Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10
Afbeelding van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10

(1897)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

Omroeper.

Boekhandel. Dit jaar zal, ter gelegenheid der tentoonstelling van Brussel, een uitgevers-congres gehouden worden, onder het voorzittèrschapvan den heer Em. Bruylant, uitgever te Brussel, met het doel de wederzijdsche betrekkingen tusschen uitgevers te bevorderen voor de propaganda van letterkundige en wetenschappelijke werken. Het eerste congres in dezen zin werd in Juni 1896 te Parijs gehouden.

 

Drukkerij. - Bij den heer C.L. van Langenhuysen te Amsterdam zal binnen kort de eerste aflevering van De Amsterdamsche Boekdrukkers en Uitgevers in de XVIe eeuw, door E.W. Maes verschijnen. Het werk zal volledig zijn in 10 of 12 afl., iedere aflevering van 6 vel druks op stevig Hollandsch papier zal versierd zijn met oude houtsneden, merken enz.

 

Herder - Van den boekhandel Herder te Freiburg (Breisgau) is verschenen: Katalog der Herder'schen Verlagshandlung zu Freiburg im Breisgau, 1801-1895. Het is een net boekdeel in geheel linnen band (255 blz), waarin, volgens alphabetische-orde der schrijvers, de werken worden opgegeven die, sedert 1801 tot op onze dagen door de firma Herder uitgegeven zijn.

 

Geschiedenis. Bij den uitgever B. Herder te Freiburg (Breisgau), is onlangs verschenen: ‘Geschichte des deutschen Volkes, door E. Michael S.J.’ I. Band. Het werk zal volledig zijn in 6 of 7 deelen van 300 tot 500 blz.

Zoodra wij het eerste deel ontvangen hebben, zullen wij daarop terug komen.

 

Letterkundig congres. Het programma is verschenen van de nationale tentoonstelling van nijverheid en kunst, in Juni, Juli en Augustus 1897 te Dordrecht te houden.

Uit het ‘Woord vooraf’ blijkt, dat de zaak flink wordt aangepakt. Dank zij den krachtdadigen financieelen en moreelen steun van het gemeentebestuur van Dordrecht, autoriteiten en particulieren, belooft de tentoonstelling een op grootsche schaal ingerichte en goed georganiseerde onderneming te worden, die aan de vaderlandsche industrie, kunst en nijverheid de gelegenheid opent, om op eigen terrein te toonen wat zij vermogen. Dank zij de uitstekende krachten, waarover de Vereeniging Vak en Kunst, van wie de tentoonstelling uitgaat, beschikken kan, is het bestuur ook in staat een doeltreffende inrichting, reclame op groote schaal, nauwlettend toezicht, groote publiciteit en uitnemende zorg voor de tentoongestelde goederen te waarborgen.

De feestcommissie stelt eene reeks van feestelijkheden in het vooruitzicht, o.a. gecostumeerde optochten, wedstrijden, ridder-tournooien, passie-spelen, tooneelvoorstellingen in de open lucht, tableaux-vivants, festivals, zangersfeesten e.d.

Het terrein, waar de tentoonstelling zal worden gehouden, het Oranjepark, is 5 HA. groot, en door een reeds bestaande aanplanting aangenaam beschaduwd, van waterpartijen voorzien en

[pagina 180]
[p. 180]

allergunstigst gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het spoorwegstation, terwijl de tramlijn van spoor en boot tot aan den hoofdingang der tentoonstelling zal worden doorgetrokken. O.a. zullen op dit terrein verrijzen een hoofdgebouw van 5000 M2. en een Oud-Dordrecht met een marktplein van 3250 M2., waarop te midden van een omgeving van antieke Dordtsche gevels, het oude, in het midden dezer eeuw afgebroken Dordtsche stadhuis prijken zal, ingericht tot museum van preciosa, antiquiteiten en schilderijen van oude Dordtsche meesters.

Het programma omvat de volgende groepen: bouwkunst, meubileering en versiering, artikelen van huishoudelijk gebruik, verlichting en verwarming, bewerkte metalen en edelgesteenten, voeding en edelgesteenten, voeding en verbruiksartiken, kleeding en mode-artikelen, vervoer en sport, graphische kunsten, algemeene nijverheid; hygiene, veiligheidsmiddelen, werktuigen en gereedschappen, muziekinstrumenten, land- en tuinbouw, leermiddelen.

Een tentoonstelling van retrospectieve kunst zal in een der hoofdgebouwen van het oude marktplein worden gehouden.

Na bekomen machtiging zal aan de tentoonstelling verbonden worden een verloting van op de tentoonstelling aangekochte voorwerpen.

Opmerking verdient, dat de jury voor de helft zal worden aangewezen door de exposanten en voor de andere helft door het uitvoerend comité.

- H.M. de Koningin-Regentes heeft het Bechermvrouwschap van het Congres, welwillend aanvaard.

 

Koninklijke Akademie. Zitting van Jan. 1897. - De heer voorzitter wijdt eenige woorden aan de nagedachtenis van het overleden lid der Akademie, J.G.R. Acquoy. Daarop geeft prof. Speyer eene verhandeling over de oud-romeinsche huwelijksvormen, door confarreatio, coemptio en usus.

Zitting van Februari. - Voordracht van T.M.C. Asser over het ‘Haagsche Verdrag van 14 Nov. 1596’. In eene tweede voordracht spreekt prof. H.C. Rogge over de diplomatieke correspondentie van den graaf d'Estrades, die van 1663 tot 1668 buitengewoon gezant van Frankrijk bij de Nederlandsche Republiek was.

 

Koninklijke Vlaamsche Academie. Zitting van 17 Februari 1897. Benoeming van de jury voor het keuren der prijskampen.

Lezing door den heer de Potter van eene studie, bewijzende met stukken tot staving, dat onze taal sedert de 13e eeuw dienst gedaan heeft als rechtstaal. Als bijvoegsel geeft de schrijver eene lijst van ruim 200 rechtswerken in het Nederlandsch.

Door den eerw. Bols wordt eene keurige en belangrijke voordracht gehouden over ‘Oude Liedekens.’ De redenaar doet oproep tot iedereen om de oude Vlaamsche zangen, tekst en muziek, aan de vergeteldheid en het uitsterven te ontrukken.

[pagina 181]
[p. 181]

Beide lezingen zullen in de Verslagen en Mededeelingen verschijnen. Daarbij zal het pleidooi van den heer de Potter afzonderlijk gedrukt worden en voorzien van eene Fransche vertaling, ten einde de Vlaamschonkundigen in staat te stellen te oordeelen hoe men in de laatste tijden onze taal gelasterd heeft, om daarin eene schijnreden te vinden om aan de Vlamingen hun recht te weigeren.

 

Het eerste dagblad van Europa zag in België het licht: Nieuwe Tijdinghen, opgesteld en uitgegeven door Abraham Verhoeven, drukker te Antwerpen. Het verscheen de eerste maal in 1605, en bleef tot in 1615 het eenige in Europa. Abraham Verhoeven had van Albrecht en Isabella de toelating bekomen in zijn dagblad, waarvan tot 4 nummers per dag verschenen, nieuwstijdingen mede te deelen over den oorlog, welke deze vorsten tegen de staten-generaal voerden. Deze historische schetsen verschenen meestal met eene fransche vertaling in het zelfde nummer. Zoo vindt men b.v. de slag van Eeckeren bij Antwerpen, geleverd op 17 Mei 1605, met een aantal bijzonderheden verteld in een der eerste nummers.

Het formaat der Nieuwe Tijdinghen was maar klein (13 a 15 cm. hoog) in 8, 12 of 16 blz. druks, met houtsneden, aardrijkskundige kaarten en soms zelfs muziek.

In het buitenland was dit dagblad ook bekend; zoo vindt men in het nummer van 26 Juli eenen briefwisselaar van Lissabon en in dat van 29 April 1622 eenen uit Oost-Indië.

Het oudste dagblad van Europa hield op te verschijnen in 1827, na een bestaan van 222 jaren.

 

Graal. In de gewone maandelijksche vergadering van de ‘Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde’ op Vrijdag, den 12n Februari heeft Dr. J. Ten Brink gesproken over ‘Nieuwe Graalstudiën’. Deze studie is gedrukt in de Verslagen en mededeelingen der Kon. Vlaamsche Academie.

 

Congres van Oudheidkunde. - Twaalfde bijeenkomst, van den 3n tot den 11n Aug. 1897, te Mechelen, onder voorzitterschap van Kan. G. van Caster. Secretaris: Louis Stroobant, Liersche Steenweg 2. Men wordt verzocht van nu af aan de onderwerpen op te geven, waarover men zal handelen.

Toonkunst.

Mis in D van Beethoven. - Den 30n januari is te Luik opnieuw Beethovens groot meesterwerk uitgevoerd. Dit is de derde maal in weinige jaren. De voordracht had plaats ten bate van de ‘Verlatene kinderen’ (Les enfants martyrs). Voor de soli waren de beste krachten uit Duitschland opgeroepen. De leiding was toevertrouwd aan Sylvain Dupuis, den gunstig bekenden professor des conservatoriums. De korsen bestonden uit de leden der even gunstig bekende Legia en een aantal luiksche dames, die met welwillendheid aan dit werk deelnamen.

[pagina 182]
[p. 182]

Zoö begint langerzamerhand de Missa Solemnis nevens de 9e symphonie, waarmede zij de meeste overeenkomst heeft, vooral naar den geest, als naar den tijd der compositie (op. 123. Symphonie: op. 127) algemeen gekend, populair te worden.

't Is nu een veertig jaren geleden dat de Mis het eerst in Nederland (namelijk te Amsterdam) onder de leiding van J.B. van Bree ten gehoore werd gebracht. Toenmaals was zij in Duitschland ter nauwernood door een paar uitvoeringen bekend geraakt. Acht maal werd zij in het zelfde jaar en zelfs in de kerk voorgedragen, ofschoon zij zich, door hare uitgebreidheid niet aansluit bij de gewone liturgie. In België was het Luik alwaar zij voor een paar jaren het eerst werd gehoord.

Wij kunnen niet anders dan dit ondernemen hoogst loffelijk noemen.

Wanneer Wagner voor zijne helden-godenleer-voorstellingen, in naam der kunst, van zijn publiek eene opmerkzaamheid en stichting vordert, waarbij het gestamp en geklap (aan een meer Zuidelijk publiek eigen) eenen misselijken nadruk maakt, wanneer Gevaert, met innige waardeering van den tekst, het publiek verzocht bij de uitvoering der groote werken van Bach slechts aan het slot aan hun geestdrift (?) of beleefdheid lucht te geven, zoo kan men van een publiek bijeenkomende tot het hooren van niet minder verhevenen tekst en bijbelwoorden wel verwachten dat het met de nodige ingetogenheid een werk van dezen aard aanhoore. En dat geschiedde ook zoo. Ofschoon niet alle geklap tot het einde werd bewaard, werd het dan toch alleen aan het slot der groote deelen vernomen.

't Is merkwaardig dat Beethoven in eenen brief aan Zelter zijn werk een ‘oratorium voor de armen’ noemt, ‘daar dezen hieraan behoefte hebben’, ‘an denen wohlthätige Gesellschaften solchen Mangel haben’.

Het ligt niet in ons bestek de mis hier in bijzonderheden te bespreken en te bewijzen dat voor grootschheid van opvatting en innigheid van uitdrukking (Sanctus, Benedictus en tal van andere plaatsen) zij onvergelijkelijk daar staat.

Doch, wat het tegenwoordig begrip dezer muziek betreft, willen wij toch op den vooruitgang wijzen van het heden met den tijd van voor 50 jaren vergeleken, toen een Riehl in de Musikalische Karakter kopfe, bl. 103, zich maar niet kon begrijpen hoe men met trompetgeschal om vrede kon bidden (in het Agnus Dei, een glanspunt!) en geen middel zag dan spot, in plaats van dien heerlijken ‘Satz’ symbolisch te verklaren, met terugblik op Beethovens eigen woorden: ‘Gebet um äusseren und inneren Frieden’. Dat was in de jaren 1818-1822.

De solisten waren met takt gekozen: de dames Nathan uit Frankfort, Haas uit Mainz, Dierich uit Leipzig en Sistermans uit

[pagina 183]
[p. 183]

Frankfort schitterden door verschillende hoedanigheden, maar allen te zamen onder andere door natuurlijke voordracht, zonder schapenmanieren, gelijk sedert een paar dozijn jaren, de meeste en bijzonder de halfbakken virtuozen (zangers en spelers) hebben aan genomen, op het voorbeeld van Tamburini, toen hij geen ander middel meer wist om zich te doen toejuichen.

De zang stond op zijne pooten; de voordracht had stijl en en innigheid, bij den eenen wat meer, bij den anderen wat minder.

De koren hielden zich buitengewoon dapper. Welke taak toch voor de sopranen! Al ontbrak hier en daar een zekere innigheid, de intonatiën waren door en door zuiver - en dat wil al veel zeggen. Het orkest schittterde niet minder en de viool-solo van den heer ter Have was ernstig en fijn. Kortom het was een glansrijke, verukkelijke avond.

 

Maatstok. - Toen Lulli in Frankrijk, door toedoen van Lodewijk XIV als orkestmeester werd aangesteld, heerschte de grootste wanorde in het opvoeren der muziekstukken: Hij wist niet hoe hij er toe zou geraken aan de vioolspelers van den koning eenig gevoel van maat te geven; op 't laatst bediende hij zich van eenen stok van ongeveer zes voet lengte, waarmede hij regelmatig op den vloer sloeg, op de wijze van den metronoom.

Dit voorwerp viel hem toch wat lastig, en het gebeurde weleens dat het op den rug van dezen of genen onwilligen vioolspeler terecht kwam. Bij de uitvoering van een Te Deum, door hem voor de genezing van Lodewijk XIV gecomponeerd, sloeg hij toevallig met zijnen maatstok tegen den voet, waardoor een abces ontstond. Aan de gevolgen daarvan overleed hij den 22n Maart 1687.

Van dit oogenblia af werd de maatstok eene overlevering; doch Lulli en zijne lessen gingen langzamerhand uit het geheugen. Toen Gluck te Parijs aankwam, om zijn Iphigénie, die in 1774 is opgevoerd, aan te leeren, zag het er met de koninklijke muziekacademie ellendig uit. 's Winters speelde men met handschoenen; de uitvoerders kenden den stok van Lulli niet meer, en speelden zonder maat; ook zongen de koorzangers geene drie noten, zonder er versieringen van eigen vinding bij te voegen. Gluck herschiep het orkest geheel en al; de studiën van zijn eerste stuk duurden een jaar. Het was maar na deze herhaalde pogingen dat de violen regelmatig begonnen te spelen en de koorzangers accoorden lieten hooren, welke meer met de vereischten der harmonie overeenstemden.

Alleen Lulli's maatstok was gebleven, en iedereen weet hoe J.-J. Rousseau den spot dreef met den ‘houthakker’ der Opera.

Standbeeldennieuws.

Te Münster is een gedenkteeken onthuld voor de dichteres Annette v. Droste-Hülshoff.

[pagina 184]
[p. 184]

Met groote praal is te Cettinje het standbeeld onthuld, gewijd aan de dynastie der Petrovitch. Het is een Mausoleum op een der hoogste bergtoppen, werk van een jong Fransch architect, Tronchet.

In het kanton Schwyz is een comiteit samengesteld voor het oprichten van een standbeeld om het ideaal van eene vrouw voor te stellen!! Deze dichterlijke persoon is Gertrud, Stauffachers gade, uit Schiller's Willem Tell!

Te Meaux is eene geldinzameling gedaan voor het oprichten van een standbeeld voor Bossuet; den beroemden bisschop dezer stad.

Gedachtenis.

Op 14 December 1896 overleed te Antwerpen Mej. Constance Teichmann in den ouderdom van 72 jaren.

Zij behoorde tot onze dierste begunstigers; zij ijverde in vele richtingen voor den edelsten kunstzin; zij was de vriendin der armen, zij was geheeten ‘De engel van Antwerpen’. Zij riep uit eigen middelen een gasthuis, in het leven, en bestuurde met eigen hand de fijnst ontworpen muziekuitvoeringen, om hare behoeftigen te ondersteunen.

Zij was overal te spreken waar de edelste kunst om hulp riep, hetzij in Antwerpen zelve, hetzij in andere steden des lands. Zij had door haren godsdienstzin, hare verzorgde opvoeding, zoowel als door oefening en vasten wil, eenen zeer gelouterden smaak, die van alles wat alledaagsch, wat zouteloos, en veel meer, wat ongeloovig, wat onedel was, een' afkeer had.

Haar oog was op alle gebied harer betrachting op het schoonste en beste gericht en verhief zich verre van de aarde naar de Oneindigheid, waarheen zij is opgestreefd. Moge zij er zalig rusten!

Bladvulling.

Bij den uitgever J. Vlietinckx te Oostende is verschenen: Het oude Oostende en zijne driejarige belegering 1601-1604; door Ed. Vlietinckx. Met platte gronden en platen, 2 deelen, prijs 3,50. Na ontvangst zullen wij hierop terug komen.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken