Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10
Afbeelding van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 10

(1897)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 190]
[p. 190]

Vér van de Menschen.
Een sprookje.

Hij was nog nooit in 't leven geweest: een droomleven tot nog toe.

Hij wist niet, dat hij moest leven vér van de Menschen.

Hij moest leven vér van de Menschen, want Vervreemding heeft hem van de Menschen weggejaagd.

Een nacht is Vervreemding hem verschenen, een visioen in den droom: een maagd zóo mooi als... zoo mooi als dat prachtige Lieve-vrouwbeeld aan 't hoogaltaar in het kerkje: een lang, smal. peinzend gezicht. Zij was omhangen van denzelfden blauwsatijnen mantel met sterren van zilver en van goud bezaaid en, op 't hoofd had zij een gouden kroon: mantel en kroon vonkelden zóo heerlijk, dat zijn oogen moe werden en zeer deden. Was zij van God gezonden? En hij wilde toch zien.

Een zilveren stem heeft hij een verzoek hooren doen, een verzoek aan hem, een verzoek van haar, van die goddelijk-mooie.

Een zóo vreemdsoortig verzoek!

Een verzoek, dat hij moest blijven vér van de Menschen!

Maar dat begreep hij niet.

Hij begreep dat eigenlijk wel, maar wilde het toch niet begrijpen, dat verzoek.

Hij moest zekerheid hebben.

Waarom moest hij blijven vér van de Menschen?

En hij zou toch gaan onder de Menschen, juist omdat men hem dat ontzegd had, en omdat er een groote landerigheid in hem zat.

Hij zou gaan onder de Menschen en een trilling van geluk ging ál door hem.

[pagina 191]
[p. 191]

Het blijde vooruitzicht alleen, bracht in hem een niet beredeneerde stemming van wilde uitgelatenheid.

En hij ging onder de Menschen.

Soezerig keek hij om zich heen: hij leek ál zoo verward en zijn geest sliep toch niet? Of was er dan zooveel wat hij niet begreep?

Waarom begreep hij niet?

Was dat nu het Leven?

Hij vond als de meeste menschen heil en wee, meer wee dan heil - maar Liefde vond hij niet.

Waar hield Liefde zich dan schuil?

Hij zocht en bleef zoeken - maar Liefde vond hij toch niet.

En zonder Liefde versmaadde hij alles. Hij was al dadelijk begonnen te benijden hen die lieven.

En gelukkig was hij niet.

Hij wenschte weer om dat Visioen.

En het Visioen verscheen hem: en hij werd aangelokt door diezelfde groote droeve oogen.

Hij vroeg haar het waarom, aandringend.

En hij zei, als een weerstrevend kind, dat hij nooit zou gelukkig zijn, als hij 't niet wist.

Zij, zij herhaalde haar verzoek, net of zij zelve 't waarom niet wist.

't Was hem een genot, naar heur stem te luisteren, want die herinnerde hem iemand, die hij wel goed gekend had - maar wie was dat wêer? Hij vroeg het zich te vergeefs.... Maar die was ook al zoo lange gestorven.

En toch was hij boos op zichzelven, dat hij dát oók niet wist.

Zij werd heel droeve, omdat hij haar niet op 't woord wilde gelooven.

Waar haalde hij den moed vandaan, de driestheid? Hij gebood heur te spreken.

Nu kon Zij hem niet langer te woord staan en Zij vlood heen, recht naar den Hemel.

 

Hij gaat onder de Menschen die hij niet begrijpt, want hij is niet als zij.

Hij was al gestorven, maar nu gebeurde het, dat zijn ziel niet geheel vlekkeloos was om in den Hemel te zijn, bij God, en om in de Hel te branden bij den Duivel, daar-

[pagina 192]
[p. 192]

aan viel ook niet te denken, en om in het Vagevuur te komen, had hij ook te weinig kwaads bedreven.

Wat deed onze Lieve Heer nu?

Hij zond hem terug op de aarde - maar hij moest leven vér van de Menschen, want die zouden hem toch niet begrijpen.

Hij zou een vreemde zijn onder de Menschen. Onz' Heer schonk hem de machtigste verbeelding en het diepste gevoel en ontnam hem allen wil.

En kon hij nu gelukkig zijn onder de Menschen? Gevoel is egoïsme, verbeelding gekheid, willoos- zijn lafheid; schreeuwen de Menschen.

En gelukkig is hij niet.

En hij verlangt naar die mooie Onbekende.

En Zij krijgt deernis met hem en, laat zich niet langer wachten.

Zij herhaalt hem wêer heur zelfde verzoek en, hij vraagt niet meer 't waarom en hij gaat wonen in een bosch en is gelukkig vér van de Menschen.

 

Antwerpen.

Anemona.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken