloed heeft op de lengte van zijn uitingen. Wie langere zinnen maakt, zal gewoonlijk een taal van grotere ingewikkeldheid produceren dan iemand die in korte zinnen spreekt. Wel moet opgemerkt worden dat de gemiddelde zinslengte wat zegt over het niveau van complexiteit, maar niks zegt over de inwendige bouw van de uiting.

Nagegaan is wat de MLU per vertelling is voor de verschillende leef-tijdsgroepen in de talen Papiaments en Nederlands.

[pagina 35]
[p. 35]

Tabel 4 Groepsgemiddelden MLU en POZ Papiaments en Nederlands

Kleuters Klas 2 Klas 4 Klas 6
(groep 4) (groep 6) (groep 8)
MLU Papiaments 6.38 7.39 8.18 8.44
MLU Nederlands 5.41 7.13 7.75 7.76
POZ Papiaments 3.69 5.48 9.43 10.12
POZ Nederlands 2.28 2.29 7.87 9.52

Duidelijk is de zien dat over de hele linie de gemiddelde uitingslengte in het Papiaments groter is dan in het Nederlands. Leerlingen maken in het Papiaments ook meer ondergeschikte zinnen dan in het Nederlands.

 

In de ontwikkelde methoden is gebruikgemaakt van deze uitkomsten wat betreft leeslesjes en oefeningen die te maken hebben met het formuleren van zinnen en het gebruik van voegwoorden in die zinnen.

Het tekstniveau

Dan het tekstniveau. Kinderen moeten leren dat ieder verhaal een hiërarchische opbouw en bepaalde verhaalkenmerken heeft, zoals bijvoorbeeld een begin en een einde. Ze moeten weten hoe gebeurtenissen, gegevens en verwijzingen aan elkaar gekoppeld moeten worden. Bij het vertellen van een verhaal spelen twee activiteiten een rol: de referentiële activiteit en de discourse activiteit.

Uit het onderzoek is gebleken dat er een relatie bestaat tussen leeftijd en de wijze waarop kinderen verwijsstrategieën hanteren in de twee talen: Papiaments en Nederlands. Jonge kinderen zijn vaak nog niet in staat rekening te houden met de toehoorder.

Kinderen kunnen zich moeilijk inleven in de toehoorder

Zo introduceerden tijdens het onderzoek de kleuters de protagonist, de jongen, zowel in het Nederlands als in het Papiaments vaak met een pronomen. Verschillende kleuters gebruikten de pronomina daarbij op deiktische wijze. Veel kleuters introduceerden de jongen ook met een bepaald lidwoord en een zelfstandig naamwoord.

Bij de genoemde voorbeelden veronderstelden de kinderen dat de informatie waar zij het over hadden, bij de luisteraar al bekend was. Uit het onderzoek is gebleken dat naarmate kinderen ouder worden, ze leren rekening te houden met de kennis van de toehoorder.

Voorbeelden
De jongen zat naar de kikker te kijken. (Welke jongen en welke kikker?)
E tabata sinta wak e sapu. (Hij zat naar de kikker te kijken.) Wie is hij?
Die had een kikker gekregen. (Wie wordt er bedoeld met die?)
[pagina 36]
[p. 36]

In de klassen 4 en 6 kwam het noch in het Papiaments noch in het Nederlands voor dat een van de hoofdfiguren enkel door middel van een pronomen werd geïntroduceerd.

Bij de voortzetting van het verhaal bleken vooral de oudere kinderen in beide talen in toenemende mate pronomina te gebruiken. Toch werd er vooral door de oudsten af en toe doelbewust voortgezet met een nominale vorm daar waar misverstanden voorkomen dienden te worden, waar de protagonist nadruk behoefde of als er met een nieuwe episode in het verhaal begonnen werd. De jongere kinderen hadden hier duidelijk nog moeite mee.

 

Om na te gaan hoe coherent de narratieve monologen waren, hoe kinderen relaties leggen tussen de verschillende gebeurtenissen in het verhaal, werd de tekst tijdens het onderzoek allereerst opgedeeld in inhoudselementen, zogeheten proposities.

Per verhaal werd bekeken welke coherentierelaties er waren. De typen coherentie die voorkwamen, waren: oorzaak-gevolg, oorzaak-doel, probleem-doel, probleem-oplossing, situatie-gevolg en oppositie.

 

Uit het onderzoek bleek dat narratieve producties van kinderen naarmate ze ouder worden, in beide talen meer inhoudselementen en meer coherentierelaties bevatten. Verhalen worden kwalitatief beter en dus gestructureerder naarmate kinderen ouder zijn.

Door het berekenen van correlaties bleek ook dat kinderen die in het Papiaments een goed gestructureerd verhaal vertelden, dit ook deden in het Nederlands. Het omgekeerde was ook het geval. Kinderen van wie de narratieve producties nog niet erg samenhangend waren in het Papiaments, waren ook nog niet in staat een coherent verhaal in het Nederlands te vertellen.

 

Bij het schrijven van de methodes werd ruimschoots aandacht besteed aan het leren schrijven van verhalen en tekstjes. Zo werden er oefeningen opgenomen waarbij de leerlingen zinnen van een verhaal in de juiste volgorde moesten plaatsen, of een beginalinea en een middenstuk moesten schrijven bij een gegeven einde van een tekst, of juist een einde moesten verzinnen bij een verhaal. Ook waren er strips waarbij de kinderen tekstjes moesten schrijven bij de tekeningen die ze zagen.

Hier werd telkens aangegeven hoe de bevindingen uit onderzoek van nut waren bij het ontwikkelen van didactisch materiaal voor het leren bij het schoolvak Papiaments. Waarom alleen voor het Papiaments? Dat is eenvoudig. Voor het Nederlands waren de financiële middelen toentertijd niet voldoende en was ook de tijd niet toereikend om voor het Nederlands lokaal schoolmateriaal te ontwikkelen bij de implementatie van onderwijsvernieuwingen tussen 1998 en 2014.

[pagina 37]
[p. 37]

3 Toekomstig perspectief

Bij het ontwikkelen van een toekomstig perspectief kan ervaring en kennis uit het verleden meegenomen worden. Er is sprake van voortschrijdend inzicht dat kan leiden tot het vermijden van misvattingen, aanhoudende discussies en polarisering rond taalaangelegenheden. Onderdompeling, de zogeheten emersie, ‘Dutch only’, is in de afgelopen eeuw niet de oplossing gebleken. Een evenwichtige eclectische benadering zal oplossingen kunnen bieden. Een benadering waarbij de thuistaal van de meerderheid, het Papiaments, dat ook de algemene voertaal is, gestructureerd wordt ingezet in het onderwijs. Er moet effectief gebruik worden gemaakt van de thuistaal, en de algemeen gebruikte gemeenschapstaal, het Papiaments, bij het leren van andere talen.

Eerder werd betoogd dat Nederlands als Vreemde Taal in het Caribisch Gebied, NVTIC, nieuwe perspectieven kon bieden (Teunissen, et al., 2013). Dit houdt in dat het leren van het Nederlands als vreemde taal met de positie van een instructietaal op school in Caribisch Nederland een bijzondere aanpak verdient. Dit betekent dat op de Benedenwinden het Papiaments kan worden ingezet bij het leren van vreemde talen en op de Bovenwinden het Engels. Het is de moeite waard om de NVTIC-benadering opnieuw te overwegen.

Bij het ontwikkelen van didactisch materiaal zoals methoden en ondersteunend materiaal en additioneel audiovisueel materiaal, is kennisbenutting, ook wel de valorisatie genoemd, vanuit resultaten van onderzoek noodzakelijk. Dit paper kan ten slotte ook beschouwd worden als een pleidooi voor de bevordering van lokaal meertalig taalonderzoek.

4 Tot slot

Enigszins samenvattend kan gesteld worden dat reeds twee eeuwen terug meertalig leren voorkwam, waarbij het Papiaments werd ingezet als ondersteuning voor het leren van het Nederlands. Als voorbeeld is lokaal meertalig onderzoek gepresenteerd, waarvan de resultaten aangewend konden worden in het kader van kennisbenutting en toepassing. Als laatste gaven we het denkbare belang aan, van de geregistreerde lokale ervaringen uit het verleden en ook uitkomsten van lopende en nieuw aan te vangen empirische en andere studies. De voorbeelden waren slechts illustratief. We koesteren de verwachting dat de doelen, leerlijnen, leerboeken en ander didactisch materiaal en voor scholing en nascholing genoemde verworven plaatselijke kennis en ervaring mede het fundament zullen vormen van hernieuwde progressie in het Caribisch-Nederlandse taalonderwijs.

[pagina 38]
[p. 38]

Verwijzingen

Departamento di Enseñansa di Aruba (2018). Catalogus. Een overzicht van leermiddelen, methoden en leesboeken ontwikkeld voor het Arubaanse onderwijs. Aruba: Afdeling Curriculum Ontwikkeling en Proyecto Idioma den Enseñansa.
Frederiks, Bernardus TH. & Jacobus J. Putman, Woordenlijst der in de landstaal van Curaçao meest gebruikelijke woorden met zamenspraken. Met nawoord. Curaçao: Fundashhon pa Planifikashon de Idioma; Bloemendaal: & Stichting Libri Antilliani 2004 [Facsimile-uitgave van 1859, Curaçao, Drukkerij van het Vicariaat].
García, Ofelia (2009). Bilingual education in the 21st century: A global perspective. Malden, MA and Oxford: Blackwell/Wiley.
Juliana, Sharine, Severing, Ronald (2012). Dominio di papiamentu i hulandes den eneñansa sekundario na Kòrsou, In: Nicholas Faraclas, Ronald Severing, Christa Weijer, Elisabeth Echteld (Eds.). Multiplex Cultures and Citizenships, Multiple Perspectives on Language, Literature, Education, and Society in the ABC-Islands and Beyond, Proceedings of the ECICC-conference, Grenada 2011, Volume 1. Curaçao/Puerto Rico: FPI/UNA; 363-382.
Kalsbeek A.V. (2017). Taalonderwijs en didactiek. In: Bossers B. Kuiken F. & Vermeer A. (Red.). Handboek Nederlands als tweede taal in het volwassenenonderwijs. 2de herz. ed. Coutinho B.V
MacWhinney, Brian (1992). The CH1LDESDatabase (2nded.). Dublin, OH: Discovery Systems.
MacWhinney, Brian (2022). The CHILDES-system. American Journal of Speech-Language Pathology 5(1) DOI: 10.1044/1058-0360.0501.05
Niewindt, Martinus Joannes, Prefecto Apostolico di Curaçao (1837). Catecismo Corticu pa uso di catolicanan di Curaçao.
Narain, Goretti (1995). Taaltalent in ontwikkeling. Tilburg: Tilburg University Press (dissertatie).
N.N. (Paddenburgh, Gerrit Gijsbert van) (1819). Beschrijving van het eiland Curaçao en onderhoorige eilanden. Uit onderscheidene stukken, bijdragen en opmerkingen opgemaakt, door een bewoner van dat eiland. Haarlem: Erven François Bohn.
N.N. (1876). Guia Para Los Españoles Hablar Papiamento Y Vice-versa, Para Que Los de Curazao Puedan Hablar Español. Curazao: A. Bethencourt e Hijos, Editores.
Noor, Dayanara & Severing Ronald (2011). Ortografia di papiamentu na skol sekundario. In Nicholas Faraclas, Ronald Severing, Christa Weijer & Elisabeth Echteld (red.), Iguana's newfound voices, Continuity, divergence and convergence in
[pagina 39]
[p. 39]
language, culture, and society on the ABC-Islands, 67-82. Curaçao/Puerto Rico: Fundashon pa Planifikashon di Idioma, FPI, Universiteit van de Nederlandse Antillen, UNA, Universidad de Puerto Rico, Recinto de Río Piedras, UPR, University of the West Indies at Cave Hill UWI.
Otheguy, Ricardo, García, Ofelia & Reid, Wallis (2015). Clarifying translanguaging and deconstructing named languages: A perspective from linguistics. Applied Linguistics Review, 6(3), 281-307.
Peeters, Carola (2018). Catalogus. Een overzicht van leermiddelen, methoden en leesboeken ontwikkeld voor het Arubaanse onderwijs. Aruba: Departamento di Enseñansa di Aruba (2018). Afdeling Curriculum Ontwikkeling en Proyecto Idioma den Enseñansa.
Putman, Jacobus Josephus (1849). Proeve eener Hollandsche spraakkunst: ten gebruike der algemeene armenschool, in de gemeente van de H. Rosa, op Curaçao, eerste stukje. Curaçao: Santa Rosa.
https://archive.org/details/proeveeenerholl00armegoog/page/n4/mode/2up?view=theater
Putman, Jacobus Josephus. (1850). Kamiena di Kroes, koe Historia, Meditasjon i Orasjon Kortiekoe. Curaçao, Santa Rosa.
([Facs.]). Bloemendaal/Curaçao: Stichting Libri Antilliani & Fundashon pa Planifikashon di Idioma.
Severing, Ronald (1997). Geletterdheid en onderwijssucces op Curaçao, Een longitudinaal onderzoek naar verwerving van Papiamentu en Nederlands. Tilburg: Tilburg University Press (dissertatie).
Severing, Ronald (2016). Papiamentu als belangrijke schooltaal. In: Wim Rutgers, Maritza Coomans-Eustatia, Henny Coomans, Elisabeth Echteld, Armando Lampe, Ronald Severing, Christa Weijer (Red.) (2016). Jacobus Putman, Godsdienst, taal en onderwijs op Curaçao in de negentiende eeuw. Fundashon pa Planifikashon di Idioma, FPI, University of Curaçao, UoC. p. 389-420.
Severing, Ronald, Statia, Ini, Weijer, Christa, Leonora, June (2014). Catalogus FPI. Een overzicht van producten en werkzaamheden van de Fundashon pa Planifikashon di Idioma. Curaçao.
https://www.researchgate.net/publication/367338752_Ca
talogus_FPI_Een_overzicht_van_producten_en_werkzaam
heden_van_de_Fundashon_pa_Plani
fikashon_di_Idioma_Curacao/citations
Severing-Halman, Ria & Verhoeven, Ludo (2001). Bilingual narrative development in Papiamento and Dutch. Ludo Verhoeven &
[pagina 40]
[p. 40]
Sven Strömqvist (eds.) Narrative Development in a Multilingual Context. Studies in Bilingualism. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company.
Teunissen, Frans et al. (2013), NVTiC Taalconcept. Nederlands als vreemde taal in het Caribisch onderwijs, SPLIKA/CLU).
Unesco (2009): https://www.unesco.nl/nl/catecismo-corticu-eerste-geschreven-catechismus-in-het-papiaments.
Geraapleegd op 29-03-2023.
Verhoeven, Ludo, en Severing, Ronald (2021). Postcolonial Literacy Development in the Caribbean. Verhoeven & Perfetti.
Wilhelm F. (2005). English in the Netherlands: a history of foreign language teaching 1800-1920: with a bibliography of textbooks (dissertation). Gopher.


illustratie



illustratie

voetnoot4
De onderwijzer voor het openbaar onderwijs, Gerrit van Paddenburgh (1783-1824), kwam in 1816 aan en publiceerde snel daarna een boek over het eiland Curaçao (NN, 1819), waarin hij ook aandacht besteedt aan de taalsituatie, met een fragment over het Papiaments en het Nederlands in de gemeenschap toentertijd.
voetnoot5
De eerste editie van de Papiamentstalige catechismus uit 1826 van apostolische prefect, Mgr. Martinus Joannes Niewindt (1796-1860) is verloren gegaan. Van een volgende uitgave Catecismo Corticu pa uso di catolicanan di Curaçao (Niewindt, 1837) is een exemplaar bewaard gebleven, dat sinds 2009 op het ‘Memory of the World’-Register van Unesco staat, als immaterieel cultureel erfgoed van de gemeenschap. Het werk vertegenwoordigt het ontstaan van het schrijven in het Papiaments en is het oudste nog bestaande gedrukte boek in deze taal.
voetnoot6
In deze specifieke situatie beheerste de Nederlandstalige leraar de moedertaal van de Papiamentstalige leerlingen, waardoor een vertaalbenadering als praktische basis kon dienen voor didactische doeleinden. De huidige term translanguaging zou hier goed passen. Immers bij translanguaging is het de leerder toegestaan om gebruik te maken van zijn eigen taal bij het leren van de tweede of vreemde taal (García, 2009; Otheguy, García, & Reid, 2015).
voetnoot7
Trampoline is de methode Nederlands voor taalontwikkeling, voorbereidend lezen en rekenen voor de kleutergroepen, terwijl Trampolin de overeenkomstige methode is voor het Papiaments.
voetnoot8
Deze totaalmethoden voor het het vak Papiaments die vervaardigd zijn tussen 2001 en 2014, worden op Curaçao en Bonaire gebruikt in het primair onderwijs. De samenwerking tussen auteursgroepen op Curaçao en Aruba hebben equivalente parallelleergangen opgeleverd voor alle drie de Benedenwindse Eilanden (zie voor Curaçao, Severing et al., 2014; voor Aruba, Departamento di Enseñansa di Aruba, 2018).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • over Suriname

  • over Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk

  • over Aruba


datums

  • 9 december 2021

  • 10 december 2021

  • 11 december 2021


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Maria Severing-Halman

  • Ronald Severing

  • beeld van Maria Severing-Halman

  • beeld van Ronald Severing


taalkunde

  • Historische taalkunde

  • Vormen (morfologie)

  • Taalbeheersing