Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 2 (1879)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 2
Afbeelding van Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.18 MB)

Scans (36.08 MB)

XML (1.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 2

(1879)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 490]
[p. 490]

Hekeldichtjens van Mr Willem BilderdijkGa naar voetnoot1.

Feiths lijktranen op de oude prinses.

 
De moeder van den VorstGa naar voetnoot2 trok af:
 
Geen rouwklacht volgt haar na in 't graf;
 
Neen, Neêrland heeft genoeg te weenen,
 
En geld en tranen put zich uit;
 
En eindlijk waar het hart zich sluit,
 
Wat zegt daar 't schreien zonder meenen?
 
 
 
Doch ja, daar is er een die schreit,
 
En 't is de vrijheidsdichter Feith!
 
Wie had dit immer kunnen wanen?
 
Wel ja! zij schonk dien patriot
 
Een leêge porceleinen pot,
 
Die vult hij nu expres met tranen.
 
 
 
Wat zeg ik? Neen, zij schonk er twee;
 
't Moet tranen stroomen als een zee,
 
Want beide dient hij vol te huilen;
 
Nu moet de kuische bleeke maan,
 
Nu 't kerkhofbloemtjen achterstaan,
 
Al zouden ze al haar leven pruilen.
[pagina 491]
[p. 491]
 
Welaan dan, Dichter, ga uw' gang:
 
Een nieuw Aspasiaas gezang!
 
Op ieder grasje een traan geworpen!
 
Of (beter nog) een paar dozein
 
Op ieder letter, groot of klein,...
 
Dan heeft ook 't hondtjen wat te slorpen.
 
 
 
Dat lieve hondtjen, 's dichters schat!
 
Het eenigst waar hij vreugd van had!
 
Wiens dood hem alles had doen derven!
 
Waarvan hij al zijn hartlijkheid
 
Op 's Konings moeder heeft verleid,
 
En 't geen hij weêr in haar voelt sterven!
 
 
 
Ja, schrei, mijn goede Feith, schrei door,
 
Geen traantjen ga er van te loor.
 
Daar kan wat in die mengelskannen;
 
Maar 't zijn twee vliegen met één slag,
 
Een kleine wimpel bij de vlag,
 
Men kan wel bakken met twee pannen.
 
 
 
Prinses en teefjen gaat wel saam;
 
Maar echter haar behoort de naam,
 
Voor haar doet ge al die tranen stroomen.
 
Voorzeker ja, met volle recht!
 
Gij aan haar stamhuis zoo gehecht!
 
Zoo met haar zachtheid ingenomen.
 
 
 
En zijn de vazen eens gevuld,
 
En denkt ge weêr aan de oude schuld,
 
Zoo moogt gij onbewimpeld zeggen:
 
Hier wiesch ik 't oude vuil in af;
 
En zoo ze mij die potteu gaf,
 
't Was om me een boetstraf op te leggen.
 
1820.
[pagina 492]
[p. 492]

Op den Konstantijn den Groote door Konijnenburg jammerlijk bedorvenGa naar voetnoot1.

 
'k Beklaag U, arme Konstantijn,
 
Eens prijkte ge in den dosch van Vorstlijk Hermelijn,
 
En moet ge uw rijksgewaad thands van konijnen borgen?
 
En laten ze U, in vriendschaps schijn,
 
Van zulk verachtlijk vee verworgen?
 
Dit doet den echten dichter pijn.

L.W. van Winters haat tegen Arminius.

Strada de bell. belg. Lib. I pag. m. 2.

 
'k Ontzette mij in 't eerst als ik van Winter las,
 
Dat die geleerde vrouw, de kunstigste op Parnas,
 
Aan Vorst Arminius, van al wat leeft geprezen,
 
Zoo groot een haat, en toorn, en afkeer heeft bewezen,
 
En 'k dacht wel honderdmaal waar komt dit bij te pas?
 
Maar echter 't vreemd gedrag bevreemde ons niet te ras.
 
Licht ziet men uit wat bron die wrevel is gerezen.
 
Armijn, een laatre ArmijnGa naar voetnoot2; is bij haar in de kas,
 
En zeker dat de Vrouw in Strada heeft gelezen,
 
Dat de oude Arminius, die Rome dwong te vreezen,
 
De Oranje van zijn volk en van zijn leeftijd was.
 
1788.

Hovaardij.

 
De hovaardij in 't menschlijk beeld te malen:
 
Een valsche moed zal uit zijn blikken stralen;
 
Bedreiging drukk' den wenkbraauw op het oog;
[pagina 493]
[p. 493]
 
Verachting trokk' den stijven neus omhoog;
 
De hoonlach moet den barschen mond doen krommen,
 
De toornigheid schijn' in zijn keel te brommen;
 
De stugheid hou zijn lippen in bedwang;
 
En driftigheid kleur' d' opgezetten wang,
 
Lichtzinnigheid moog' voor het laatste teeken
 
De borst vooruit, den kop naar boven steken;
 
En faalt er dan nog eenig kenmerk in,
 
Het is van BerckelsGa naar voetnoot1 buik, en TemmincksGa naar voetnoot2 onderkin.

Op [Lucas] paters afsterven.

 
Och! daar ligt de goede Pater,
 
Die van 't Aganippiesch water
 
Zoo onmatig dorstig was,
 
Dat er voor zijn goede vrinden
 
Niet een droppel is te vinden,
 
Om te plengen op zijn asch!
 
 
 
BoschjenGa naar voetnoot3 vond des dichters beker,
 
Pas door hem geleegd, en streek er
 
Met den vinger nog wat uit.
 
Maar om 't op zijn graf te sprengen
 
Moest de man het zoo verlengen,
 
Dat het weinig meer beduidt.
 
 
 
Uylenbroek zocht op de lippen
 
Naar een drop die niet wou glippen
 
Door de stram geworden keel;
 
En hij kreeg het ook in handen,
 
Maar, vermengd met slijm der tanden
 
Vloeit het niet en zegt niet veel.
 
 
 
Waar dan bleef, mijn goede Pater,
 
Nog een drop geheiligd water
 
Om te storten op uw lijk?
[pagina 494]
[p. 494]
 
Na de Boschen, Uylenbroeken
 
Waar het niet dan vruchtloos zoeken
 
Voor den armen Bilderdijk.

Kniedicht, - onder den wijn, gedwongen wordende om een Lijkdicht op Pater te maken.

Op het treurspel Montigni, door H.H. Klijn.

 
Ja, goede Klijn, gij meent het wel.
 
Maar treurspel maken is geen spel;
 
Blijf liever aan uw suikerkoken
 
Dan helden, even voos als gij,
 
Met bloed en brein van rijstenbrij
 
Op 't Schouwtooneel te laten spokenGa naar voetnoot1.
 
1821.
voetnoot1
Het (trouwens niet onbekende) zestal is, meen ik, nog niet gedrukt.
voetnoot2
Willemijn, de moeder van Willem den I. Bilderdijk kon haar niet uitstaan; hij kon niet lijden, dat Willem V, wat geestkracht betrof, zoo veel afstak bij zijn vrouw. De Prins lag den dichter na aan het hart. Daar heeft zelfs een gerucht geloopen, dat Katharina Wilhelmina, Bilderdijks 2e vrouw, een dochter van den Prins zoû geweest zijn. Misschien berust dit praatjen op geen anderen grond dan Bilderdijks woord aan Uylenbroek (ter verontschuldiging zijner houding ten opzichte van Odilde?), dat de Prins voor-eerst nog het huwelijk met Jufv. Schweickhardt wenschte geheim gehouden te zien.
voetnoot1
In zijn treurspel van dien naam.

voetnoot2
Natuurlijk de Arminius der Remonstranten.

voetnoot1
Pensionaris van Amsterdam.
voetnoot2
Burgemeester van Amsterdam.

voetnoot3
Hieronymus de Bosch.

voetnoot1
Dit vaersjen was even-min als de vorige door den dichter voorde uitgave bestemd. Hij had aan Hendrik Harmen dan ook verplichtingen, die den braven man wel voor elke mishandeling van dezen aard moesten vrijwaren, verplichtingen, die Bilderdijk zoo weinig ontkend heeft, dat ik Klijn altijd met de grootste liefde en achting over ‘Hollands wonder’ hoorde spreken. Maar scherpe vernuften doen binnenshuis wel eens uitvallen, die men hun hart niet al te streng moet toerekenen.
A.Th.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Willem Bilderdijk

  • over Rhijnvis Feith

  • over Jan Konijnenburg

  • over Hendrik Herman Klijn

  • over Lucretia Wilhelmina van Merken