Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenadering (2023)

Informatie terzijde

Titelpagina van CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenadering
Afbeelding van CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenaderingToon afbeelding van titelpagina van CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenadering

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (12.42 MB)

Scans (6.45 MB)

ebook (11.82 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
tijdschrift / jaarboek
taalkunde/taalbeheersing
taalkunde/Nederlands als tweede taal
taalkunde/taaldidactiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

CARAN-conferentiebundel 6. Neerlandistiek in een meertalige Caribische context, met bijzondere aandacht voor vreemdetaalbenadering

(2023)– [tijdschrift] CARAN-conferentiebundel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

Surinaamse fictie als burgerschapsinstrument
Hilde Neus, Anton de Kom Universiteit, Paramaribo

In Suriname is het een veelgehoorde klacht dat waarden en normen in de samenleving sterk devalueren. Deze klacht wordt regelmatig geuit in het huis van het volk, De Nationale Assemblee. Oud-inspecteur van politie Lo Fo Sang ging vorig jaar zelfs zo ver om in een radioprogramma aan te geven dat een aantal politierekruten uit een ‘kumak'oisi’-milieu komt.Ga naar voetnoot21 Ook oud-docent Iwan Fernald stipte het verloederingspunt aan als belangrijk in de verbetering van het onderwijs, en neemt het op in zijn rehabilitatieprogramma.Ga naar voetnoot22 Zowel bij het Ministerie van Onderwijs als enkele maatschappelijke organisaties denken leiders na over de aanpak van de verheffing van ons volk. Zo is in januari 2022 de organisatie WiTruSranan opgericht die een brede discussie over moreel verval wil aanzwengelen.Ga naar voetnoot23

De verloedering heeft gevolgen op allerlei maatschappelijke gebied, en het is dus noodzaak dat er een ommekeer wordt ingezet. De vraag of dat moet gebeuren is beantwoord, maar hoe daar een begin toe kan worden gemaakt, is een andere kwestie die in dit artikel aan de orde komt. En dan vooral middels het onderwijs. Daarvoor is een idee ontwikkeld om na te gaan in hoeverre de eigen Surinaamse fictieve literatuur kan worden ingezet om als bouwsteen te dienen op diverse schooltypen om de neergaande spiraal te vertragen en liefst te stuiten.

 

Om tot een conceptontwikkeling te komen zijn er enkele deelvragen geformuleerd. Gerelateerde zaken zijn:

-Wat beschouwen we in Suriname als wenselijk of onwenselijk gedrag?

-Wat heeft het onderwijs al gedaan en hoe kan het verder op deze materie inspelen?

-Wat zijn de aan te leren competenties voor een goed burgerschap?

-Hoe kunnen we die via fictie aanleren, met welke didactische instrumenten?

[pagina 130]
[p. 130]

Het werk van Astrid H. Roemer is gekozen als startpunt en voorbeeld van een bijdrage van literatuur aan dat burgerschapsonderwijs. Hiervoor zijn diverse argumenten te geven.Ga naar voetnoot24

Het doel van dit artikel is om (middels literatuuronderzoek) tot een beknopt concept te komen van een praktische en werkbare oplossing van de maatschappelijk relevante vraag hoe in Suriname burgerschap via het onderwijs kan worden bevorderd. Het resultaat is een beschrijvende en opiniërende aanzet tot een schoolprogramma, op basis van een (persoonlijke, subjectieve) selectie van uitgangspunten en bruikbare teksten. Dit concept tot een burgerschapscurriculum heeft een diversiteit aan raakvlakken met andere thematieken die binnen het onderwijs actueel zijn, en kan - zeker met interactieve didactische werkvormen - vakoverstijgend werken.

Wat is wenselijk gedrag

De eerste vraag die in dit kader opkomt is: wat beschouwen we in Suriname als wenselijk of onwenselijk gedrag? Omdat de vraag wat goed of fout is, als cultureel bepaald wordt geacht, is die vraag niet eenduidig te beantwoorden. Dit vanwege de vele verschillende volken en aanverwant niet tastbaar erfgoed, die gedurende de ontstaansgeschiedenis van de Surinaamse natie bij elkaar gekomen zijn en door de tijd heen gecreoliseerde veranderingen hebben ondergaan. Elke groep heeft een eigen taal, met betekenisverschillen op woord, zin en verhaalniveau, een eigen godsdienst met aanverwante rituelen, en eigen regels om de gemeenschap in stand te houden. Deze zijn over de jaren heen, mede ook onder politieke invloed, verworden tot een eenheid in verscheidenheid, zoals Jnan Adhin dat verwoordde.Ga naar voetnoot25

Een ‘Salad bowl’ (en geen ‘melting pot), waarin alle bij elkaar gevoegde elementen nog in de basis separaat te onderscheiden zijn.

Het is niet altijd eenvoudig om tot gezamenlijke waarden en normen te komen. We zouden de zaken ook kunnen omdraaien. Zo worden in Nederland door de zogenoemde nieuwkomers (mensen met een niet-Nederlandse achtergrond) bepaalde kernwaarden anders ervaren, wat een aanknopingspunt zou kunnen zijn om Surinaamse waarden te bespreken. Hoe denken we hier over een aantal genoemde zaken? Hoe wijken deze af van de in Suriname bestaande (sub)culturen: zoals gebrek aan gastvrijheid; weinig respect voor ouderen en autoriteiten; minder traditionele man-vrouwpatronen; leven vol-

[pagina 131]
[p. 131]

gens afspraken; familieband minder hecht; te individualistisch; taal-problemen; weinig taboes (seks, homo's & drugs); onbeleefd/te direct en vooroordelen.Ga naar voetnoot26 Hierbij kan in ogenschouw worden genomen dat wat deze onderwerpen betreft, de ideeën veranderen, mede onder invloed van contacten met familieleden in de diaspora, heen en weer over de oceaan.

Er zullen dus gezamenlijk definities moeten worden geformuleerd. Liefst met consensus, binnen een krutu-model.Ga naar voetnoot27 Dit kan tot stand komen middels discussies, of een vragenlijst, die aan zo veel mogelijk maatschappelijke instanties kan worden aangeboden. Deze brede discussie hoeft geen lang proces te zijn als het met voortvarendheid wordt aangepakt. Vanwege de complexiteit van de samenleving en haar verschillende basiswaarden, schuilt het gevaar er wel in dat besluiten op de lange baan worden geschoven, wat een belangrijk probleem is in Suriname. Het voordeel van de keuze voor literatuur als instrument om een schoolprogramma uit te stippelen voor burgerschapsonderwijs is, dat die literatuur al voorhanden is, en vanuit elke gemeenschap delen kunnen worden aangedragen die fragmenten met bijbehorende thematiek kunnen aanleveren.Ga naar voetnoot28

Rol van het onderwijs

Een vaak gestelde vraag, over wie zich bezig behoort te houden met burgerschap (of life skills, op zijn Engels) is dus eigenlijk al beantwoord: elke burger van Suriname. Maar zo werken de zaken meestal niet in de praktijk. Wie zal zich vervolgens mogen uitspreken over waarden en normen? Een traditioneel instituut is de kerk, die in haar heilige boeken voor diverse denominaties gedragsregels en samenlevingsnormen heeft vastgelegd.Ga naar voetnoot29 Er is echter sprake van ontkerkelijking, en verschuivingen in denominaties. Bovendien zijn er in Suriname - weer vanwege de geschiedenis - zo veel verschillende religies dat er als vanzelfsprekend ook daar discussiepunten ontstaan in de mandir, moskee, of over de wintiprotocollen. Het algemene uitgangspunt zal respect moeten zijn, voor elkaars leefwijzen en cultuuruitingen, ook als we die niet altijd begrijpen. Om kennis daarover te verspreiden is literatuur een prima instrument.

[pagina 132]
[p. 132]

Morele aspecten als waarden en normen kunnen het best geïmplementeerd worden van kleins af aan. Vanwege de diversiteit aan culturele achtergronden in de thuissituaties zou het aan te bevelen zijn een leerlijn daartoe in te vlechten in de onderwijsprogramma's, als een vorm van burgerschapscursus. In vele landen zijn dergelijke cursussen al ingevoerd, als apart segment van het curriculum, of als geïntegreerde vakoverschrijdende onderdelen van het onderwijsprogramma.

 

Om de beginsituatie wat deze materie betreft in Suriname te kunnen evalueren, kijken we naar hoe er binnen ons onderwijs is nagedacht over burgerschap. Het Basic Life Skills programma is uitgezet om leerlingen beter toe te rusten voor het goed functioneren als volwassene binnen de samenleving. Dit programma is echter niet systematisch doorgevoerd. Aanvankelijk is er een BLS-programma opgezet door de afdeling Curriculum binnen het ministerie van Onderwijs, dat heb ik via verschillende kanalen opgevraagd, maar heb het helaas niet in kunnen zien. Op een vervolgvraag heb ik wel enkele documenten gemaild gekregen, die in het laatste decennium zijn uitgevoerd. Muriel Shields was bij de afdeling Curriculumontwikkeling bezig met het programma en zij is vanuit Suriname als adviseur opgenomen in het programma van het Caribisch curriculum, uitgewerkt met de ondersteuning van Unicef op Barbados.Ga naar voetnoot30 Als de bronnenlijst van dat programma in acht wordt genomen, blijkt dat de inzichten vanuit Nieuw-Zeeland als voorbeeld hebben gediend en hun lijst van nationale standaarden is gehanteerd voor een programma in onze regio. De belangrijkste aspecten hierin zijn:

1.Goed burgerschap; dit is respect tonen voor nationale regels en bijdragen aan de samenleving. Ook de idealen van de Caricom worden meegenomen.
2.Integriteit - moraal en ethiek tonen in je leven.
3.Professionalisme - het tonen van competenties en een adequate werkhouding.
4.Diversiteit en Multiculturalisme - het respecteren en waarderen van de verschillen in mensen en hun wijze van leven.
5.Innovatief zijn - nieuwe en creatieve manieren bedenken en toepassen om de problemen, nationaal en internationaal, het hoofd te kunnen bieden.
6.Uitmuntendheid - een hoge uitkomst beogen in de werking van het leren.
[pagina 133]
[p. 133]

Deze punten zijn opgenomen in een document dat als basis dient voor de Basic Life Skills in de Caricomlanden. En gelden dus ook voor Suriname.

Competenties voor beter burgerschap

Sociale vaardigheden hebben betrekking op het kunnen omgaan met anderen en het kunnen functioneren binnen een groep. Deze vaardigheden hangen samen met zelfredzaamheid: het vermogen om je zonder hulp van anderen staande te houden, zodat je in de praktijk dan meer zelfvertrouwen hebt, beter om kunt gaan met emoties en deze ook kunt uiten. Samenwerking gaat beter door in gesprek te gaan met elkaar, en dialoog is binnen de socio-constructivistische benadering een aspect van de naaste ontwikkeling.Ga naar voetnoot31 Dit betekent dat de stappen in het leerproces op elkaar aan moeten sluiten.

Er zijn uitgewerkte plannen ontwikkeld in 2017, waarin evaluatie-instrumenten zijn opgenomen om te beoordelen wat het programma heeft opgeleverd. Hiervan is een verslag gemaakt, maar daarna is er van verdere verbeteringen of implementaties niets meer vernomen. In 2017 heeft de unit BLS een presentatie gegeven aan de minister van Onderwijs waarbij de voordelen en meerwaarde van een BLS-programma werd uiteengezet.Ga naar voetnoot32 Het HFLE Curriculum Raamwerk (Health and Family Life Educatie) is gestoeld op vier ontwikkelingsgebieden:

1.Zelfbewustzijn en interpersoonlijke relaties;
2.Seksualiteit en verantwoordelijk seksueel gedrag;
3.Verantwoord milieubeheer en behoud;
4.Verantwoorde voeding en fysieke gezondheid.

Onderwijsminister Robert Peneux is akkoord gegaan met de uitvoering van het programma op zeven scholen, geïmplementeerd in het curriculum voor een lesuur per week. Op de scholen is een situatieschets gemaakt waaruit behoefte aan technische ondersteuning bleek, zoals vuilophaal, of geld bij muurschilderingen. Ook klaagden leerkrachten over ouderparticipatie, en de omgang met kinderen met gedragsproblemen. Door zowel te kijken naar het Nationaal Curriculum Raamwerk, als de ‘HFLE guidelines van het Unicef’, als door overleg te plegen over de behoeften van de geselecteerde scholen is de afdeling BLS tot een programma gekomen om sociale en emotionele vaardigheden in het onderwijs te stimuleren. Uit de scholen werden enkele leerkrachten gekozen en speciaal getraind in emotionele intelligentie, klassenmanagement, gesprekstechnieken en doorverwijsmogelijkheden voor kinderen met gedrags- of leerproblemen. Van de zeven scholen zijn vier projecten als positief beoordeeld. Drie

[pagina 134]
[p. 134]

scholen hebben het programma, om diverse redenen, afgebroken. Succes was volgens de evaluatie vooral sterk gerelateerd aan de medewerking van de school.

 

In de algemene conclusies is de selectie van de leerkrachten besproken, de financiële middelen, ouderparticipatie en doorverwijsmogelijkheden van kinderen met problemen. Als enkele belangrijke positieve resultaten werden genoemd: leerlingen komen meer voor zichzelf op, ze corrigeren elkaar in de klas, de onderlinge samenwerking is beter en ze tonen meer begrip voor elkaar.

Als ik zelf naar het programma kijk en het verslag meeneem, ben ik van mening dat een aantal zaken geen thema's zijn voor BSL, maar daar wel een uitwerking of resultaat van zouden kunnen zijn, zoals financiën, ouderparticipatie of doorverwijzing. Genoemd zijn verschillende algemene, ernstige problemen binnen het Surinaamse onderwijs, die voornamelijk een gevolg zijn van onvoldoende materiële ondersteuning vanuit de overheid. Een BSL-programma zou vooral gericht moeten zijn op de zaken die wel goed hebben uitgepakt, zoals gedragsverandering van de leerlingen.

Aan te leren competenties

Burgerschap kan, opklimmend naar niveau, een sociaal karakter hebben, een cultureel, economisch of politiek. Afgaande op de opvoedingsdoelen binnen het schoolbeleid, per niveau, kan een burgerschapstype worden benadrukt. Hierbij moet onze diversiteit steeds in acht worden genomen en moet worden opgepast dat het geen marktmodel wordt: wie is de ideale burger,’ en hoort deze wel of niet bij een gedroomde samenleving? We zagen bijvoorbeeld de afgelopen paar jaar een ontgrenzing plaatsvinden in verband met de coronapandemie. De ziekte draagt geen paspoort bij zich en laat zich niet tegenhouden door een rivier of oceaan. Met de olievondsten voor de kust van Zuid-Amerika en de nieuwe zoektocht naar alternatieve energiebronnen vervagen de grenzen met Frans en Brits-Guyana. Taal kan de toegang tot kennisbronnen beperken, zoals op de Caribische eilanden waar een eigen literatuur in het Papiaments is, maar die in omvang nog beperkt is.Ga naar voetnoot33 Deze factoren behoren geen begrenzing te zijn voor de waardering van het eigene.

Burgerschapsonderwijs zal het gehele onderwijs moeten beslaan, en heeft vele vormingsgebieden. Altijd is daar het onderdeel van de taal. Daarom is het belang van verhalen zo groot. Eigen verhalen kunnen een reflectie geven op het eigen handelen, het eigen lexicon en op eigen spreekwijzen. Met invloeden van het Surinaams-Nederlands,

[pagina 135]
[p. 135]

het Sranan of andere thuistalen. De kunst is het om dat op een positieve wijze te sturen. Dit kan door het schema Wie Doet Wat Wanneer Met Wie? Middelen Doel Effect te hanteren. Humaniora, de onderzoekspoot waartoe het bestuderen van literatuur behoort, beschikt over een grote bewegingsvrijheid, maar is altijd nog ondergeschikt aan andere domeinen. Deze dienstbaarheid kan worden ingezet om tot vorming van betere burgers te komen.

Het programma van de afdeling Basic Life Skills and Education van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (MINOWC) heeft als uitgangspunt de leerlingen vaardigheden aan te bieden om beter met sociale veranderingen om te kunnen gaan. Als gevolg hiervan wordt van hen verwacht dat ze kritisch denken, probleemoplossende en sociale vaardigheden tonen en creatief denken ontwikkelen. De drie-eenheidbenadering die zich richt op de leerling-, leerkracht- en ouderomgeving draagt bij aan het succes van het project.Ga naar voetnoot34

Literatuur als instrument voor beter burgerschap

Een belangrijke vraag is, welk instrument het beste ingezet kan worden om onze leerlingen tot goede burgers te vormen? In ‘Cultivating Humanity’ breekt Martha Nussbaum een lans voor een bijzondere norm voor wereldburgerschap, met aandacht voor de waarde van het menselijk leven en onze onderlinge verbondenheid, maar ook voor het benaderen van de wereld vanuit verschillende gezichtspunten.Ga naar voetnoot35 Zij gaat ervan uit dat daarvoor een ‘narratieve verbeelding’ nodig is. Literatuur speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van deze verbeelding, omdat lezen kan worden gezien als een essentiële voorbereiding op morele interactie. Volgens Berteke Waaldijk kan middels literatuur gelijktijdig worden deelgenomen aan verschillende domeinen. Er kunnen digitale en geografische verbanden worden gelegd, door gemeenschappen die bij elkaar worden gehouden door gedeelde ervaringen (bv. migratie), door liefde voor een zeker medium, door passie voor een bepaalde kunstvorm, door gezamenlijke belangen of gemeenschappelijke politieke overtuigingen. Volgens Waaldijk kan dit leiden tot een gevoel van meerduidigheid, de bereidheid verschillende waarheden tegelijkertijd te erkennen en regelmatig van perspectief te wisselen.Ga naar voetnoot36 Deze inzichten zijn zeker van belang voor een multi-etnische samenleving als Suriname.

[pagina 136]
[p. 136]

Essentieel is, dat we ons realiseren dat lezen slechts in een beperkte mate onderdeel uitmaakt van de cultuur in Suriname. Het is dus nodig om van een bezigheid die vaak als elitair wordt beschouwd, te komen tot een vorm van massacultuur, door aan te sluiten bij een lokale en eigen, herkenbare situatie. Dit belang is al onderkend voor het aanvankelijk lezen, maar zal tevens moeten gelden voor burgerschapsonderwijs. Voor dit vak zijn er reeds bestaande programma's, die als breed uitgewerkt en toepasbaar gelden en waaruit elementen geselecteerd kunnen worden om een raamwerk te ontwerpen. Het wiel hoeft niet opnieuw te worden uitgevonden.Ga naar voetnoot37 Maar wil er een kans van slagen zijn, is een breed gedragen programma noodzakelijk, en dat moet lokaal worden ingevuld. Daarbij moet er acceptatie zijn van het feit dat bepaalde zaken vaak anders gaan dan beoogd, en zelfs binnen één land met diverse culturen er niet altijd een eenduidig antwoord is.

 

Voorbeelden voor opbouwend of afbrekend handelen kunnen we halen - op elk gewenst niveau - uit de Surinaamse literatuur, hetzij kinder-, jeugd- of adolescentenliteratuur. En ook uit allerlei genres; proza, poëzie en toneel. Hiermee slaan we diverse vliegen in een klap: het stimuleren van het lezen van de eigen literatuur, (met alle positieve uitkomsten daarvan voor het lezen in het algemeen - en de aanpandige verbetering van algemene leerprestaties) én het bevorderen van burgerschapsvorming.Ga naar voetnoot38 Kennis over cultuur (middels literatuur) kan bijdragen tot de vorming van betere burgers.

Keuze van teksten

Hier wil ik vervolgens betogen waarom het belangrijk is om binnen burgerschapsonderwijs de stem van de mensen in Suriname te laten horen, dus de eigen literatuur te gebruiken. Binnen culturele uitingen vormt taal een begrenzing, een beperking van de articulatie van diverse wereldbeelden. Taal is de culturele wereldbeleving van een volk, zo ook van het creoolse Afrikaanse wereldbeeld, hier als voorbeeld opgebracht. Zoals Zora Neale Hurston zei: ‘Folklore is het ingekookte sap van het menselijk bestaan.’ Taal is de culturele stem, de intersectie van verbeelding en ritme (zoals bijvoorbeeld in raps.) Passen antikoloniale termen en beelden in de verhalende traditie van Suriname? In hoeverre is de thematiek in de literatuur verschoven, en hebben zaken een andere betekenis gekregen, zoals Michiel van Kempen zich al afvroeg, zeker als de periode van na de Srefidensi

[pagina 137]
[p. 137]

van 1975 in acht wordt genomen? De keuze voor Astrid Roemer als voorbeeld voor burgerschapsonderwijs is voor de hand liggend, vanwege haar grote oeuvre en haar bekendheid. En omdat ze een enorm register aan taal gebruikt, zoals is aangehaald door Michiel van Kempen (1986).Ga naar voetnoot39

 

Roemer debuteerde met de bundel Sasa, mijn actuele zijn in 1970, onder het pseudoniem Zamani, wat ‘verleden’ betekent in het KiS-wahili. De bundel ging over het persoonlijke gevoel van ‘neger zijn’, het zich ‘neger’ voelen, negritude. Van Kempen noemt hier al de stem van de collectiviteit. Met het gezamenlijke sla ik een bruggetje naar Catherine John, die in 2003 schreef over ‘Colonial Legacies, Gender Identity and Black Female Writing in the Diaspora’. Het startpunt voor John was de in 1956 gehouden conferentie in Parijs, waar Senghor en anderen de wetten van de Afrikaanse negercultuur analyseerden. Het duurde nog tot de jaren 80 voordat ook vrouwen een rol gingen spelen, hoewel Zora Neal Hurston al in 1934 een aanzet had gedaan om artistieke representatie en kritische analyse in te zetten bij het bespreken van culturele realiteiten van grote orale gemeenschappen, zich richtend tot een wit publiek en de zwarte elite. In zwarte verhalen zijn personages geen kopieën van eeuwenoude archetypen, maar gemoderniseerde uitdrukkingen van een sociale werkelijkheid. Dat was kunst, altijd sociaal! Hurston verbond de culturele realiteit met haar eigen persoon, en beschreef daarmee vrouwelijke genderrollen in de culturele context, uitgedrukt in seksualiteit en gedrag. De zwarte man wil een score vereffenen, en de vrouw is niet de passieve ander. Dit is een opvallende asymmetrie in de negerkunst, waarmee de heteronormatieve binaire sekseparadigma's worden doorbroken. Femininiteit is een blanke mythe, die binnen de slavernij, de geschiedenis van de zwarte vrouwen in de Nieuwe Wereld niet bestond, onder de exploitatie en de-humaniserende omstandigheden van de slavernij. In Euro-gendered gedrag zien we uitingen van vrouwelijkheid die niet bij de kleur en klasse van zwarte vrouwen passen.Ga naar voetnoot40

Roemer heeft een uitgebreide verzameling literair werk geproduceerd, van poëzie tot toneel, romans, novellen, hoorspelen en essays, waarin originele vrouwentypen zijn geportretteerd. Haar taaluitingen zijn interpretaties van de werkelijkheid. Maar daarbij rijzen ook de vragen: wie leest haar werk? Wie interpreteert haar werk? Is die lezer belezen, is dat een man of een vrouw? In hoeverre heeft de lezer grip op het taalmateriaal. De stijl van Roemer roept zowel be-

[pagina 138]
[p. 138]

wondering als afkeer op. Wordt het onbegrip over haar teksten veroorzaakt door onwetendheid, en komt dat dan voort uit het andere deel van het volk, of de andere sekse? Roemer is bij uitstek een voorbeeld van de ‘écriture feminine’, en dan nog zwart daarbij.

Er is een correlatie tussen de persoonlijke en nationale identiteit, en in Suriname kunnen die identiteiten nader tot elkaar worden gebracht, omdat elke groep zijn eigen verhalen heeft. Dit anders zijn, zien we gereflecteerd in een aantal verhalenbundels uit de jaren 80 en 90, en hierin komen in toenemende mate de ervaringen van diverse Caribische vrouwen terug.Ga naar voetnoot41 Dit betekende de afbouw van de koloniale en patriarchale instituties. De stereotype tegenstellingen tussen de beelden zijn overgegaan naar meer realistische personages, niet meer zozeer de tegenstelling man-vrouw, broeder-zuster. Het gaat dus niet meer om feminisme, een begrip dat te zwaar gerelateerd is aan de witte politieke agenda. Ook binnen de literatuur, zeker die van Astrid Roemer, gaat het steeds meer om womanism, waar de culturele aspecten de hoofdrol gaan spelen.Ga naar voetnoot42

De vraag die hieruit voortkomt is: waar bevinden we ons op het culturele continuüm tussen het Europese en het Afrikaanse-Surinaamse wereldbeeld? De prijs aan Roemer was een politiek correcte zet en een compensatie voor de sobere representatie van vrouwelijke auteurs, maar ook de absentie van zwarte auteurs. Dit gold zowel voor de P.C. Hooftprijs in 2016, als voor de Prijs der Nederlandse Letteren in 2021. De controverse rondom Roemers uitspraken over ex-president Bouterse (medio 2021) maken mijns inziens de literaire waarde van haar werk er niet minder om, en ook zeker niet het belang van haar teksten voor burgerschapsonderwijs.

Drie teksten voor drie niveaus

Als voorbeeld van geschikt werk van Roemer is hier Waarom zou je huilen, mijn lieve, lieve ingezet.Ga naar voetnoot43 Deze tekst stamt uit 1976 en is in 1987 herschreven.Ga naar voetnoot44 Het is het verhaal van een oude lotenverkoper die voor de trekking een onverkocht lot overhoudt, dat het winnende blijkt te zijn. Dit geeft hem de kans om zijn aan filaria-lijdende vrouw goed te laten verzorgen, en zijn familie wat toe te stoppen. Zij vieren bij voorbaat al het overwinningsfeest, en dan blijkt het lot door de ratten opgevreten. We gebruiken de novelle hier voor het voortgezet

[pagina 139]
[p. 139]

onderwijs op juniorenniveau (voj) omdat het een werk betreft in een goed leesbare, voor Surinaamse leerlingen herkenbare stijl geschreven. Maar het belangrijkste argument is de rijkdom aan thema's die uit dit boekje gedestilleerd kunnen worden: liefde, zorg voor ouderen, de feestvreugde van de Creoolse bevolking, de gokcultuur, armoede, ziekte. Gezien de prangende actualiteit van deze zaken, zeker van de wijdverspreide gokcultuur, is zeker nu dit boekje bijzonder geschikt voor het behandelen van diverse burgerschapsthema's binnen het voj.

Voor de diverse schoolniveaus kan gekeken worden naar andere boeken. Zo is bijvoorbeeld ‘Kikkertje en slangetje’ van Marijke van Mil uitermate geschikt voor het kleuteronderwijs. Dit is een oud-Surinaams volksverhaal waarin beschreven wordt dat Kikkertje en Slangetje vriendjes zijn, maar dat gaat in tegen het advies van moeder Kikker, want uiteindelijk zal slang, als hij groot is, haar zoon opeten. Deze laatste smeert echter boterhammetjes voor Slangetje om steeds zijn honger te stillen, zodat de vriendschap hem niet fataal zal worden. Zo kunnen ze vriendjes blijven. Dit platenboek, bestemd om voor te lezen, biedt allerlei aanknopingspunten om met kleuters of jonge kinderen van het gewoon lager onderwijs (glo) te praten over vriendschap, anders zijn, conflicten, en creatieve oplossingen daarvoor.Ga naar voetnoot45

In het voortgezet onderwijs op seniorenniveau (vos-scholen), zoals het Natin of het IMEAO, staat literatuuronderwijs niet op het programma.Ga naar voetnoot46 Toch kan het lezen van literatuur daar ingezet worden om leesvaardigheden, taalgebruik en burgerschap te stimuleren. Voor het afstuderen, gepland in 2022, schrijven drie studenten van de mo-B-Nederlands van het Instituut voor de Opleiding van Leraren hun scriptie over het inzetten van de roman Een jager verdween van Stanley Betterson.Ga naar voetnoot47 Dit boek was de winnende inzending van de tweede Donner/Self Reliance schrijfwedstrijd 2020. De auteur heeft reeds bekendheid verworven met zijn debuutroman: Haar drie werelden.Ga naar voetnoot48 Op Starnieuws staat vermeld: ‘De rode draad van het boek is de zoektocht van de hoofdpersoon Jane naar Cyriel, haar vader. Die verdween op mysterieuze wijze tijdens een jachtpartij in de buurt van het dorpje Tamarin aan de Cotticarivier in het district Marowijne. Jane was toen vier jaar oud. Nadat jaren niets van hem vernomen is, en er ook geen stoffelijk overschot werd gevonden, is hij bij rechterlijke uitspraak doodverklaard. Maar het enigma rondom zijn heengaan was nooit ontrafeld! Jane, een rechtenstudente, besluit met

[pagina 140]
[p. 140]

twee vriendinnen in de vakantie op zoek te gaan naar de ware toedracht van het verdwijnen van haar vader. Er rijzen echter meer vragen dan antwoorden. Op één van haar missies waarvan het spoor leidt naar Saint-Laurent in Frans-Guyana, neemt zij haar moeder mee en belandt zij in handen van drugscriminelen die haar op wrede wijze duidelijk maken dat zij moet stoppen met het wroeten in het verleden. Dit wordt op bloedstollende wijze beschreven door Betterson.’Ga naar voetnoot49

Uit dit boek kunnen onder meer de thema's ontbrekende vader, vrouwenrollen, grensoverschrijdende criminaliteit en de Binnenlandse Oorlog worden geselecteerd. Het moge duidelijk zijn dat er wel degelijk literatuur is voor de jongeren op basis waarvan er intensief gelezen kan worden. Dat er geen werken zouden zijn die in de belevingswereld van Surinaamse adolescenten passen, is een notie die ontkracht kan worden. Het is aan de leerkracht die de mogelijkheden om te integreren, moet willen zien. De drie IOL-studenten hebben deze thema's gekozen uit de roman en kijken welke geschikte didactische werkvormen ze hieraan kunnen koppelen om het boek zo aantrekkelijk mogelijk te presenteren aan de studenten. Ze maken een programma ter interventie, en meten na de lessen of de studenten (afgezet tegen een controlegroep) meer geneigd zijn om het boek te gaan lezen.

 

Uit deze drie voorbeelden voor drie geheel verschillende schoolniveaus, zal duidelijk worden dat het dus zaak is dat er een handvat geboden wordt aan docenten in het onderwijs om teksten te selecteren op thematiek, en deze in te passen in het raamwerk van burgerschapsonderwijs, zodat het juiste onderwerp bij de passende leeftijdsgroep zal worden behandeld.

De manier waarop

Tot slot kunnen we didactische aspecten met betrekking tot burgerschapsonderwijs onder de loep nemen. Welke instrumenten zijn werkbaar voor welke doelgroep, en met welke methodieken denken we de beste resultaten te bereiken? Hierbij zijn de interessegebieden van de leerlingen - op de verschillende niveaus - van belang. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van sociale media.Ga naar voetnoot50 De introductie van Theo Witte om het lezen in niveaus in te delen, is zeer bruikbaar in

[pagina 141]
[p. 141]

Suriname omdat zo studenten kunnen lezen naar hun eigen leesbeleving.Ga naar voetnoot51 Zij schatten hun eigen niveau in, en kunnen dan via opdrachten groeien in hun leeservaring, van verhaalniveau, tot interpreterende en universele lezers.

Dit concept tot een burgerschapscurriculum heeft een diversiteit aan raakvlakken met onderwerpen die binnen het onderwijs actueel zijn en dus domein overschrijdend kunnen werken. Het feit dat de vraag naar een burgerschapsprogramma voor het gehele Surinaamse onderwijs niet eerder is gesteld, er niet eerder onderzoek naar is gedaan en vervolgens een passend concept is uitgewerkt, toont de wetenschappelijke relevantie ervan. Een mooi voorbeeld van geïntegreerd leren is het programma van Learning Circles (Iearn), waarin verwerven - valideren - verwerken - verstrekken van informatie kan geschieden binnen vakspecifieke doelen, en onderdelen bevatten van internetvaardigheden.Ga naar voetnoot52

Naast alle voordelen van het lezen van literatuur kunnen de leerlingen hun taalbeheersing en taalontwikkeling uitbreiden, op syntactisch, semantisch en morfologisch niveau. Voor het werk van Roemer geeft Van Kempen hier mooie voorbeelden van. Daarnaast zijn er in haar werk uitstapjes naar het Surinaams-Nederlands en het Sranan. Al deze aspecten en diversiteiten maken literatuur bij uitstek geschikt om op diverse schoolniveaus fragmenten van teksten te gebruiken in ons onderwijs. Roemer is niet de enige auteur van wie het werk in te zetten is voor burgerschapsonderwijs, er zijn legio mogelijkheden binnen de Surinaamse literatuur.

Voor het bedenken van creatieve en verantwoorde, passende didactische werkvormen kunnen de studenten van de lerarenopleidingen (interfacultatief) worden ingezet. Zij hebben de vaardigheden en ruimte om kleine onderzoekjes uit te voeren, interventies worden gecreëerd en uitkomsten en opbrengsten geïnventariseerd.

Hoe verder?

De kinderen worden via het onderwijs vaardigheden aangeleerd hoe om te gaan met maatschappelijke veranderingen. Hierbij zijn de een- entwintigste-eeuwse competenties van toepassing, namelijk kritisch denken, het ontwikkelen van het probleemoplossend vermogen, sociale vaardigheden en creatief denken. De verloedering van normen en waarden uit zich in Suriname vooral in het onvermogen om samen

[pagina 142]
[p. 142]

te werken, kritiek constructief te uiten of te ontvangen, en transparantie van handelen (beleidsmatig van micro- tot macroniveau, en financieel). Deze competenties zouden bij uitstek middels het onderwijs kunnen worden aangeleerd, van kleins af aan. Om een zo optimaal mogelijke opbrengst te krijgen, is het evident dat ouders, ja de gehele samenleving (middels voorlichting) daarbij betrokken worden.

Het hoeft niet ingewikkeld te zijn. Neem de Surinaamse literatuur, identificeer welke thema's je op welk niveau wilt inzetten om burgerschapsonderwijs in te voeren binnen het curriculum en kies daarbij passende teksten. Er moet tijd worden ingelast om ook op creativiteit in te zetten, en niet slechts op leeropbrengsten. Daarmee kunnen we, in plaats van de nadruk op content en controle te leggen, middels een zekere vrijheid in het onderwijs de samenleving van dienst zijn, en onze leerlingen tot betere burgers vormen.



illustratie
Hilde Neus van de Anton de Kom Universiteit te Paramaribo


voetnoot21
Een kumak'oisi is een gemakshuisje, oftewel een plee buiten het huis. D. Lo Fo Sang deed deze uitspraak in ‘Welingelichte kringen’, ABC radioprogramma van zondag 4 april, 2021.
voetnoot22
Fernald, Iwan, 2020, Het roer moet om. Actieplannen voor beter onderwijs. Ralicon.
voetnoot23
https://www.starnieuws.com/index.php/welcome/index/nieuwsitem/68518
voetnoot24
Vanwege maatschappelijke controverse met betrekking tot Roemers uitspraken over legerleider Bouterse is hier een boek van haar behandeld, naast literatuur van andere auteurs. Zie verder het artikel van Michiel van Kempen in deze bundel.
voetnoot25
Adhin, Jan H. ‘Eenheid in verscheidenheid’ (1957) Culturele Activiteit in Suriname: Beginselen, Feiten, Problemen, Paramaribo, zie dbnl.
voetnoot26
https://participatieverklaring.com/index.php/interculturele-effectiviteit/
voetnoot27
Een krutu is een vergadermodel (bij de Marrons) waarbij het uitgangspunt is om gezamenlijke consensus te bereiken. Het gaat dus niet om een democratische meerderheid van stemmen.
voetnoot28
Voor een brede visie op het belang van literatuur zie: Brillenburg Wuth, Kiene and Ann Rigney (2019) The Life of Texts. An Introduction to Literary Studies. Amsterdam: Amsterdam University Press
voetnoot29
Zie bijvoorbeeld voor een religieuze insteek: Aantjes, R., Bram de Muynck, Janneke de Jong-Slagman (2009) Jeugdliteratuur en burgerschap binnen reformatorische scholen. Dreistar Educatief.
voetnoot30
Zie verschillende documenten op internet, ao. https://caricom.org/documents/11872-life_skills_manual_for_in_and_out_of_school_youth.pdf
voetnoot31
Vigotsky, 1987. https://www.simplypsychology.org/vygotsky.html
voetnoot32
Muskiet, Tatjana. Times: ‘Pilot project implementatie Basic Life Skills komend schooljaar’. Juli 28, 2017.
voetnoot33
Zie het artikel van Kibbelaar, J. (2019). ‘Onderwijs op de ABC-eilanden. Een onmogelijk dilemma?’ Levende Talen Magazine nr. 7, p. 22.
voetnoot34
MinOV, Suriname learning lines/Pogress and Implementation
-Thema's en vaardigheden, Werkdocument
-MinOV-Beip/SLO (2011). Op weg naar een basisonderwijscurriculum.
-Curriculumraamwerk en leerlijnen. In opdracht van MinOV/BEIP
voetnoot35
Nussbaum, M. (1997). Cultivating Humanity. University of Harvard Press.
voetnoot36
Waaldijk, B. (2005). Talen naar cultuur. Burgerschap en letterenstudies. Universiteit van Utrecht, Letteren.
voetnoot37
Franken, Peter, Dolf Hautvast, Jan van Hoeij en Mirjam Stroetinga (2003). Aan de slag met actief burgerschap. Handreiking voor scholen PO en VO. KPC groep /Landelijke Pedagogische centra /SLOA.
Of: Verheul, Ineke Verheul. (z.j.). Kritisch Burgerschap. Onderwijs Bewijs.
voetnoot38
Truijens, A. (2020-28-9) ‘We weten wat moet gebeuren om de leesramp te keren. Nu nog bedenken hoe’. De Volkskrant.
voetnoot39
Kempen, Michiel van. 1986. ‘De beweging is gebleven, maar het zwaartepunt is anders. De poëzie van A.H. Roemer’. Kali, p. 9-14.
voetnoot40
John, C. 2003. Intersectional Collective Legacies and Gendered Identities.
voetnoot41
Zoals Verhalen van Surinaamse schrijvers (1998), Hoor die Tori! (1990), Sirito (1993). (Allen onder redactie van Van Kempen), Waarover we niet moeten praten (2007), Vereniging Ons Suriname.
voetnoot42
Wekker, G. (1986) ‘Sta op en roep haar naam. Zwarte lesbische dichteressen over de liefde’. Lust en Gratie. Jrg. 3, p. 10. Op dbnl.
voetnoot43
Roemer, Astrid (1986) Waarom zou je huilen mij lieve, lieve. Schoorl: Uitgeverij Conserve.
voetnoot44
Zie hierover Van Kempen ‘Een geval van selectief geheugen’ in De geest van Waraku. 1993. Op dbnl.
voetnoot45
Mil, M. van (2001) Kikkertje en slangetje. Amsterdam: Vassaluci
voetnoot46
NATIN: Natuur Technisch Instituut. IMEAO: Instituut voor Middelbaar Economisch en Administratief Onderwijs.
voetnoot47
IOL: Instituut voor de Opleiding van Leraren.
voetnoot48
Betterson, Stanley. (2001). Een jager verdween. Paramaribo: Stichting Don Walther Fonds/Ralicon.
voetnoot49
Starnieuws: https://www.starnieuws.com/index.php/welcome/index/nieuw sitem/67551
voetnoot50
Voor de inzet van media zie: Brussel-De Vriendt, L. van (z.j.) Cultureel burgerschap in een multiculturele samenleving: een (hoofd)rol weggelegd voor populaire media? Thesis Communicatiewetenschappen, Brussel.Of: Zoonen, L. van (2004) Mediacultuur en burgerschap. Een inleiding. Apeldoorn: Het Spinhuis.
voetnoot51
Voor een introductie van de leesniveaus zie: Witte, T. (2006/5) ‘Van Floortje Bloem naar Inni Wintrop. Zes stadia van literaire ontwikkeling’. Levende Talen Magazine p. 8.
Voor de uitwerking: Lezen voor de lijst. https://www.lezenvoordelijst.nl/
voetnoot52
Hofman, B., N. Theunissen, D. Overbeek (z.j.) ‘Learning Circle Suriname Nederland.’ Verslag I-earn reis.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • over Suriname

  • over Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk

  • over Aruba


datums

  • 9 december 2021

  • 10 december 2021

  • 11 december 2021


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Waarom zou je huilen mijn lieve, lieve...

  • over Kikkertje en Slangetje


auteurs

  • Hilde Neus

  • over Astrid Roemer

  • beeld van Hilde Neus