Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 11
Toon afbeeldingen van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 11zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3,91 MB)

Scans (297,47 MB)

ebook (5,10 MB)

XML (1,02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 11

(1898)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 257]
[p. 257]


illustratie

Boekenkennis.

Poëzie en Proza, uit de werken van de beste Zuid- en Noord- nederlandsche schrijvers, ten gebruike van Middelbaar en Normaal Onderwijs, aangenomen als klassiek leesboek voor de Middelbare scholen van beide graden. Gent, Ad. Hoste, 47, Veldstraat, 1898.

Een bundel Proza en Poëzie ten gebruike -van Middelbare scholen... En onwillekeurig denkt men, - met een retrospectiven geeuw, - aan zijn jeugd!... en aan een breed, beigegrijs gebouw met grauwe banken, grijze muren, grauwe, hooge duikelramen zonder gordijnen, die uitzien op een binnenplaats, waar een enkele vochtdroppelende plataan met zwarte moedervlekken op de helgeele blaren, staat te treuren op een glimmend natte binnenplaats.

Het was een echte drupregendag in het begin van November... De jongens geeuwden, en de verveelde leeraar analyseerde voor de duizendste maal Het Loofwerk der Batavische Arcadia of De Lijkzang op mijn Dochtertje, of De Lofzang der Barden uit de Hollandsche Natie of Het Choor uit het treurspel ‘Nero’...

De jongens dutten in, onder het zeurig klepperen van de droppels op het losse lood, over de Schatten der Vaderlandsche Poëzie.

Ik weet niet, of dit bij ú zoo was, lieve Zuid-Nederlandsche broeders, maar bij ons in Noord-Nederland was het zoo - in mijn jeugd!

 

Maar nu kijk ik een beetje lager op het nette, bruingrijze omslagje, en daar staat:

‘Door Pol de Mont, Leeraar aan het Koninklijk Athenaeum en aan de Koninklijke Akademie van fraaie kunsten te Antwerpen.’ en dan denk ik, als ik mij zijn eigen verzen herinner, dat dit schoolboek voor de Vlaamsche jeugd en ‘Aankomende Jonghelinghschap’, toch onmogelijk vervelend kan zijn.

En werkelijk, ik vond in die 320 keurig en duidelik gedrukte, zorgvuldig verbeterde bladzijden, geen aasje, geen droppeltje, geen greintje verveling.

De rol van verzamelaar, van uitzoeker, van 'n bundeltje, is geloof ik lang zoo gemakkelijk niet, als men denkt. Een vervelend mensch zoekt vervelende verzen uit..., vervelend lang en droog en taai.

[pagina 258]
[p. 258]

Geheel onwillekeurig doet hij dat, even zeker als een blondine zonder smaak zich kleedt in geel en rood en groen.

Maar een leuk, aardig, opgewekt mensch, een mensch met merg in zijn knoken en bloed in zijn hart, zoekt leuke, aardige, opgewekte verzen uit of andere... met echt, diep-waar menschengevoel zonder geteem, - en, vooral niet al te lang - jongens houden niet van lang.

We vinden hier inderdaad, ditmaal liegt de titel niet... 't mooie, 't allermooiste, uit de beste Zuid- en Noord-Nederlandsche schrijvers, verzen die waarlijk niet alleen door schooljongens met genot zullen worden gelezen - in Noord- en Zuidbroederlijke en zusterlijke eendracht naast elkaar.

Het boek eindigt niet zooals elke rechtgeaarde Nederlandsche chrestomatie behoorde te eindigen - bij Potgieter, Loveling, Beets en Van Beers; neen, ook de nieuwste en de allernieuwste: Swarth, Van Eeden, Kloos, Couperus, Gorter, zijn er in opgenomen. Van Duyse en Dautzenberg naast Staring, Couperus naast Kloos, Vondel naast Da Costa en Nolet de Brauwere, allen als een schoon fonkelend snoer van glinsterende, bonte sterren.

En geen van de ál te bekende verzen, die de ooms en grootooms van die nu op de banken zitten, al van buiten leerden, komen er in voor, al lang, een beetje afgerammeld, een beetje afgezaagd, hoe mooi ze ook waren.

Van Van Duyse niet de Germaansche Slaaf te Rome maar twee parelen, Ontmoediging en Vaderzucht; van Staring niet de eeuwige Adolf en Emma, maar Ariadne, en eenige kleine meesterstukjes. Van Da Costa Hagar, De Slag bij Nieuwpoort; van Bilderdijk het allermooiste uit zijn balladen en uit zijn onvoltooid epos.

En dan van Vondel! Welk een heerlijke, teeder-artistieke keus uit die schoone, glinsterende blankblonde verzen, met hun sonoren klank van Beethovensche muziek: De Rijnstroom en de Olijftak aan Gustaaf Adolf, Het Eeuwig Eden en Het Aardsche Eden, en Palamedes rechters met Hoe die van Keulen het lijk van Ursula uit het Hunnenkamp haalden.

Uit Tollens ook is een zeer nieuwe en mooie keus gedaan alsmede uit De Geyter, Hiel, Gezelle, Rodenbach, Swarth, Kloos, Gorter, Boddaert, enz., enz.

De gedichten van Luyken zijn bizonder schoon... Alles heeft zijn Mond en De Morgenstond. - Ieder Hart en ieder Huis zocht ik te vergeefs, maar misschien heb ik niet goed gezocht.

Van Swarth hebben we o.a. Als een gevangene in zijn enge cel, van Kloos het verrukkelik sonnet De Zee en van Boddaert Kindersproke en haar eenig Laat dicht de luiken.

De Verzamelaar zelf gaf een zeer, zeer bescheiden keuze uit zijn eigen werk. De voorzichtige leeraar (der jeugd) overschaduwde even, heel even maar, den dichter, en zijn aller-, allermooiste verzen staan hier niet in, als minder geschikt voor een schoolboek, natuurlijk!... en ik zal hier de namen dan ook maar niet noemen, - anders mochten de jongens ze toch eens gaan lezen! Maar we hebben toch Als Jezus zou slapen en De

[pagina 259]
[p. 259]

Roode Zwaan, Langs 't lijze vloeiend water, Een Tarwemei, De Beek en Uchtendhymne.

 
Gij dauw zijp neder
 
Van ranken en blaân;
 
Groengouden gerst, wieg weg en weder;
 
Gij leeuwerik stijg uit een zee van graan
 
en sla uw lied, van kwalen vrij en zorgen!
 
En zie! Van dauw omkleed, de blanke berken staan
 
en hooren... 't ‘worden’ van den morgen.

Ook van den ouden, lieven dichter ‘Het volk’ zijn er hier verscheidene opgenomen, die zeker wel in alle andere bloemlezingen ontbraken: Dat Liedeken van Here Halewine, Lestmaal op een zomerseken dag, De Koekoek in de Mei! ik vond hier eindelijk het oude liedje weer, dat mijn grootmoeken zong zomers onder de bloeiende linde:

‘Er was eens 'n oud manneken van tachtig jaren!’

Kom, ik wil eindigen, ook met een idylle, met een paar coupletten van het mooie liedje van den goeden ouden Vader Guido Gezelle, die eindelijk-, voor den eersten keer, in dit boekje vertegenwoordigd is.

 
O! 't Ruischen van het ranke riet!
 
O wist ik toch uw droevig lied,
 
Wanneer de wind voorbij u voert
 
En buigend uwe halmen roert.
 
Gij buigt, ootmoedig nijgend, neer,
 
Staat op en buigt ootmoedig weer,
 
Ea zingt, al buigen, 't droevig lied,
 
Dat ik bemin, o ranke riet!
 
 
 
Nogtans, o ruischend ranke riet,
 
Uw stem is zoo verachtlijk niet!
 
God schiep den stroom, God schiep uw stam,
 
God zeide: ‘Waait!’ En 't windje kwam,
 
En 't windje woei, en wabberde om
 
Uw stam, die op en neder klom!
 
God luisterde..., en uw droevig lied
 
Behaagde God, o ruischend riet!

Ik heb hier alleen van de Gedichten gesproken, - de Prozabundel is eerst veel later bij denzelfden uitgever verschenen.

 

A. W. Sanders-Van Loo.

Horand de Zanger, zangspel in vier bedrijven. Tekst door J.-H. Scheltema. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1897.

't Is verdienstelijk onderwerpen voor het tooneel uit onze nationale overleveringen te putten. Indien bovengenoemd gedicht er iets toe bijbrengt Goedroen op nieuw te doen lezen en liefhebben, dan heeft de schrijver reeds veel bereikt.

[pagina 260]
[p. 260]

Moge eenmaal het hs. van Goedroen teruggevonden worden, gelijk het voorzeker op de kusten van Vlaanderen in het Nederlandsch heeft bestaan.

Hier is alleen het eerste gedeelte van het episch gedicht behandeld: de bruidstocht van Wate en de zijnen om de hand van Wilde, de iersche prinses, voor koning Hetel van Hegelingeland te verwerven, die, betooverd door Horand's zang, zich laat medevoeren.

Tegen storting van fl. 25, ten voordeele der Maatschappij tot opvoeding van de weezen in het huisgezin, is er toestemming te bekomen van den schrijver, Borneostraat, 29, 's Gravenhage, het gedicht in muziek te zetten.

Beknopte Geschiedenis des Boerenkrijgs, door J. Fr. Pallemaerts, Mechelen, 1898.

Het eeuwgetijde van den Boerenkrijg, den Vendeeschen oorlog der Belgische provinciën, heeft eenen tocht van geestdriftige bewondering voor de zoogenaamde Brigands aangeblazen. Tot herdenken van dien strijd, zijn in Vlaamsch-België algemeene en plaatselijke comiteiten tot stand gekomen om in den loop van den zomer de gesneuvelden en dezer christene en vrijheidslievende gevoelens te verheerlijken. Woord en schrift, dicht en geschiedenis, tooneel- en toonkunden wedieveren onderling om de Boerenkrijgers om 't meest te huldigen. Voor het muziek o.a. componeert Wambach, op woorden van Hilda Ram, eene Cantate: Boerenkrijg; Benoit bewerkt, op tekst van Hiel, zes liederen over hetzelfde onderwerp. Het eeuwfeest van den Boerenkrijg doet als bij tooverslag eene gansche letterkunde uit den grond rijzen. De katholieke pers, zoo fransche als vlaamsche, wijdt tal van artikels aan het herdenken dier gebeurtenis; in alle katholieke vereenigingen worden over dit onderwerp voordrachten gegeven door geestelijken en wereldlijken, b.v. door Pater Verstraeten s. J., den eerw. heer E. Claesen, en den heer Lodewijk Van Boeckel; op honderden plaatsen voert men tooneelstukken op met hetzelfde inzicht, als ‘Besloten Tijd’ van Kervijn en Van Britsom, in Januari door het Davidsfonds uitgegeven. Orts en Thys (Les Conscrits Belges) hadden de feiten verhaald; Conscience in den Boerenkrijg, Snieders in Onze Boeren hadden den opstand gedramatiseerd; Hiel had Wilm de Lantsheere bezongen; Kanunnik Muyldermans had Sansculot en Brigand geschreven. Nu zagen het licht over die episode onzer geschiedenis, schriften van Van Caneghem (in het fransch), Robyns, Pattyn, - drie priesters, - Van Laeken, Opde Beeck, Sevens, Thijs (La persécution religieuse en Belgique pendant la domination française, Antwerpen, Kennis, 1898, 3 fr.).

Iets meer wil ik zeggen over de beknopte geschiedenis van den Boerenkrijg door den eerw. heer J.F. Pallemaerts, leeraar in 't Klein Seminarie te Mechelen (Mechelen, Van Velsen, 80 bladz., 1 fr.).

Kanunnik Muyldermans van Mechelen schreef ter inleiding een puik voorwoord, waarin hij de redenen opsomt van den opstand der boeren tegen de uitheemsche dwingelandij. Die opstand, waarbij de wet op de

[pagina 261]
[p. 261]

loting eene bijoorzaak kon zijn, neemt zijnen oorsprong in de liefde tot het vaderland en in de trouw aan den godsdienst. Ten gevolge van dien strijd bleef de zucht naar vrijheid en zelf bestaan in het herte van ons volk levend.

De schrijver wil zoo eenvoudig en kort mogelijk, achtereenvolgens in de verschillige streken waar de Jongens optraden, den dag des opstands aanteekenen. de wisselvalligheden van den strijd verhalen en de benden Patriotten volgen tot den dag, waarop zij door de Fransche soldaten uiteengeslagen of verpletterd werden. Zoo leidt de heer Pallemaerts ons beurtelings door het Land van Waas, dan naar Boom, dan in Klein Brabant, voorts naar Edingen, Hal, Ninove, Ronse, Kortrijk en Izegem, Duffel, Mechelen, Lier en omstreken, Turnhout en Herenthals, Aarschot, Diest en Leuven, Gheel, Meerhout, Moll en Diest, Hasselt en het Departement der Wouden. Tot slot dient een belangrijk en tot heden onuitgegeven stuk, van den E.H. Pastoor De Winter, van Mariekerke.

Die beknopte maar treffende bijdragen over den Boerenkrijg verdienen bijval en waardeering!

K.J.A.M.C.

Gedichten van A. Binnewiertz, Pr., Utrecht, Wed. J. Van Rossum, 1898.

Een sierlijk uitgedoscht boekdeeltje, waarin ook sierlijke versjes staan, en niet alleen sierlijke, maar ook zulke, die in eenvoudigen vorm een diep gevoel bergen. Lees Hoogste Poëzie:

 
‘Is poëzie de zang van 't harte, dat bemint,
 
Dan zijt gij 't schoonst gedicht, o moeder met Uw kind!
 
 
 
Maar dan is 't hooglied van der Heemlen poëzie
 
De zoete Moedermaagd met Jesus op haar knie.’

Lees ook de Liefderozen op bl. 65:

 
‘Ik weet op aarde een Kruis te staan,
 
Daar bloeien rozen voor eeuwig aan!
 
 
 
Daar hangt in smarten de Menschenzoon,
 
Om 't bleeke voorhoofd een doornenkroon.
 
 
 
En aan die doornen in overvloed,
 
Ontspruiten rozen uit godlijk Bloed!
 
 
 
Wie 't Kruis wil dragen volg' Jesus na,
 
En plukke Rozen op Golgotha.’

Het eerste der Meiliederen is getoondicht door Ph. Loots. Wij zouden hiervoor liever die gedichtjes verkiezen die niet reeds volledig zijn op zich zelven en aan de muziek overlaten er bij te voegen, wat er nog in het hart van den dichter is blijven schuilen..., b.v.

‘Ik heb zoo menig liedje diep in mijn hart bewaard.’

Wij wenschen de lieve Gedichten van Binnewiertz rasse verspreiding in de christelijke huisgezinnen.

N.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • A.W. Sanders van Loo

  • over Pol de Mont

  • over J.Fr. Pallemaerts

  • over J.H. Scheltema

  • over A.M.J.I. Binnewiertz