Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9 (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9
Afbeelding van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.48 MB)

Scans (35.41 MB)

ebook (4.35 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 9

(1896)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 295]
[p. 295]

Boekenkennis.

De Wonderkerk van Hakendover, volkslegende uit de 7e of 8e eeuw, in rijm gesteld door Lodewijk De Koninck, Mechelen, Van Velsen, 1896.

Het wonder, in dit sierlijke gedicht bezongen, wordt verhaald in eene brochure van Pastoor-Deken Bets: Geschiedenis der gemeente en der mirakuleuse Kerk van Hakendover, omstreeks 1873 te Leuven bij K. Peeters uitgegeven.

De beschrijving van het Hageland en dezes inwoners, die u ‘Diest en de H. Joannes Berchmans’ van denzelfden schrijver in het geheugen brengt, is treffend van waarheid: het is naar de natuur geschilderd, met kloeke en tevens malsche tonen. De Koninck speelt - te gemakkelijk wellicht - met het groote vers. Levendig zijn de tafereelen aan de legende van de drie maagden en van het door hen met uiterste moeite gebouwde heiligdom toegewijd. Het slot, de groote bedevaartprocessie, is wellicht het bestgelukte stuk; het onderwerp is dichterlijk van aard, en De Koninck heeft het puik en zieleroerend uitgewerkt. De zegening evenaart Karel de Gheldere's fraai gedichtje over hetzelfde onderwerp. Rechts en links sluimert het verhaal ten gevolge van eenige uitweidingen. De Paaschhymne, hoewel niet onontbeerlijk, is een verdienstelijke zegezang, sterk gemotiveerd door Schaepman's voorzang van Aya Sophia, evenals de aanroeping de ‘legen le’ in het begin den aanhef van Schaepman's Vondel herinnert.

Het netgedrukte boekje van zoowat 70 bladz. is versierd met 8 zeer prachtige phototypies van B. Kühlen, te Gladbach, de kerk, het merkweerdig altaarblad uit de 14e eeuw en daarvan enkele tafereelen voorstellende, die in het gedicht berijmd zijn.

 

Kard. Manning's Commentaar op de encycliek ‘Rerum novarum’ door P.J. Aalberse. Haarlem, Coebergh, 1896, XXXVII en 68 blz.

Ofschoon het onderwerp waaraan dit boekje is gewijd minder tot het gebied der Dietsche Warande behoort, willen wij toch een woord van aanbeveling over de verhandeling van den heer Aalberse uitspreken.

[pagina 296]
[p. 296]

Hij leidt zijne uitlegging in met eene beschouwing over het leven en streven van den schrijver des Commentaars. Deze inleiding 37 bladzijden omvattende, is een lezenswaardig stuk tijdgeschiedenis; daarna gaat hij over tot de eigenlijke verklaring die in 't Nederlandsch nog niet is geschreven Klaar en aantrekkelijk is de stijl, zeer nuttig de inhoud voor jonge en oude lieden, onbekend met de schriften van Z.H. Leo XIII.

 

De ‘Mirakelkist’ en de Traditie. Eene bijdrage tot de geschiedenis van het kerkelijk Oud-Amsterdam, door J.F.M. Sterck. Met eene afbeelding. Amsterdam, C.L. van Langenhuysen, 1896, 48 blz. 4o. Afdruk uit Oud-Holland.

Onder dezen titel worden ons de verschillende meeningen bekend betreffende de vraag of een H. Hostie ten jare 1345 (zie Pluym, Mirakel van Amsterdam) in deze scrine is nedergelegd, of dat deze kist niet daartoe heeft gediend.

Door den heer Sterck wordt bewezen 1o dat het woord scrine, waarmede de kist oudtijds werd aangeduid, nimmer zulk eene bijzonder groote kist beteekent. 2o dat de zich daarop bevindende afbeeldingen der H. Hostie geen bewijs zijn voor het gebruik wat er van de kist zou gemaakt wezen. 3o dat de bouw, zoowel als de sloten, enz. een jonger tijdperk dan 1345 aanduiden, maar ook 4o deze kist in elk geval is ‘eene opmerkelijke antiquiteit: de eenig bewaarde, Amsterdamsche gildekist, aan een kerkelijk gilde toebehoord hebbende’, en dat zij ook als dusdanig onze belangstelling verdient.

Daar wij de kist niet hebben gezien, moeten wij ons eigen oordeel daarover opschorten. De afbeelding doet ons juist niet denken aan het jaar 1345.

 

Poppenspel. - Tooverij. - Pijniging. De heer Alf. Goovaerts, adjunct-Rijksarchivaris heeft onder dezen titel, in het tijdschrift De Kunstbode, met de processtukken, het verhaal medegedeeld hoe een ondernemer van poppenkast-spel met zijne vrouw in het jaar 1601-1602 door de vierschaar van de Schepenbank van Eppegem veroordeeld zijn geworden, wegens ‘tooverij’; hoe de vrouw zelfs op de pijnbank gebracht en aan de marteling gestorven is, dewijl dat echtpaar met groote vingervaardigheid ‘bij maniere van tooverye’ eenen minderbroeder en de apostelen Peter en Pauwel, dansende met den duivel, hadden bespot.

Voor de zedegeschiedenis der 17e eeuw zijn deze processtukken van eigenaardig gewicht.

 

Rapports entre les Pays-Bas et la Hanse Teutonique au XVIe siècle par Ch. Piot. Extrait des Bulletins de l'Académie royale de Belgique.

De heer Charles Piot deelde onlangs aan de Académie de Belgique in eene gedocument eerde studie vele wetensweerdigheden mede nopens de betrekkingen der Nederlanden met de Duitsche Hanze in de

[pagina 297]
[p. 297]

XVIe eeuw. Engeland en de Vereenigde Provinciën, wier handelsbelangen de dood van Spanje eischten, zullen ondanks raad en daad van Granvelle en van den contador Alonzo Gutierrez, de zee bemeesteren. Elisabeth, met de hulp der Vereenigde Provinciën, Denemarken en Zweden, wilde de vaart der hanzegenooten belemmeren, ten einde dezen ten bate der Engelschen en Hollandsche schepen, te verhinderen hunne waren in Portugal uit te leveren, - maar vooral met de bedoeling Spanje te verarmen, de haven van Antwerpen te doen verkwijnen, om Londen, Plymouth, Amsterdam en Rotterdam te bevorderen. Tijdens den hongersnood van 1582 en 1583 in Zuid-Europa en Zuid-Nederland spande Alexander Farnese zijne krachten in om den toestand te verhelpen. Hij richtte zich keer op keer vertrouwelijk tot de hanze, en werkte op den keizer. Edoch de Staten van Holland waren niet gunstig voor de hanze gestemd, en de traagheid des keizers hinderde Farnese, die zooveel hij persoonlijk vermocht, den handel der Nederlanden en dien der hanze trachtte in het leven te houden.

 

Woordenboek der frequentatieven, door Dr. de Jager. Culemborg, Blom en Olivierse.

Wij kunnen niet nalaten nog eens op dit gewichtige werk te wijzen, nu de prijs daarvan door de uitgevers zoo sterk is afgezet.

Het woordenboek kostte vroeger 20 holl. gulden en is thans voor 10 gulden verkrijgbaar.

Wat meer is - de inschrijvers op het tijdschrift Noord en Zuid, ten dienste der leeraren van het middelbaar onderwijs geschreven, kunnen het woordenboek voor 5 gulden ontvangen.

Het tijdschrift kost jaarlijks 5 1/2 gulden, in 6 afleveringen, 96 bladzijden gr.-8o druks, vrachtvrij besteld. Er zijn een aantal inrichtingen van hooger onderwijs waar zelfs zulk een tijdschrift goeden dienst kan bewijzen. Het is grondig, met overleg, met onafhankelijkheid in den besten zin geschreven.

Men vergelijke eens in den jaargang 1895 de artikels van Vercouillie, Kok, Worp, van Veerdeghem, Rittner, Poelhekke, enz. en in de afleveringen 1 en 2 van den thans loopenden jaargang: de artikelen van F.A. Stoett, van Moerkerken, Taco de Beer en vele anderen.

Wij kunnen daarom dit tijdschrift, zoo in Zuid- als in Noord-Nederland warm aanbevelen aan hen die grondige letterstudie voorstaan.

 

Le Droit public de l'Eglise, traité du R.P. Liberatore, traduit de l'italien par Aug. Onclair. - Paris, Retaux-Bray.

Even als de rechtsgeleerden met Ulpianus van een openbaar en een privaat recht gewagen, onderscheiden de theologen een openbaar en een bijzonder kerkelijk recht. De Kerk is eene volmaakte maatschappij en haar komen als zoodanig zekere rechten toe; zij is tevens eene instelling met het doel de geloovigen door wijze wetten en voorschriften tot hunne bovennatuurlijke bestemming te voeren.

[pagina 298]
[p. 298]

Wanneer wij de Kerk als maatschappij beschouwen, ontdekken wij de voorrechten en bevoegdheden haar door Christus verleend ten einde haar bestaan en vruchtbare werkzaamheid te verzekeren en te waarborgen. Het canonieke recht daarentegen beschouwt de Kerk als leidster der geloovigen op den weg der zaligheid, zoodat het openbaar recht der Kerk in dezelfde verhouding staat tot het canonieke recht als het staatsrecht tot het burgerlijk recht.

In de bloeiende tijdperken der middeleeuwen, toen de geheele maatschappij op christelijken grondslag rustte, toen vorsten en volkeren zich tot eene eer rekenden als onderdanige kinderen der Kerk te handelen, was het overbodig aan het openbaar recht de aandacht te wijden. Maar met de zoogenaamde hervorming hield deze vreedzame toestand op, en werd het noodzakelijk de rechten der Kerk als maatschappij in het volle daglicht te plaatsen. Want volkeren en vorsten wierpen het juk van den waren godsdienst af, vervolgden de Kerk en maakten inbreuk op hare heiligste rechten.

Deze noodzakelijkheid is in onze dagen nog grooter; niet alleen worden de rechten der Kerk met minachting bejegend en aangerand, men gaat zoover dezelve te betwisten en te miskennen; aan handen en voeten gebonden wil men de Kerk aan de willekeur van den staat overleveren, men bestrijdt haar zelfstandig en onafhankelijk bestaan. Tegenover deze heillooze dwaling, rust op de katholieken de plicht het openbaar recht der Kerk met kracht te verdedigen en te handhaven.

Wij kennen geen werk dat dit gewichtig onderwerp met grootere degelijkheid behandelt, dan het boek van P. Liberatore, waarin hij eene reeks opstellen uit de beroemde Civiltà cattolica heeft verzameld, geordend en tot een geheel verwerkt.

Het is onmogelijk een helder begrip te erlangen van de rechten der Kerk, zonder vooreerst haar wezen, hare inrichting, alsmede hare macht en bevoegdheden te onderzoeken. Deze rechten vloeien voort of wel uit de bestemming der Kerk, of wel uit hare verhouding tot de burgerlijke maatschappij. Wijselijk verdeelt derhalve de schrijver zijn boek in vier hoofdstukken getiteld: De Kerk - haar gezag - hare inwendige - en uitwendige rechten.

Ieder dezer hoofdstukken bevat eene reeks van belangrijke vraagstukken, welke in onze dagen vooral de aandacht wekken, omdat de regeeringen van onzen tijd de Kerk met een vijandig of ten minste onverschillig oog betrachten. De vraag over de scheiding tusschen Kerk en staat houdt de geesten overal bezig, en geeft soms aanleiding tot beweringen en stellingen, welke een katholiek geenszins kan beamen.

De schrijver wederlegt niet alleen de dwaling, maar stelt ook de miskende of niet begrepen waarheid in het volle licht, zoodat hij aan den lezer eene beredeneerde en wetenschappelijke overtuiging verschaft. Hij voert steeds op de eerste plaats theologische argumenten aan, omdat het onderwerp slechts uit de bronnen der open-

[pagina 299]
[p. 299]

baring volledig kan gekend worden. Des niettemin beschouwt hij de bewezen waarheid tevens uit een wijsgeerig oogpunt, en brengt bewijzen, welke hare volle overeenkomst met de beginselen der rede betoogen. Deze methode is des te geschikter omdat de vijanden der Kerk, weinig vertrouwd met de leer der theologen, meestal hunne argumenten en opwerpingen aan de menschelijke wetenschap en aan de rede ontleenen.

De wetgevende, rechterlijke en coactive macht der Kerk (bl. 77-167); het recht der Kerk op het onderwijs (bl. 231); op het bezit in eigendom van tijdelijke goederen (bl. 266); op het vrije verkeer der bisschoppen onder elkander en met den Paus (bl. 286): ziedaar zoovele leerpunten, welke de katholieken dienen grondig te kennen, niet alleen ten einde hunne geloofsovertuiging te versterken, maar vooral om deze bij voorkomende gelegenheid tegen de aanvallen eener bandelooze pers krachtdadig te verdedigen.

Het is een bekend en betreurenswaardig feit dat de verdediging der rechten van de Kerk in boeken en openbare vergaderingen zeer dikwijls aan klaar- en degelijkheid te wenschen overlaat. Men voelt dat de redenaar of schrijver, soms zeer beslagen in het staatsrecht, begint te twijfelen en te wankelen, wanneer de verhouding tusschen de Kerk en den staat besproken wordt. Zijne beweringen verliezen alle kracht, zijne stellingen worden dubbelzinnig, zijn argumenten missen hun doel, en uit vrees van beschuldigd te worden, de eischen van den tijd te miskennen, offert hij de rechten der Kerk op aan den staat.

De reden van dit feit ligt deels in het gebrek van kennis en studie, deels in den kranken toestand der maatschappij, welke eene volledige toepassing der kerkelijke rechten niet kan verdragen.

Het zou echter geheel verkeerd wezen dezen treurigen toestand met den door de natuur van het kerkelijk gezag gevorderden te verwisselen, en de tegenwoordige betrekkingen door de Kerk, uit vrees van grooter kwaad toegelaten als onveranderlijke en algemeene beginselen te beschouwen. Wij bevelen daarom het werk van P. Liberatore ten zeerste aan, omdat het aan de studie der ware beginselen de beste diensten kan bewijzen.

Het vierde hoofdstuk verklaart achtervolgens het wezen van de Kerk en den staat. Het recht van de Kerk op de vrijstelling der priesters van zekere burgerlijke lasten. Het recht van de Kerk op den bijstand van het burgerlijk gezag. - De ongerijmdheid van de scheiding tusschen Kerk en Staat. De stelling der Kerk tegenover ongeloovige, kettersche en liberale regeeringen.

De lezer zal zich overtuigen dat de schrijver zijn onderwerp meesterlijk behandelt en zelfs in de moeielijkste vraagstukken steeds de klaarheid aan de nauwkeurigheid paart. Hij heeft het groot talent door langdurige oefening verkregen, de afgetrokkenste denkbeelden in een bevattelijken vorm te kleeden; zijne beschouwingen steunen meestal

[pagina 300]
[p. 300]

op de eerste beginselen van het verstand en worden derhalve zonder moeite begrepen en aangenomen. De dwaling verdwijnt voor zijne redeneeringen als de nevel voor het licht der zon, hare schijngronden worden met nauwgezetheid ontleed en in hunne zwakheid blootgelegd.

Het boek bevat als aanhangsel de encycliek Immortale Dei van Leo XIII. De lezer ontwaart bij de eerste kennismaking dat de leerstukken van P. Liberatore in volle overeenstemming zijn met de leer van den Paus, en dat zijn werk met recht een wetenschappelijk commentaar van de beroemde en gewichtige encycliek wordt genoemd, reden te meer om hetzelve nogmaals allen katholieken ter lezing en ter studie aan te bevelen.

Dr. A. Dupont.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De wonderkerk van Hakendover

  • over Woordenboek der frequentatieven in het Nederlandsch


auteurs

  • A. Dupont

  • over Pieter Aalberse

  • over J. Oterdoom

  • over Alfons Jan Maria Andries Goovaerts

  • over Charles Piot