Cupidoos Maegde-Kruyt

WEl wat gants selten of my schort.	3
Het is nog niet lang geleen.	5
Ach soete Izabel.	7
Verheugt u Batavieren.	9
Eylaes wat pijne.	11
Gy wayluy die der de Jacht hoog-agt.	14
Droomen, o droomen, vermakelijk droomen.	16
Hier koom ick dwalen.	18
Meestresse van mijn ziel.	21
Door een nauw-straetje quam ick gereden.	22
Mijn Lief heeft my verlaten.	24

O uytverkooren schoon Goddin.	26
O overschoon Goddinne.	27
Op de verovering van Naerden, Bon, en de Graef.	29,30,31
O groot ellende.	33
Vrolickhertje Venus vreugt.	34
Ach hoe leg ik versmacht.	36
Roem waerde schoon Goddin.	39
Ontsluyt, ontsluyt u venstertje.	41
Is het niet een vreugdig leven.	45
Den tijd hier nu gebiet.	47
Ten is niet wel te wesen in pijn.	48
Dewijl ick heb aertse Goddin.	51
Wat hoor ick hier voor een vise Griek.	52
Eenige snipper Rijmen.	55,56,57,58,59,60,61

'k Sal Venus verlaten.	62
Siet hoe geluckigh is die geen.	64
Helaes! mijn suchten sijn om niet.	66
Wat baert de tong al veel fenijn.	67
Had ick duysent ysre tongen.	68
Swier of Gier Digtjes.	70,71,72,73
Een Grousaem Spoock-gedrocht.	74
Kom, ik no een yder Christen.	76
Soeten Engelin mijn.	80
O Wereldt vol van overdaet.	83
Ach Beminde u vluchten.	90
Onse Willem 't aerdigh Quantje.	92

EYNDE.