Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4 (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4
Afbeelding van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.60 MB)

Scans (27.18 MB)

XML (1.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 4

(1891)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 336]
[p. 336]

Omroeper.

De Görres-Gesellschaft, de wetenschappelijke vereeniging van meesters en liefhebbers van geschiedenis en sociale wetenschap geeft sedert twaalf jaren eene verzameling uit van historische opstellen, onder den titel Jahrbuch en daarneven een aantal wetenschappelijke vlugschriften in populairen toon geschreven.

Onder deze schriften verscheen onlangs, als no 1 voor 1891: Philipp Veit, zehn Vorträge über Kunst. Mit Anmerkungen und einem Vorwort van L. Kaufmann. Köln, Bachem, 1891, 120 bl. 8o.

Wij weten dat Philip Veit een der merkwaardigste schilders van gewijde geschiedenis is geweest, nevens Overbeck, Deger, Ittenbach, de beide Müller, Steinle, enz.

Met recht schrijft de begaafde, bestendige secretaris der Görres-Gesellschaft, opperburgemeester a.D. van Bonn, de kunstgeleerde en door zijn werk over Albert Dürer algemeen hooggeschatte L. Kaufmann, ter inleiding van deze Voordrachten:

‘Deze tien voordrachten leveren door haien rijken inhoud en edele taal een treffend bewijs, dat Veit de beeldende kunst en vooral de schilderkunst ook theoretisch met groote macht en in al haren omvang beheerschte. De nieuwere richting in de kunstwetenschap, welke zich meer dan ooit op het gebied der kunsthistorie uitstrekt, heeft natuurlijk meer bijzonder de geleerden en minder de kunstenaars zelven tot beoefenaren; daarom is het van groot belang wanneer eens een voortreffelijk kunstenaar zijne gedachten en zijn oordeel over de ontwikkeling der beeldende kunst uitspreekt en zich daarbij wendt tot een talrijk publiek.

Wie Veit alleen uit zijne nagelatene werken kent zal eene groote voldoening ondervinden het edele karakter, de door en door christelijke overtuiging en de buitengewoon veel omvattende beschaving en kunde van den geeerden redenaar te leeren kennen’

Mocht men in Belgie toch eens ernstig de hand uitsteken naar zooveel rijkdom van kunst en kunstgeschiedenis als ons door onze duitsche naburen wordt geboden en waarvan L. Kaufmann een der choryfeen is! Men wendt zich steeds naar fransche kunst, overdrijft daarvan de gemaaktheid en laat zich dan bovendien door de beminnelijke zuiderbroeders als naäpende amateurs uitlachen. Men heeft de voorbeelden slechts voor 't grijpen.

 

Op de jubilé-tentoonstelling van het Kunstenaarshuis te Weenen ontbreken wel de oorlogstafereelen, met bloed en rook, doch niet menig schoon werk aan de gewijde geschiedenis ontleend.

[pagina 337]
[p. 337]

Wij sommen maar op. Julius Schmid: Laat de kinderen tot mij komen; Albert Keller (Munchen): Opwekking der dochter van Jairus; Ludwig Löfftz (Munchen): Corpus Christi; Lankota (Praag): Consolatrix afflictorum; August Roth: Pietá. Dit zijn slechts de voornaamste, die wij bij de toenemende verzinnelijking der goddelijke kunst met geestdrift begroeten.

 

Prof. Dr. Jostes van Freiburg in Zwitserland geeft in het Historische Jahrbuch van de Görresgesellschaft 1891, bl. 76, vlg. eene wederlegging van Jellinghaus, welke meent de Heliand zij in 't begin der 9e eeuw en (gelijk reeds Ebrard beweerde) aan den zuidelijken oever der Zuiderzee ontstaan. Windisch had het jaar 822 aangenomen. Jostes meent te kunnen bewijzen dat de dichter uit Werden (Werthina, Werdina in Westphalen) stamt, en het gedicht niet vroeger dan omtrent 830 geschreven is. De stichter van 't klooster Werden was een Fries, namelijk bisschop Ludgerus.

Dat Dr Jostes Verthina met Wierum bei Dockum verklaart is wel een lapsus calami. Wierum is = Werum. Zie Dietsche Warande 1888, bl. 13, vlgg.

Verbeteringen:

Bl. 79, reg. 3 v.b. staat: waren, lees: warm.
Bl. 79, reg. 11 v.b. staat: Materland, lees: Waterland.
Bl. 79, reg. 15 v.b. staat: Evertod, lees: Evertsd. (= Everts dochter).
Bl. 79, reg. 17 v.b. staat: Muytiers, lees: Wuytiers.
Bl. 79, reg. 3 v.b. staat: De familie is enz., lees: De familie ⋆⋆⋆ is enz.

(Er kan hier in geen geval spraak zijn van de familie van Outshoorn.)

Bl. 212, reg. 6 v.b. staat: te Fijte, moet zijn Tyte.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken