Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3 (1881)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3
Afbeelding van Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.97 MB)

Scans (24.89 MB)

XML (1.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks. Deel 3

(1881)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 380]
[p. 380]

Wie was neef Sammer?
door H.J. Allard.

Aan mijn Vriend J.Alb.Thijm.

 

Wie was Tesselschade's ‘neve Saminer’? - Het hoofdzaaklijke antwoord op deze vraag hebt gij samengevat en ons medegedeeld in uwe Maria Tesselschade Roemers. In dat keurige verhaal schrijft gijGa naar voetnoot1: ‘In November (1644) was Tesselschade, weder hersteld, (uit Muiden) naar Alkmaar gekeerd. Omstreeks deze tijd moet de strijd over den godsdienst weêr begonnen zijn, als blijkt uit den onderstaanden brief, door haar aan Van Baerle gezonden. De daarin genoemde neef Saminer schijnt Tesselschade nog al vele beleefdheden bewezen te hebben; hij verleende zijne waardschap, toen Van Baerle Tesselschade bezoeken kwam, en geleidde haar later over Amsterdam naar Muiden te gast. “Haar eeuwige leidsman” noemde hem Van Baerle aan Huygens, “niet zoo zeer de draak als wel de wachter van het Gulden Vlies, die zorgen moet dat niet de een of andere Jason of Amsterdamsche Argonaut haar wechkape’Ga naar voetnoot2. Tesselschade schreef dan het volgende: ‘Mijnheer! - Mijn neef Sammer verwacht UE., doch met de moeyten van wachtenGa naar voetnoot3. Het gedicht [in antwoord op den nieuwen aanval] is gemaeck, doch op tweederley manier; het sal u komst verbeyden, om geboren of gewraeckt te worden. Ick dacht dat die quaestie al lang doot was,

[pagina 381]
[p. 381]
 
Want soo door Godts genaed de keur niet aen ons staet,
 
Soo is 't vergeefs gepreeckt: doet goet en laet het quaet.’

Enz.

Reeds ten jare 1633 had Tesselschade aan Hooft ‘tot Amsterdam, op de Keysergraft over de Groenlantsche Pakhuysen naest de Valckenier’ in een briefpostscriptum geschreven: ‘Mevrouw Heleonora en jonckvrouw SusannaGa naar voetnoot1 moeten zeer gegroet zijn van onsentwege: zoo oock van juffrouw Pauw (die nu in de kraem leyd van een jonge soon) als van ons neeve Sammers, alle drie. Dese hebben my hiermede belast.’

En - zoo schrijft ge t.a.p. blz. 255 - ‘in het begin van het volgende jaar (1647) had “Neef Sammer” Van Baerle nog eens te logeren gevraagd; maar de ziekelijke toestand van Hooft gedoogde het afzijn van Van Baerle (die ook geneeskundige was) niet lichtelijk.’

Hiermede zijn, geloof ik, onze Sammeriana uitgeputGa naar voetnoot2: ze behooren tot de jaren 1633, '44 en '47.

Ik weet nóg iets van een der drie ‘neeve Sammers’, en wat van dien eenen geldt zal ook wel gelden van de drie. Ik weet iets, waaruit overtuigend blijkt, - wat we tot nu toe niet wisten, - dat Neef Sammer even goed van 't roomsche houtje was als Tesselscha; ja dat hij, als Jezuïeten-vriend, misschien een rol gespeeld heeft in 't worstelspel van Bitus en Bacchius, toen de twee protestantsche weduwnaars, Huygens en Van Baerle, ‘met de Jezuïeten te doen hadden’Ga naar voetnoot3.

Het is bekend dat de ordesgeestelijken in 't algemeen en de

[pagina 382]
[p. 382]

Jezuïeten-zendelingen in 't bijzonder, ondanks alle gesloten verdragen of concordaten, het maar volstrekt niet eens konden worden met den Apostolischen Vicaris Philippus Rovenius, die van 1614 tot 1651 de hollandsche missie bestuurde. Waar deze meende dat de geestelijke hulp der regulieren overbodig was, daar waren zij dikwerf van een geheel ander gevoelen. De katholieke leeken, wien 't behoud des geloofs ter harte ging, bemoeiden zich met de zaak en zonden een aantal verzoekschriften en getuigenissen naar Rome op, om hun geestelijken nood te klagen en den waren toestand kenbaar te maken. De meeste dier stukken of althans afschriften daarvan berustten nog onlangs in het archief der Gesù te Rome.

Ook uit Alkmaar, de woonplaats van Tesselschade en Neef Sammer, werd, tusschen 1637 en '40 naar ik vermoed, een getuigschrift naar de eeuwige stad opgezonden, mede onderteekend door neef A. Sammer. De daarin geprezen stichter der Alkmaarsche Jezuïetenstatie was Gerardus Florentii of Gerrit Florissen, een Gouwenaar, op St. Jacobsdag van 1568 geboren, als licentiaat in de beide rechten ten jare 1596 in de Societeit van Jezus opgenomen, in 1608 als zendeling naar Alkmaar gezonden, in 1616 te Antwerpen overleden en in dat zelfde jaar opgevolgd door den reeds in 1614 te Alkmaar aanwezigen Petrus PlempGa naar voetnoot1, broeder van den ex-jezuïet Cornelis Gijsbertz. Plemp, broeder ook van pater Timotheus Plemp, S.J.Ga naar voetnoot2. Een pleidooi ter gunste van den Alkmaarschen missionaris Petrus Plemp schijnt het Sammeriaansche getuigschrift te wezen, dat ik thans, naar eene letterlijke vertaling uit het Latijn, hier mededeel: ‘Pater Gerardus Florissen was de eerste uit de Societeit van Jezus, die te Alkmaar werkzaam is geweest, alsmede in elf naburige dorpen, die elk 200 huisgezinnen tellen, en in vier kleinere, die allen jaarlijks ter naauwernood een- of tweemaal door een wereldlijken

[pagina 383]
[p. 383]

geestelijke bezocht werden. Maar P. Gerardus heeft alles in betere orde gebracht, zoo dat er op het oogenblik zeer veel Katholieken gevonden worden. Te Alkmaar zijn er ten minste 5000. De priester der Societeit van Jezus alleen telt meer dan 2000 communicanten, onder welke zich eenige Franschen en Duitschers bevinden, die de wereldlijke priesters, uithoofde van hunne onbekendheid met die talen, niet helpen kunnen. Er zijn te Alkmaar 2 wereldlijke priesters (een van henGa naar voetnoot1 is bezwijkend onder den last der jaren), éen Franciscaan en éen priester der Sociëteit van Jezus. Zes uitgestrekte dorpen in Alkmaar's omstreken hebben slechts éénen wereldlijken priester...... Twee andere dorpen worden door een Dominicaan verzorgd, nog vijf andere groote dorpen door zekeren wereldlijken priester. Eindelijk negen en twintig grootere en vijftien kleinere zijn aan de zorg toevertrouwd van slechts vijf wereldlijke priesters, die op geene wijze geholpen willen worden door ordesgeestelijken. Het district van Alkmaar telt twee en veertig dorpen en 15 gehuchten.

Willem Loos
P. Buycq
H. Staveren
A. Sammer’

De laatstgenoemde, ‘Neve Sammer’ of althans een der neven Sammers deed aldus, tijdens het bestuur van Philippus Rovenius, ter gunste der Alkmaarsche Jezuïeten, wat Vondel en de Plempen, tijdens het bestuur van Joannes van Neercassel, ter gunste van den 80-jarigen pater Augustijn van Teylingen en de Amsterdamsche Jezuïeten doen zoudenGa naar voetnoot2. Zoo hield neef niet slechts een waakzaam oog op ‘het Gulden Vlies’, maar ook op de nog kostbaardere zieltjes der Alkmaarsche katholieken.

En hiermede, waarde vriend, is de vraag nader toegelicht: Wie was neef Sammer?

Kan die toelichting ook dienen tot een kleine opluistering der Hooft-feesten?

[pagina 384]
[p. 384]

Bijlage.
1637-'40?

Primus e Societate Jesu Alcmariae operatus est P. Gerardus Florentii, sicuti etiam in 11 pagis vicinis, quorum quivis 200 familias numerat, et aliis 4 minoribus, quos omnes annue vix scmel aut iterum sacerdos saecularis adibat. P. Gerardus autem omnia in meliorem ordinem redegit, ut jam plurimi Catholici inveniantur. Saltem 5000 Catholici Alcmariae agunt. Solus Soc. Jesu sacerdos numerat ultra 2000 communicantium, inter quos aliquot Galli et Germani, quos saeculares sacerdotes ob harum linguarum imperitiam non possunt juvare. Sacerdotes saeculares 2 agunt Alcmariae (quorum unus prae senio deficit), minorita 1 et sacerdos Soc. Jesu. sex vasti pagi in agro Alcmariensi unicum tantum sacerdotem saecularem habent (Theologiae, casuum et linguae latinae ignorantissimum). Alios 2 pagos Dominicanus curat. Alios magnos 5 quidam sacerdos saecularis. Demum alios majores 29 et minores 15 a quinque tantum sacerdotibus saecularibus curantur, qui nullo modo volunt a religiosis juvari. Alcmariae districtus habet pagos majores 42, minores 15.

Willem Loos
P. Buycq
H. Staveren
A. Sammer.

Maastricht, Maart 1881.



illustratie

voetnoot1
Verspreide Verhalen in Proza, I, bl. 250.
voetnoot2
Van Vloten's Tesselschade Roemers en hare vrienden, blz. 56.
voetnoot3
Ge zijt niet op een dag bepaald.
voetnoot1
Hooft's huisvrouw en zijne voordochter.
voetnoot2
Het ‘geloof’ van mijn Eerw. en geleerden vriend dwaalt hier een oogenblik. Er bestaat nóg een gedrukt bericht omtrent ‘Neve Sammer’. 't Is Susanna Bartelotti, Hoofts voordochter, die, bij Tesselschade gelogeerd, aan haar moeder verlof vragende nog een paar dagen te mogen blijven, schrijft, dat dan ‘de oude Monsieur Sammer’ haar te-rug zou brengen; ‘doch soo UE. niet en belieft, dat ick met Sammer kom, sal UE. iemant anders moeten senden’. Hoofts Brieven, II, bl. 468. Van Vloten zegt, dat de brief dagteekent van vóor 21 April 1631. Ik weet niet waar dat op steunt. Nog spreekt Susanna van Tessels neef van Ryen. Als gij daar eens iets over vindt, beveel ik mij aan.
Alb.Th.
voetnoot3
Zie in de Studien 1e jaarg.: Vondels gedichten op de Societeit van Jezus blz. 23. Verg. Alb.Thijm, t.a.p. blz. 252, 253.
voetnoot1
Bijdragen voor de geschied. van 't bisdom Haarlem I, blz. 321.
voetnoot2
Zie over die familie de aangetogen Bijdragen I, blz. 104-108. Plemp werd onmiddellijk opgevolgd door den Delvenaar Isaac Van der Meye, in 1642 door Gerardus Martini (Maartensz.) uit Hoorn, in 1643 tot '49 door den Rotterdammer Dirk Kievit.
voetnoot1
Waarschijnlijk Hendrik Loeffius, Ludolfszoon, een Kraneburger, † 1639, die in 1609 de stichter der gewezen St. Mathias-kerk geweest is.
voetnoot2
Verg. Vondel en de Paus, blz. 113 en de Studiën, t.a.p. blz. 140.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.J. Allard

  • over J.A. Alberdingk Thijm

  • over Maria Tesselschade Roemer Visschersdr


datums

  • maart 1881