Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Duytschen Catoen (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den Duytschen Catoen
Afbeelding van Den Duytschen CatoenToon afbeelding van titelpagina van Den Duytschen Catoen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.54 MB)

XML (0.58 MB)

tekstbestand






Editeur

Fons van Buuren



Genre

poëzie

Subgenre

leerdicht
non-fictie/schoolboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Duytschen Catoen

(1998)–Anoniem Duytschen Catoen, Den–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Naar de Antwerpse druk van Henrick Eckert van Homberch


Vorige Volgende

De Latijnse Dicta Catonis in de Middeleeuwen

Om met Cato te beginnen: gedurende de Middeleeuwen, tot ver in de zestiende eeuw, dacht men veelal dat het ging om de Romeinse politicus en auteur Marcus Porcius Cato, ook wel Cato Censorius genoemd (234-149 voor Christus). Later zijn er verscheidene mogelijkheden geopperd. Tegenwoordig is men het er wel over eens dat het een anoniem schrijver betreft, vermoedelijk uit de derde eeuw na Christus.Ga naar voetnoot2

Deze auteur dan heeft een werk op zijn naam dat gewoonlijk wordt aangeduid als Disticha Catonis, omdat het bestaat uit tweeregelige hexameters. Te prefereren is echter de naam die het ook draagt: Dicta Catonis, ‘Uitspraken van Cato’, niet alleen omdat een distichon eigenlijk de combinatie van een hexameter en een pentameter is, maar ook omdat met het woord dicta op de inhoud wordt gedoeld. (In het vervolg van dit boek worden daarom consequent de woorden dictum en dicta gebruikt, en niet ‘distichon’ en ‘disticha’.) De inhoud van die dicta - gewoonlijk zijn het er 144, verdeeld over vier boeken - komt neer op spreukachtige wijsheden, goede raad en leefregels, waarbij het wordt voorgesteld alsof de auteur zich steeds richt tot zijn zoon. Wijsheden, goede raad, leefregels: Liber de moribus, ‘bouc van zeden’, blijkt een begrijpelijke, passende, benaming.

Een paar voorbeelden (hier in vertaling gegeven) kunnen enigszins verduidelijken om wat voor aanbevelingen het gaat. In Boek I, dictum 7 (I,7) lezen we: ‘Wees toegeeflijk en standvastig, naar gelang de zaak vereist // de wijze verandert in overeenstemming met de omstandigheden zijn manier van doen zonder zich te blameren.’Ga naar voetnoot3 I,18 vermaant: ‘Wanneer je gelukkig bent, wees dan op

[pagina 13]
[p. 13]

je hoede voor tegenslag: // het einde correspondeert niet als vanzelf met het begin.’Ga naar voetnoot4 Of III,15: ‘Zwijg niet over datgene waarvan je weet dat het niet deugt, // opdat je niet, door je mond te houden, de schijn wekt de slechten te willen navolgen.’Ga naar voetnoot5 IV,5 zegt: ‘Wanneer je welgesteld bent, denk er dan aan voor je lichaam te zorgen: // een rijke die ziek is bezit geld, maar hij bezit niet zichzelf.’Ga naar voetnoot6 En IV,21: ‘Welk vak je ook hebt geleerd, beoefen het met ijver: // zoals de inzet [de opleiding] het talent helpt, zo helpt de hand [het doen] het gebruik [de praktijk].’Ga naar voetnoot7

Met deze Dicta Catonis hebben de leerlingen van de Latijnse school meer dan duizend jaar in een zeer vroeg stadium van hun schoolleven kennisgemaakt. Als zij de eerste beginselen van de Latijnse grammatica min of meer onder de knie hadden, begonnen zij met hun Latijnse lectuur en daartoe behoorde allereerst de Cato. Zeker vanaf de achtste eeuw tot in de achttiende eeuw toe, maar vooral in de Middeleeuwen, waren Cato's Dicta, om het zo eens uit te drukken, het begin van alle wijsheid. Dat betekende dat al die toekomstige clerken vanaf ongeveer hun achtste jaar vertrouwd werden gemaakt met wat hun uit deze, mogelijk veelal van buiten geleerde, Dicta werd aangereikt. En die leefregels, die er dus bij de scholieren van jongsaf werden ingepompt, bevatten, zoals uit de gegeven voorbeelden al bleek, wat de Duitse onderzoeker Henkel heeft genoemd ‘Lebenshilfe’, ‘Alltagsethik’.Ga naar voetnoot8 Maar die ethiek voor alle dag, die praktische levenshulp, stamde uit de Laatromeinse oudheid en was niet dictum voor dictum in overeenstemming met wat het christendom leerde.

Zo moest een middeleeuwer toch minstens bij de eerste regel van dictum II,2

[pagina 14]
[p. 14]

in de problemen raken, en de tweede regel was ook niet vrij van moeilijkheden: ‘Probeer niet erachter te komen of er goden zijn en of zij de hemel besturen: // houd je bezig met sterfelijke aangelegenheden, daar je sterfelijk bent.’Ga naar voetnoot9 En daar waar de ethiek voor alle dag niet met het christendom in tegenspraak was, moest zij meer dan eens toch wel als egocentrisch of opportunistisch worden bestempeld, zoals bijvoorbeeld in I,24: ‘Maak spaarzaam gebruik van wat je hebt verworven, opdat niets je ontbreke; // en denk altijd dat je gebrek lijdt, zodat je bewaart wat je hebt.’Ga naar voetnoot10

Anderzijds bevatten de Dicta Catonis ook zeer algemene waarheden, waar iedereen zich zonder problemen in kon vinden. Een advies als in II,22 was, zou je kunnen zeggen, voor alle tijden: ‘Vertrouw een geheim plan toe aan een zwijgzame kameraad, // vertrouw hulp voor je lichaam toe aan een betrouwbare medicus.’Ga naar voetnoot11 En een leerling van de Latijnse school anno 1298 kon zich dictum IV,27 net zo aantrekken als een student of docent van zeven eeuwen later: ‘Houd niet op met leren: wijsheid groeit door inzet, // uitzonderlijk(e) kennis/inzicht komt tot stand door langdurige oefening in de praktijk.’Ga naar voetnoot12

Hoe kan het dat middeleeuwse schoolmeesters hun leerlingen een in wezen zo ‘heidense’ tekst eeuw na eeuw blijven voorzetten? Het ging natuurlijk in eerste instantie wel om het leren van Latijn, maar dat neemt niet weg dat mét dat Latijn ook de in de tekst verwoorde ideeën de schooljongens werden bijgebracht.

In een prachtig en rijk gedocumenteerd artikel, ‘The christianization of “Cato”: the Disticha Catonis in the light of late medieval commentaries’,Ga naar voetnoot13 heeft Richard Hazelton laten zien dat wij voor een juist begrip van het een en ander aangewezen zijn op de inleidingen en de commentaren die we in de middeleeuwse handschriften bij teksten als de Dicta Catonis aantreffen. De leraren voorzagen namelijk de klassieke teksten die zij behandelden van zogenoemde Accessus - ‘inleidingen’ - en van interlineair en marginaal commentaar. Veel middeleeuwse codices waarin Latijnse teksten van auteurs uit de klassieke en christelijke oudheid zijn overgeleverd zien zwart van de commentaar.

In de Accessus komen meestal dezelfde zes vragen aan bod, waaronder deze drie: wat is de stof van het werk (de vraag naar de materia operis), wat is het nut

[pagina 15]
[p. 15]

(de vraag naar de utilitas), en: tot welk onderdeel van de filosofie moet het werk gerekend worden (cui parti philosophiae supponatur)? De interlineaire en marginale commentaren geven gewoonlijk toelichting bij afzonderlijke passages of versregels. De Accessus óp en de commentaren bíj de Dicta Catonis nu laten zien dat het werk als het ware ‘bekeerd’ wordt tot het christendom.Ga naar voetnoot14

Zo krijgen we te horen dat de materia Catonis gevormd wordt door de vier zogenoemde kardinale deugden: wijsheid, rechtvaardigheid, sterkte en matigheid. En de utilitas is ‘dat wij na lezing van het boek door ons inzicht vatten wat de auteur door zijn lering overlevert en dat wij onze geest wegvoeren van de weg en de werken der dwaling, terugkerend naar een eerzaam leven, zodat wij in staat zijn tot het eeuwig leven te geraken’.Ga naar voetnoot15 Verder vernemen we dat het werk handelt ‘over de goede zeden’ (de bonis moribus); en het ‘presenteert deze leer als ethica, zeer in overeenstemming met heilige geschriften die instructie geven over de zeden, zoals de Spreuken van Salomo en het Boek der Wijsheid, die geschreven zijn om de goeden te onderrichten en de slechten te verbeteren’.Ga naar voetnoot16

Het zijn inderdaad enkele van de zogenoemde wijsheidsboeken van het Oude Testament - met name Spreuken en Ecclesiasticus (of: Jezus Sirach) - die op veel plaatsen uitspraken bevatten welke vrijwel identiek zijn aan bepaalde dicta in de Dicta Catonis. Vanuit de middeleeuwse eerbied voor de bijbelse boeken is dan te verklaren dat ook Cato, bij wie, althans ten dele, soortgelijke ideeën te vinden waren als in de boeken die aan de wijze Salomo toegeschreven werden, een ‘wijs man’ kon worden genoemd, wiens Dicta ongestraft de leerlingen konden worden bijgebracht - mits die uitspraken juist werden geïnterpreteerd!Ga naar voetnoot17

Ten behoeve van de school werd de ‘klassieke’ tekst van de Dicta Catonis ook gewijzigd tot een ‘schooltekst’, waarbij het oorspronkelijke werk hier en daar enigszins werd verchristelijkt. In feite werd deze aangepaste tekst in de Middeleeuwen de gebruikelijke tekst. Die schooltekst - voorzien van commentaar - vinden we vanaf de dertiende eeuw samen met vijf andere schoolteksten in de zogenoemde Auctores sex. In de veertiende en vijftiende eeuw is er vervolgens sprake van een achttal schoolteksten, de Auctores octo. De Dicta Catonis maken daar steeds deel van uit. De commentaren die we in de Accessus, in de Auc-

[pagina 16]
[p. 16]

tores sex en in de Auctores octo aantreffen verschillen enerzijds onderling nogal, maar vertonen anderzijds heel wat overeenkomsten.Ga naar voetnoot18

Zoals in het ‘Ter inleiding’ al is opgemerkt, heeft het toeval gewild dat het werk aan de onderhavige editie vrijwel samenviel met het onderzoek door A.P. Orbán voor een uitgave van de Auctores octo. Bij een nadere confrontatie tussen de Middelnederlandse bewerking van de Dicta Catonis en de Latijnse tekstmet-commentaar bleek hem dat bij de vertaling meer dan eens gebruik moet zijn gemaakt van een Latijnse tekst-met-commentaar zoals we die in de Auctores octo aantreffen. Dat wil niet zeggen dat we de tekst kunnen aanwijzen die voor de bewerking gebruikt is - de Auctores octo als zodanig zijn zelfs van aanzienlijk later datum dan de oude Middelnederlandse bewerking - maar er was voldoende aanleiding om in de aantekeningen bij de Middelnederlandse tekst niet de klassieke Latijnse tekst doch de schooltekst te citeren en vooral om herhaaldelijk te verwijzen naar de Latijnse Auctores-octo-commentaar. Omdat die commentaar in een eeuwenoude traditie staat, was het methodisch aanvaardbaar gebruik te maken van deze ‘latere’ tekst.

De ideeën van de Dicta Catonis hebben dankzij de schooltraditie ongetwijfeld invloed uitgeoefend op het denken in de Middeleeuwen. En dan niet zozeer vanuit de afzonderlijke dicta, maar vanuit de denkwereld die eraan ten grondslag lag. Hoezeer het werk tot de culturele bagage behoorde kunnen we eveneens opmaken uit de werkelijk talloze citaten úit en impliciete of expliciete verwijzingen náár het werk in teksten van allerlei aard, zoals preken, kronieken, gedichten, encyclopedieën en filosofische geschriften.Ga naar voetnoot19 En hoe ‘geliefd’ Cato geweest is valt ook te zien aan de vele vertalingen in de middeleeuwse volkstalen, waaronder het Middelnederlands.

voetnoot2
Vgl. Lexikon des Mittelalters. 3. Bd., 1984-1986, onder de trefwoorden ‘Cato im Mittelalter’ en ‘Disticha Catonis’.
voetnoot3
In het Latijn: ‘Clemens et constans, ut res expostulat, esto: // temporibus mores sapiens sine crimine mutat.’ Hier wordt de Latijnse tekst geciteerd zoals deze tegenwoordig in zwang is. Er is gebruikgemaakt van de uitgave van J.W. Duff and A.M. Duff, Dicta Catonis, 1982 (van hier af aangehaald als: Dicta Catonis). Verderop zal blijken dat er in de Middeleeuwen behalve de ‘klassieke’ tekst een soms wat afwijkende ‘schooltekst’ in gebruik was (zie p. 15-16). In de teksteditie hierachter wordt geciteerd naar een uitgave van die schooltekst, waarover later (zie p. 16). Voor het onderhavige betoog is dit alles niet van direct belang.
voetnoot4
Dicta Catonis I,18: ‘Cum fueris felix, quae sunt adversa caveto: // non eodem cursu respondent ultima primis.’
voetnoot5
Dicta Catonis III,15: ‘Quod factum scis non recte, nolito silere, // ne videare malos imitari velle tacendo.’
voetnoot6
Dicta Catonis IV,5: ‘Cum fueris locuples, corpus curare memento: // aeger dives habet nummos, se non habet ipsum.’
voetnoot7
Dicta Catonis IV,21: ‘Exerce studio quamvis perceperis artem: // ut cura ingenium, sic et manus adiuvat usum.’
voetnoot8
Henkel 1988, p. 182. Voor het eeuwenlange gebruik hier te lande zie Van Buuren 1994 b en vgl. ook Buijnsters 1997, p. 59, nrs. 371-377. Met dank aan Prof. Dr. Joost J. Kloek.
Het is in dit verband wel aardig op te merken dat nog in 1995 Prof. Dr. Fidel Rädle het ‘reizvoll’ acht om leerlingen, die met Latijnse epigrammen van bijvoorbeeld Martialis kennis hebben gemaakt, ook eens ‘weniger kunstvolle, ja holprige Verse’ voor te zetten, zoals die uit de Cato! Men kan eruit leren ‘wie öde Lateinunterricht gerade zu Zeiten gewesen sein kann, da die lateinische Sprache noch zum Alltag gehörte’. Zie Rädle 1995, p. 45-48. Met dank aan Drs. Rob F.M. Brouwer.
voetnoot9
Dicta Catonis II,2: ‘An di sint caelumque regant, ne quaere doceri: // cum sis mortalis, quae sunt mortalia cura.’
voetnoot10
Dicta Catonis I,24: ‘Ne tibi quid desit, quod quaesisti, utere parce; // utque, quod est, serves, semper tibi desse putato.’
voetnoot11
Dicta Catonis II,22: ‘Consilium arcanum tacito committe sodali, // corporis auxilium medico committe fideli.’
voetnoot12
Dicta Catonis IV,27: ‘Discere ne cessa: cura sapientia crescit, // rara datur longo prudentia temporis usu.’
voetnoot13
Verschenen in Mediaeval studies 19 (1957), p. 157-173.
voetnoot14
Voor het in deze alinea behandelde en voor wat volgt: Hazelton 1957. Vgl. ook Van Buuren 1994 a, p. 70-85.
voetnoot15
‘Utilitas est ut perlecto libro capiamus per intelligentiam quod actor tradit per doctrinam, et animum nostrum ab erronea via vel operibus revertentes ad honestam vitam deducamus, ita quod ad eternam vitam pervenire valeamus’ (Hazelton 1957 p. 165).
voetnoot16
‘Hanc ergo doctrinam ponit ethicam theologis satis concordans scripturis que instruunt mores, sicut Proverbia Salomonis vel Liber Sapientie, qui ad instruendum bonos et malos corrigendum sunt compositi’ (Hazelton 1957, p. 165).
voetnoot17
Hazelton 1957, p. 163-164 en de daarbij behorende noten 28 t/m 32.
voetnoot18
Voor wat in deze en de volgende alinea te berde wordt gebracht, vgl. Hazelton 1957 en Orbán 1978, p. V-VI. In noot 5 aldaar worden ook twee incunabeledities van de Auctores octo genoemd, beide in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Op deze twee gaat de editie terug die Prof. Dr. A.P. Orbán momenteel voorbereidt. Hij stelde zijn werktekst ter beschikking. Op voorhand wordt hier naar Orbáns uitgave verwezen. Vgl. verder Weiler 1995, p. 177-198.
voetnoot19
Vgl. Hazelton 1957, p. 159, noot 5.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken