Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande. Jaargang 1 (1855)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande. Jaargang 1
Afbeelding van Dietsche Warande. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.85 MB)

Scans (36.50 MB)

XML (1.34 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Jaargang 1

(1855)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 594]
[p. 594]

Mengelingen.
Berichten, wenken, vragen, briefwisseling: ernst en scherts.

‘De preêkstoel van 't GoirkeGa naar voetnoot1).’

Wij plaatsen gaarne het volgende den Bestuurder der ‘D. Warande’ toegerichte schrijven:

Tilburg 21 Septr 1855.
‘Mynheer!
‘Was waarheids liefde oorzaak, dat ik tegen de kritiek van den preêkstoel aan het Goirke in No 4 van uw tijdschrift ingelast ben in verzet gekomen - dezelfde beweegreden noopt mij op de repliek in No 5 der Dietsche Warande voorkomende, voor den laatstemaal te antwoorden: -
‘Onwaar is het, dat twee trappen tot de kuip toegang verlenen, als zijnde er slechts éénen op de gewone wijze aangebragt, die in geen het minste verband met het voetstuk staat - Minstens onjuist, word de vestiging van het klankbord als geheel in de lucht hangend aangegeven, daar het zelve door twee groote Seraphienen-beelden, op het agterste deel der kuip geplaatst ondersteund is - Niet het meeste beeldwerk aan dezen kanzel bestaat uit moderne bâreliêfs; hier in zijn vier groepen aan den trap - vier kleine borstbeelden aan het klankbord - en vier grootere borstbeelden van Kerkvaders aan de kuip geplaatst; maar worden hierdoor, de zestien grootere en kleinere beelden in volle gestalte, die het werk versieren in de schaduwe gesteld? -
‘Mij onbevoegd verklarende het kunstmatige van het werk te beoordeelen, heb ik den preêkstoel niet als grootsch en als een kunstgewrocht aangegeven, maar ten dezen aanzien slechts het publiek gevoelen en dat van verscheidene kunstenaars gereproduceerd, om binnen de grenzen mijner bevoegdheid, de waarheid en gelaakte reputatie van den maker zoo veel mogelijk te verdedigen; ten vollen overtuigt dat zóó een werk niet boven de kritiek verheven is; want zoo als de Franschen zeggen ‘La critique est aisée mais l'art est difficile’ -
‘UwEd beleefdelijk verzoekende, deze regelen in het volgend nummer van uw veelgelezen tijdschrift optenemen, betuig ik met onveranderlijke hoogachting te zyn
‘UwEd. dw. Dienaar,
B. Mutsaers.

Hierop diene het volgende in andwoord:

‘De Heer opponens verklaart zich-zelven onbevoegd om in kunst zaken te oordeelen:

‘Zoo is dan ook gemakkelijk uit te leggen, hoe, waar wij van de

[pagina 595]
[p. 595]

stijlloosheid des beeldwerks aan den besproken preêkstoel gewaagd hebben, wij niet begrepen zijn.

‘Onze geheele kritiek had voornamelijk ten doel den maker te verwijten, dat hij op geene christelijke modellen, noch ter inrichting, noch ter verciering van zijn preêkstoel gestudeerd had.

‘Men moge een zeer achtenswaardig man en ijverig kunstoefenaar zijn - als men het christelijk a, b, c niet geleerd heeft, zal men geene christelijke poëzie kunnen voortbrengen. De Wolframs von Eschenbach toch (de voortreffelijke XIIIe eeuwsche dichter, die lezen noch schrijven kon) zijn hoogst zeldzaam.

‘Wil de maker van den preêkstoel zich op de hoogte stellen der eenig goede kerkelijke kunst, door monumenten te gaan zien, boeken te gaan lezen, en in christelijken stijl te werken - dan zullen wij de eerste zijn om hem de verschuldigde lof te geven.

‘Wij hebben niet gezegd, dat het klankbord in de lucht hing. Dat heeft de Heer opponens verkeerd gelezen. Hij ontkent daarentegen niet, dat het hangt aan de stralen en het wolkje, door ons opgemerkt.

‘Wij gelooven den Heer opponens op zijn woord, dat er maar éen trap is. Onze schets was op reis wat uitgevlekt; maar dit punt staat slechts in gering verband met onze kritiek.

‘De Heer opponens komt daarentegen niet langer op ten voordeele van de door ons gewraakte plaatsing van het beeld des Verlossers. Dit teekenen wij aan.

‘Dat men toch in 't oog hield, dat, vooral aan geen “stoel der waarheid” onoprechte konstruktie-middelen mogen worden aangewend.’

 

T.R.

‘Belgie en holland’.

Onder dezen titel deelt de ‘KlauwaertGa naar voetnoot1)’ van 7 Okt. het volgende bericht mede - dat als tegen-

[pagina 596]
[p. 596]

stuk van de oprichting des Metalen-Kruis-monuments ten onzent, dienen kan:

‘Stellig wordt het verzekerd dat, van naeste jaar af, de September-feesten afgeschaft en door volksfeesten op de verjaring der inhuldiging des Konings vervangen zullen worden.

‘Dat is ten minste een edelmoedig en regtvaerdig gedacht: immers waerom nog elk jaer onze ongelukkige scheiding met Holland, dat toch onder alle opzichteu, tael, zeden, gewoonten, ligging, handelsbelangen, ons een Broederland is, erinneren!’

De prijskamp der belgische dichters, die de onafhankelijkheid te bezingen kregen, ter gelegenheid van hun 25e verjaring, schijnt echter wel een weêrklank op onze Metalen-Kruis-beweging geweest te zijn.

 

M.

Architectural museum.

De engelsche architekt G.G. Scott, die zoo al niet door zijne te Hamburg voltrokken Ni-

[pagina 597]
[p. 597]

colaïkerk, dan althands om de ter zelfder stede door hem behaalde prijs voor zijn gothiesch ontwerp eener Beurs ten onzent bekend verdiende te zijn - daar onze hoofdstad sints tien jaar met eene beurs is vereierd, die maar al te zeer de strenge kritiek verdient, welke daarvan door den architekt Warnsinck gemaakt isGa naar voetnoot1), en die een duitsch kunstkenner onlangs deed uitroepen: ‘Das ist das abscheulichste was ich je gesehen habe!’ - de engelsche architekt Scott dan heeft in zijn vaderland eene allerrijkste stichting tot stand gebracht, onder bovenstaanden titel. In dat muzeüm zijn verzameld, behalven eene menigte zeldzame oorspronkelijke kunstwerken van alle christelijke tijdperken en uit alle landen van Europa, vervaardigd in hout, steen, en ijzer, - bovendien meer dan 3500 afgietsels van de schoonste bouwdeelen en ornamenten, ter kenschetsing van alle middeleeuwsche bouwstijlen in hunne ontwikkeling en overgangen, alsmede van de beste beeldhouwerken in hout, steen, ijzer, en edele metalen; voor zoo verre deze kunststukken niet slechts historische waarde hebben, maar ook van praktiesch nut kunnen zijn voor de talrijke en zoo zeer belangwekkende klasse der ‘art-work-men’ (kunsthandwerkers). Er is namelijk aan dit muzeüm ook eene leerschool verhonden ter tektonische vorming van alle handwerkslieden, die zich in bouw-, schrijn-, smeed- en ander werk, op verstandelijke wijze bekwamen willen. Honderden timmerlieden, steenhouwers, smits, behangers, enz. nemen aan het hier gegeven theoretiesch en praktiesch onderwijs deel. Daar wordt geleerd, geteekend, geboetseerd, gesneden, gedreven, enz. enz.

Wij meenen onzen lezers de kennismaking met de door den Heer J.L. Pearson opgemaakten kataloog van het Muzeüm te moeten aanbevelen.

De Beer Pearson is lid van het besturend komitee dezer inrichting, waaraan zich de aanzienlijkste mannen bijzonder laten gelegen zijn. Onlangs is er eene vergadering van ten minste 600 menschen gehouden onder de leiding van Lord Grey, waar in zonderheid de stichter, de Heer Scott, het woord heeft gevoerdGa naar voetnoot2) en aangedrongen op de wenschelijkheid der verheffing en veredeling van het ambacht, door

[pagina 598]
[p. 598]

het nader te brengen tot de kunstGa naar voetnoot1). Op die zelfde vergadering werden proeven getoond van de door handwerkers en fabrikanten verkregen uitkomsten eener tektoniekbeoefening in den aangeduiden zin: daar had men aesthetiesch schoone ijzerwerken uit de beroemde gieterij en smederij van Hart en ZoonGa naar voetnoot2), bokalen, boekbanden, en andere zaken in zilver van Skidmore, steenhouwerswerken van White, teekeningen voor geschilderde glazen van Oliphant, een groot geschilderd venster van Lavers, volledige teekeningen van de bestanddeelen der glazen in de kloosterkerk te Altenberg, rijke glasmozaïeken van Stephens, spaansche werken in gebakken aarde, enz. enz.

Men heeft hier geen begrip van hetgeen er in Engeland verricht wordt. Het reusachtige denkbeeld van het ‘Sydenham-palace’, ontworpen en volvoerd, zoo als bekend is, door de architekten Digby Wyatt en Owen Jones, bewijst op zich-zelf reeds, dat al stooten ooit de Raglans en Palmerstons het hoofd, de falanxen der kunstenaars den zegepraal te gemoet. gaan. Vooral verdient melding het keurlegioen der Gothikers Scott, Brandon, Ritchie, Salvin, Aidan, Ferrey, Clutton, Carpenter (nu overleden), en anderen, die waardig de taak hebben voortgezet, waarbij de edele Pugin zoo zeer heeft uitgeschitterd, en waardoor hij zich onsterfelijk heeft gemaakt - al viel hij gedeeltelijk bezwijkend onder het zielelijden, dat de strijd voor de goede beginselen hem had op den hals gehaaldGa naar voetnoot3).

 

R.

 

Eind van het eerste warandejaar.

voetnoot1)
Zie bl. 376 en 482.

voetnoot1)
Over dit tijdschrift heeft, bij plaatsgebrek, de volgende aanteekening in onze vorige aflevering niet opgenomen kunnen worden:
‘De Bode’ onzer Nederlandsche ‘Konst’ en ‘Letteren’ haast zich in zijn nummer van 4 Augustus bekend te maken, dat er ‘te Brussel een nieuw Vlaemsch Tijdschrift’ opgerigt is, en deelt (uit belangrijke geheime bronnen?) mede, dat als medewerkers Genoemd worden ‘de heeren Dautzenberg, van Kerckhoven, van Driesche’ enz. Wij mogen dit bericht aanvullen, door de tijding dat reeds den 3n Juni ll. no 1 van dat blad, ‘de Klauwaert’, is verschenen, en het sedert, geregeld om de 14 dagen, uitkomt. De ‘Konst en Letterbode’ vindt den titel van Klauwaert een ‘vrij zonderlinge’. Wij herinneren ons hierbij, dat de ‘Bode’ eens zeker ander werk over Ned. Letterkunde óok ‘zonderling’ gevonden en beloofd heeft er op te-rug te zullen komen, maar zich tot heden in een sfeer die hem zulke ‘zonderlinge’ indrukken geeft, vermoedelijk om redenen van hygiëene, niet weder vertoond heeft. Maar, in ernst: wij mogen immers niet gelooven, dat de ‘Konst en Letterbode’ niet weten zoû wat een ‘Klauwaert’ is? Al is de kommunikatie met Zuid-Nederland moeilijk, en mag men daarom vergeven, dat de ‘Bode’ op 4 Aug. zich uit den adem loopt, om te verhalen dat er een ‘Vlaemsch blad’ ‘opgerigt’ is, waarvan reeds einde Mei het eerste no gedrukt was - men kan den neêrlandsch-voelende toch kwalijk verdenken van niet te weten wat een ‘Klauwaert’ is! Een der wakkerste ‘jockeys d'Apollon’ die, onder het horengeklank van onzen ‘Bode’, naar Parijs geijld is, om, zoo wel ‘van-daar-uit’, als reeds ‘daar-van-daan’, eene schets te geven van de Ten-toon-stelling, moge in het ‘Babel onzer dagen’ niet veel meer van den ‘Leliaert’ hebben hooren spreken - in een blad, dat den naam van Bakhuizen op het voorhoofd draagt, zal het toch wel een bloote distraktie zijn, dat men den naam van ‘Klauwaert’ Zonderling noemt!.... 't Is, anders, zoo iets als ‘Hoekschen en Kabeljaauwschen’, Meneeren! Dáar hebben de Heeren toch wel van gehoord. O ja! zeker, zeker, zeker, zeker, zeker!.... en van Willem Beukelszoon ook, die het haringkaken heeft uitgevonden! en van Floris den Vijfde en Gijsbrecht van Amstel en Gerard van Velzen! en van Willem den Zwijger en Balthasar Gerards, die met vier paarden van mêkaâr getrokken is, en van Prins Maurits en den slag bij Nieuwpoort! Wat meent men in de ‘Dietsche Warande’, dat de Heeren de geschiedenis.... der provincie.... Holland.... of liever nog der Graven en Stadhouders, en van de nederlandsche uitvindingen niet kennen! - Nog een beetjen geduld - en
Alle hollandsche gauwerts
Weten een en ander meê te praten van nederlandsche Klauwerts!
Il ne faut désespérer de rien!

voetnoot1)
Men zie de ‘Bouwk. Aanmerkingen’ en de ‘Beknopte Wederlegging van het Kort Antwoord des Heeren J.D. Zocher, door Is. Warnsinck.’ Amst. 1840.
voetnoot2)
Bij eene andere gelegenheid sprak de Heer Hutton over smeedwerk, de Heer Hudson over muurverciering van de XIIe tot de XIVe Eeuw, en Scottzelf over de genealogie der ornamenten in de christelijke stijlen.
voetnoot1)
Verg. ‘D. Warande’, bl. 205, 276, 381 (Afl. II, III, IV).
voetnoot2)
Wych-street, strand, no 53, 54, en 55. Och, dat onze smits en slotenmakers den kataloog vol afbeeldingen meester konden worden van hetgeen die HH. Hart & Son vervaardigen. Licht ging een enkele de oogen open, en leerde hij het verband inzien van nut en schoonheid, van handwerk en kunst. Voor een kleinigheid is die kataloog verkrijgbaar.
voetnoot3)
De Pugins hebben Engeland bezaaid met schoone gothieke kerken en kapellen. Meest bekend op het vaste land is de voortreflijke A. Welby Pugin door Lebrocquys vertaling van zijn groote werk: ‘Les vrais principes de l'architecture ogivale’, onder anderen verkrijgbaar te Amsterdam bij den Heer D. Tormijn, die zich voor de architektonische literatuur veel moeite geeft, en die nog al eens gelegenheid tot reduktie van prijzen schijnt te hebben.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken