Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9
Afbeelding van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.48 MB)

Scans (35.41 MB)

ebook (4.35 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9

(1896)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

Boekenkennis.

Bastaardwoordenboek, door Jan Broeckaert, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. Gent, Siffer, 1895.

De Vlaamsche Academie ontwikkelt eene standvastige werkzaamheid; eensdeels door de uitgave van bekroonde prijsschriften, over de meest belangrijke en verschillende onderwerpen hande'end, andersdeels door de werken van haar eigen leden opgesteld.

Eene geheele rij wordt reeds daarmede gevuld.

Heden werpen wij een oog op de laatste soort, namelijk op het jongst verschenen werk van den heer J. Broeckaert over de schuim- of bastaardwoorden.

De schrijver geeft ter inleiding een kort overzicht van de geschiedenis der taalverbastering en van de pogingen sedert de zestiende eeuw aangewend, om alle schuimwoorden uit de taal te verbannen, waarna vervolgens Spieghel, Huygens, Hooft en anderen in onze dagen met minder of meer goeden uitslag hebben gestreefd. Van het werk zelfs kunnen wij niet anders zeggen, dan dat het in 't algemeen uitmuntend is geslaagd. Dat velen het, ondanks de 440 bladzijden, toch niet volledig zullen vinden, behoeft niet gezegd te worden; het is eene soort van neuswijsheid, dewijl zulk een werk nooit volledig is, en nooit volledig kan zijn, ten minste voor ieders oor en oog niet.

Eerst zou men daartoe moeten vaststellen wat men door de uitdrukking bastaardwoord verstaat; men zou de uitdrukking moeten definieeren, dat wil zeggen zóó ‘omschrijven’ dat de gezamenlijke eigenschappen daarvan worden aangeduid. Dit houd ik voor onmogelijk, want eene menigte uitdrukkingen zullen door dezen tot de bastaarden worden gerekend, door anderen niet.

Men zegt, b.v. kapitein, kolonel, officier zijn geen bastaardwoorden, ook telegraaf, telephoon, niet. En toch zijn zij wel door meer nederlandsche woorden te vervangen, al moet de weg door Hooft ingeslagen ook afgekeurd worden.

Ik heb daarvan zelf de ondervinding opgedaan en vind de nederlandsche woorden dan ook meest bij Broeckaert vermeld. Verder is b.v. een woord als piano niet van bastardij verdacht en zou toch wel degelijk

[pagina 180]
[p. 180]

voor de rechtbank der Taalzuivering moeten staan, en gemakkelijk door 't meer dietsche klavier kunnen vervangen worden. Minder gemakkelijk is het woord school te missen ofschoon men beweert dat het een bastaardwoord is van het grieksch en vervolgens van het latijn afgeleid. Maar het is noch grieksch, noch latijn (Oud-noordsch, skóli, Angels., skol, Oud-duitsch, scuola) daarom zou ik het niet vervangen willen zien. Dat er een groot getal bastaardwoorden bestaat, waarvoor geen nederlandsch gelijkwaardig woord gebruikelijk is, kunnen wij op vele bladzijden van den heer Broeckaert lezen. Het verhoogt de waarde van zijn boek, dat hij ook zulke woorden ter leering heeft opgenomen. Daarom zijn zij toch wel te vermijden, wanneer de schrijvers zich slechts de moeite willen geven der omschrijving.

Dat is het! De moeite is de vijand der luiheid, en deze luiheid houdt men te vriend ten koste van den geest der taal.

Om deze reden dan, bij de vele andere redenen, juichen wij het verschijnen des boeks van harte toe en wenschen het in handen niet alleen van de mannen der pen, maar van allen die hunne taal liefhebben en haar zuiver willen spreken.

A.T.

 

Almanak voor Nederlandsche Katholieken onder redactie van J.C. Alberdingk Thijm en Jan F.M. Sterck, ao Di 1896. Amsterdam, C.L. Van Langenhuysen.

Dit belangrijke werkje handhaaft zijn alouden roem. Bijzonder munten in dezen jaargang uit de studien van eerw. Albers S.J. over S. Lambertus. die van den heer Velthuysen over De geestelijke broederschappen en de armenverzorging in de middeleeuwen, de Levensschets van Zuster Angela van J.H. Hofman, De Nobelaers ook in betrekking tot Vondel, door H.J. Allard, S.J., met portret tegenover den titel, Een haarlemscke spookgeschiedenis, door J. Sterck, Het klokje van S. Elisabeth, door Mevr. Bongartz, Onze dierbare dooden (vervolg van 1894), door J.J. Graaf, enz. allen merkwaardige bijdragen in proza.

Wij willen de verschillende schrijvers in dit kort artikeltje niet voor de kritische rechtbank roepen en bij voorbeeld niet den geest der staatkunde van de Pippijnen in verband met de uitbreiding des Christendoms bespreken. Evenmin willen wij aan den schrijver over Geestelijke broederschappen onvolledigheid verwijten, welke in eenen vorm als die van zijn opstel, en die van het boek waarin 't is geplaatst, wel niet goed te vermijden was. Doch het ware ons lief geweest, indien hij zich bij een zeer klein gedeelte van het veld had bepaald, dat hier door hem wordt betreden, en vooral niet alle ‘middeleeuwen’ had willen omvatten. Dat is meer dan een reuzenarbeid. Tevens had hij dan hier en daar oorspronkelijke bronnen in plaats van vertaling kunnen bezigen.

Wat de dichtstukken betreft, daarvan hebben wij hier een allerliefst museum en vinden met voldoening namen als die van Br. Florentius, Siegfried, Van Meurs, Tonus, Van Roermund, Stumpel, de Stuers, (Gedachtenis in proza), Leo, De Vlam, De Veer, S.J., J.C. Alberdingk Thijm, Brom, Van Lindewoude, V. Vlijmen (elegie in proza).

[pagina 181]
[p. 181]

Gaarne waren wij een' naam als die van Lodewijks en anderen ook tegengekomen. Zonder twijfel heeft deze jonge dichter, wiens groot talent tot heden door ootmoed van geest wordt vergezeld, bij eene klare uitdrukking zijner edele gedachten eene glansrijke toekomst voor zich, welke hij ter eere Gods en der kunst binnentreedt.

Zonder nu op deze verdienstelijke bijdragen bepaalde aanmerkingen te willen maken, zouden wij alleen in 't algemeen aan de jonge dichters willen raden, zich 1o vóór het nederschrijven hunner gedachten, duidelijk rekenschap te geven van hetgeen zij willen zeggen, 2o zich af te vragen of de woorden en zinswendingen, die zij bezigen, wel worden verstaan door de lezers waarvoor zij schrijven, 3o gevolglijk dan ook met woorden als vizioen, extase, enz. een weinig spaarzamer te zijn, want heuschelijk gezegd zulke zaken, ‘vervangen’ te zeer in onzen geest.

Wanneer Maerlant verhaalt dat aan zekeren monnik verlangende de heilige maagd een oogenblik te zien, ware 't ook met verlies van een oog, Maria verscheen, dat hij daarop 't oog verloor, doch zoo verrakt was door de schoonheid, dat hij ook het tweede oog verpandde en eene tweede verschijning had - dan, aldus verhaald, ontbreekt niets aan dit gedicht, om het een vizioen te noemen, dat ons duidelijk tot den geest spreekt. Maar met velerlei vizioenen van onze jonge mannen is het geheel anders!

A.T.

 

De Gedichten van Constantijn Huygens, naar zijn handschrift uitgegeven door Dr J.A. Worp, I, 1607-1623; II, 1623-1636; III, 1636-1644; IV, 1644-1652; V, 1652-1656. Groningen, J.B. Wolters, 1892-1895. - Prijs f. 2.90 het deel.

Men kent den onvermoeiden ijver van Dr Worp, die door zoo velerlei studie van hoogst practischen aard onze letterkunde jaar in jaar uit verrijkt. De uitgave der Gedichten van Huygens geeft van dien ijver opnieuw bewijs en de boekhandelaar Wolters toont niet minder zijne alombekende ondernemingszucht voor uitgebreiden arbeid, welke hier opnieuw (tot heden) in vijf prachtige en in linnen gebonden boekdeelen schittert.

Het is tegenwoordig in den geest der tijden, de werken van beroemde mannen, of over belangrijke tijdperken handelende, zonder eenige schifting uit te geven. Men vraagt algemeen meer naar volledigheid dan naar esthetische schoonheid, naar strekking, naar nut.

In zooverre hebben Dr Worp en de uitgever Wolters gelijk, dat zij den stroom des tijds achten. Naar onze meening evenwel wordt door deze richting wel eens van het goede (?) te veel gegeven. Wij willen echter op die volledigheid niet vitten en sluiten ons gaarne aan bij de volgende getuigenis.

‘De Huygens-uitgave wil een historisch werk zijn; zij treedt niet op aesthetisch of taalkundig terrein. Zij dient om al de verzen van den dichter te publiceeren - lijdt zijn naam als kunstenaar daardoor, het zij zoo; het is om de waarheid te doen en niet om iets anders - en

[pagina 182]
[p. 182]

daardoor het leven van een merkwaardig man beter te leeren kennen. Zij wil bijzonderheden geven over vele personen uit den ruimen kring, waarin de dichter leefde, bijzonderheden, die voor een deel van belang zijn voor de letterkundige geschiedenis en tevens een beeld opleveren van de maatschappij in dien lijd. Zij tracht ten slotte, wat het technische gedeelte betreft, de regels vast te stellen, volgens welke verzen van onze zeventiende-eeuwsche dichters naar het handschrift moeten worden afgedrukt.’

 

Alphons M. van Liguori, uitgegeven door Pater Jos. Heidenreich te Weenen: Recitativo e Duetto tra l'Anima e Gesù-Cristo, met begeleiding van viool, met becijferde bas en hier en daar tromba, geschreven. Het stuk was waarschijnlijk bestemd voor de kerk der H. Drievuldigheid te Napels, waar Alphonsus zich in 1760 ophield.

In de uitgave van P. Heidenreich onder den titel Recitativo e Duetto tra l'Anima e Gesù-Cristo, is de klavierbegeleiding met veel kundigheid behandeld door Dr Max Dietz. Hij heeft ook, naar den wensch van den uitgever, over de kunst- en esthetische waarde van het toonwerk een hoogst grondig oordeel gegeven. Hieruit blijkt dat S. Alphonsus niet bij den eersten besten liefhebber te vergelijken is, en reeds als knaap grondig in de toonkunst onderwezen, hij werd niet alleen door zijns vaders onderricht, maar ook door zijnen eigen iever en vlijt aangedreven. Men verhaalt dat hij op zekeren dag in eene Opera ‘De H. Alexius’ die door een gezelschap van adelijke heeren werdt opgevoerd, de toehoorders in geestdrift bracht als ‘klavierspelende duivel.’

Daar hij zijne kennis in een der drie conservatoriums welke toen in Napels bestonden verworven had, moet hij er met kunstenaars van den eersten rang omgegaan zijn, zooals bijvoorbeeld met de stichter van de italiaansche Opera Alessandro Scarlatti, sedert 1708 bestuurder van het conservatorium van Sant Onofrio, alsook met Händel, Leonardo Leo enz. - Logroscino, Durante, Hasse, Jomelli, Piccini, en meer andere kwamen van deze school voort.

Dr Dietz meent in de composities van den heiligen Alphonsus den invloed van Leonardo Leo, leeraar aan de muziekschool della Pietà te Napels te herkennen. In alle geval spiegelt zich in de muziekstukken datgene af, wat aan den persoon van den H. meester eigen was. Het roerend tafereel is wonderlief, wanneer de H. grijsaard van den last van het bisschopschap ontslagen, maar diep onder dien van den ouderdom gebogen, in de avondstilte zijns levens te Nocera, nog eens door zijne zonen, zijn Duetto tra l'Anima e Gesù-Cristo laat zingen. Het was zijn eenige niet: nog heden zingt het italiaansche volk liederen van den. H. Alfonso. De uitgave bevat eene vertaling van den italiaanschen tekst.

 

Häuslicher Ratgeber. - Ein praktisches Wochenblatt für alle deutschen Hausfrauen, mk. 1.40 in 't vierendeel jaars, voor 52 num

[pagina 183]
[p. 183]

mers in fo. of 48 kolommen diuks. Breslau, Robert Schneeweiss, Heinrichstrasse, 1896.

Dit tijdschift, in zijn tiende jaar, is niet alleen geschikt voor Duitsche huismoeders en meisjes, maar voor alle huiselijk gezinde vrouwen, jonkvrouwen, jongelingen, vaders zelfs, welke goeden raad zoeken, om de tevredenheid van hart en hoofd en maag, en aldus de liefde in het huisgezin te bevorderen en te genieten.

Ver van alle bespiegelingen, van droomerijen, van sentimentaliteit is het tijdschrift de vrucht van den meest gezonden zin en geeft daardoor mededeelingen omtrent alles wat het huiselijk geluk bevorderen kan.

Het vrouwelijk handwerk en de mode worden niet vergeten en met platen opgelutsterd. De ziekenverpleging vult een deel der aflevering; een of ander wel geschreven verhaal vroolijkt den lezer op; gebeurtenissen uit het alledaagsche huwelijksleven en op de natuur betrapt trekken de nieuwsgierigheid; spreuken en kleine gedichten roeren bevredigend het hart; de kookkunst wordt door de verrassendste voorschiften gehuldigd; goede wenken voor het behoud van lichamelijken welstand, van de kleederen, van de muren, vloer, tapijten, dringen onwillekeurig in 't geheugen door de smakelijke voorstelling. Wasch- en borduurwerk worden niet vergeten. Kortom, hier vindt men een schat bijeen, gelijk er kostelijker ter nauwernood in een tijdschrift te vinden is: het bevordert gezondheid van lichaam en geest. Inhoud van Tijdschriften.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Gedichten. Deel 1: 1607-1623

  • over Gedichten. Deel 2: 1623-1636

  • over Gedichten. Deel 3: 1636-1644

  • over Gedichten. Deel 4: 1644-1652

  • over Gedichten. Deel 5: 1652-1656


auteurs

  • Paul Alberdingk Thijm

  • over Joannes Carolus Alberdingk Thijm

  • over J.F.M. Sterck

  • over Jan Broeckaert