Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 12 (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 12
Afbeelding van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

Scans (393.05 MB)

ebook (6.69 MB)

XML (1.11 MB)

tekstbestand






Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande. Nieuwe reeks 2. Jaargang 12

(1899)– [tijdschrift] Dietsche Warande–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 381]
[p. 381]

Omroeper.

Letterkunde.

Longfellow. - De welgeslaagde, westvlaamsche vertaling van Evangeline, door eerw. heer A. Mervillie, is verschenen in Biekorf. Wij zullen er eerlang een stuk uit geven.

 

Tony Bergmann. In Noord en Zuid, 3e afl., komt een belangrijk opstel voor over den schrijver van Ernst Staas en het gedenkteeken hem te Lier opgericht. Wij ontnemen daaraan het volgende:

‘Met voldoening kunnen de onvermoeide strijders der Vlaamsche beweging op hun arbeid terugzien. De hulde, die zij den jong gestorven kunstenaar brachten, vereert ook hen.

Behalve eenige novellen en de Geschiedenis van Lier heeft Tony alleen Ernst Staas nagelaten. Dit is zijn meesterwerk en een dagteekening in de Vlaamsche litteratuur. Ofschoon klein van omvang, getuigt het van buitengewoon talent, eigen opmerkingsgave en eigen stijl. Geen pralend standbeeld is voor hem opgericht - hij zelf zou met zijn geestigen spot die overdrijving veroordeeld hebben - maar een bescheiden gedenkteeken, een borstbeeld, dat zijn energieken kop, zijn open, manlijk gelaat met het breed gewelfd voorhoofd voordeelig doen uitkomen. En aan den voet Ernst die Bertha heeft gewroken: een der treffendste episoden uit het boek.

De uitgave van Ernst Staas was van groote beteekenis voor de Vlaamsche letterkunde. Vele vroegere verzen en romans hadden hunne vermaardheid voornamelijk te danken aan den vaderlandslievenden geest dien zij ademden. Men was begonnen ze daarom te prijzen en latere beoordeelaars praatten de eenmaal gevestigde meening na.

Tony heeft zich losgemaakt van de romantiek. Het leven, de natuur - ziedaar zijne school. Zonder de minste gemaaktheid, eenvoudig maar geestig, schrijft hij zijne herinneringen op. Zijne natuurbeschrijvingen, zijne stadsgezichten hebben het frissche van het zelfgeziene. Geene ouderwetseke beeldspraak, geen ziellooze gemeenplaatsen. In zijn verhalen hebt gij menschen leeren kennen, geen romanfiguren. Gij gaat aan uw eigen verleden denken. Het is alsof uwe herinneringen worden opgehaald. Gij krijgt den schrijver om zijn werk lief.

Tony beschikt over rijken humor. Met een glimlach ziet hij het leven in. Toch blijft hij niet aan de oppervlakte hangen.

Hij heeft geest zonder gal, zijn humor is de ware, omdat hij uit het hart komt. Hij speelt geen rol, hij declameert niet. Sympathie met lijdenden, niet de ziekelijke, die zich vergast op eigen aandoenlijkheid, maar de echt-menschelijke, hoe rijk is zij hier vertegenwoordigd!

Voor Anton Bergmann is het korte leven lang genoeg geweest.’

 

Bilderdijk en Da Costa. In Ons Tijdschrift (Nederlandsch (April) zegt de heer Oosterwijk Bruyn dat Bilderdijk bleef staan op zekere hoogte, en Da Costa voortging van kracht tot kracht, van licht tot licht.

‘Zij hadden beiden groote fouten en gebreken, maar Da Costa erkende ze meer dan velen. Niet alleen beweende hij zijn zondige natuur - dat deed Bilderdijk als hij, en dit kan gepaard gaan met veel eigengerechtigheid, bij grooten ijver voor wat men vermeent een strijden te zijn voor Gods eer; - neen! zijn zondigen tegen God en menschen, als eigen moed-

[pagina 382]
[p. 382]

willige schuld betreurde hij. Hij had anders kunnen zijn, anders moeten zijn, en daarom was hij bedroefd, en weende soms bitterlijk met tranen als die van Petrus.

In beider leven is een gouden draad der goddelijke genade onmiskenbaar, die hen telkens tot Christus brengt, als hun eenigen Redder en Heiland. Bij Eilderdijk geschiedt dit echter als bij een Jacob, of, als gij wilt, bij Simon; Da Costa doet ons telkens aan Abraham denken.

 

Van Zola naar Maeterlinck. Onder dezen titel, schrijft de heer H.J.M. uit Sittard in de Juni-aflevering der Studien op godsdienstig, wetenschappelijk en letterkundig gebied een artikel over L. van Deyssel's nieuwe Verzamelde Opstellen en diens ‘verhuizing’ van Zola naar Maeterlinck. Wij ontnemen daaraan de volgende volzinnen:

‘Gij zijt als de gevallen engel, die bij uw val niet alles verloort. Gij waart van aanleg en natuur een kunstenaar bij de gratie Gods, dat blijkt uit menige bladzijde, zelfs van dezen 4n bundel. Gij hebt gezond verstand en dat komt voortdurend in botsing met uw beginsel, dat gij hebt van de dwaling, als zou die kunst niets anders zijn dan een vorm van de stof.

Ziedaar de reden, waarom gij Zola verlaten hebt en zijt gegaan tot Maeterlinck.

Maar dit zal u niet veel baten.

De vragen naar den oorsprong, het doel en het wezen der kunst zullen u pijnigen zoolang gij aan valsche kunst zult doen.

Want de oorsprong en het doel der kunst is de ééne, persoonlijke God - en haar wezen: Zijne openbaring in het geschapene, aan den mensch, wien Hij een mateloos verlangen naar Zijne Schoonheid heeft ingestort.

Een verlangen dat voor de vrijwillig dolenden een foltering wordt.’

 

Koninklijke Vlaamsche Academie. - Vergadering van 17 Mei 1899: Na de vaststelling van het verslag der vorige zitting leest de heer Th. Coopman, namens de commissie voor het Woordenboek, een uitgebreid verslag voor over de laatstverschenen afleveringen van dat werk, waarbij hij tevens eene warme hulde brengt aan de redactie.

De Academie beslist dat, vermits het koninklijk besluit, waarbij de benoeming van Dr. de Gheldere tot werkend lid wordt goedgekeurd, nog niet is verschenen, er op dit oogenblik nog geene plaats van briefwisselend lid openstaat. Dit jaar zal dus enkel tot de verkiezing van een buitenlandsch eerelid in vervanging van wijlen Prof. R. Fruin moeten worden overgegaan.

Vervolgens wordt overgegaan tot het verkiezen van een werkend lid ter vervanging van wijlen den heer Th. J.I. Arnold. Bij de derde stemming bekomt de heer Prayon 12 en de heer W. de Vreese 9 van de 21 uitgebrachte stemmen. Eerstgenoemde is dus gekozen.

Door de heeren de Pauw, de Potter en Snieders wordt verslag uitgebracht over de verhandeling van den heer Leonard Willems, ter wederlegging van de onjuiste beweringen van den heer Discailles, dat Rogier in 1841 eene Vlaamsche Academie zou hebben willen inrichten.

Die belangrijke geschiedkundige bijdrage zal in de Verslagen en Mededeelingen worden opgenomen.

- Zitting van Juni. De heer Mr. H. Viotta wordt tot buitenlandsch eerelid gekozen.

Plechtige Zitting van 22 Juni. Voordracht van een werk getiteld Rubens en de Nederlandsche taal van Edw. van Even, bestuurder. Door ziekte belet werd de heer van Even in de voordracht van zijn werk vervangen

[pagina 383]
[p. 383]

door den heer Alberdingk Thijm. Daarna droeg de heer Seghers eene studie voor getiteld: Vondel als opvoedkundige.

Vervolgens werden de behaalde prijzen uitgereikt aan:

Van den Berghe, leeraar te Mechelen en C. Cortebeeck, te St Jans-Molenbeek.

De heer Gouverneur van de Kerchove, de heer Lammens, senator en vele andere notabelen vereerden de zitting met hunne tegenwoordigheid.

 

Koninklijke Akademie. (Vergad. van 8 Mei.) - Dr. Kluyver hield een verhandeling over het woord Camelot, in den zin van colporteur en van stofnaam. Reeds in de middeleeuwen werd het afgeleid van kameel. Maar het camelot werd meestal uit andere stoffen dan kameelhaar vervaardigd. De heer K. bepleitte de afleiding uit het Arabisch. Oorspronkelijk is dan C. de benaming geweest voor allerlei fijne stoffen in Klein-Azië. -Prof. Kern gaf een overzicht der nieuwe aanwinsten voor onze kennis van de middelnederlandsche taal- en letterkunde. Hij besprak het, door een Deensch geleerde ontdekte, uit 20,000 verzen bestaande levensgeschiedenis van de Belgische heilige Ludgard, van Willem van Afflighem. - In bewerking is de uitgave van De Spieghel der Sonden. - Nog kwam aan het licht een gedeelte eener berijming van het Hooglied, voor de taalstudie van veel belang. Onder de nieuwe aanwinsten in proza noemde de spreker een tweede exemplaar van de Pelgrimmage van de menschelijke creaturen, een hs. uit 1463, in de bibliotheek van het bisschoppelijk museum gevonden en ten slotte de uitgave van Froissard's Kronicken door de Koninklijke Vlaamsche Academie.

In de vergadering van 12 Juni hield de Utrechtsche hoogleeraar Hamaker een voordracht over de afstamming van natuurlijke kinderen, waarin hij kritiek oefende op het wetsontwerp, ten vorigen jare door de regeering ingediend. Prof. Hamaker uitte den wensch dat dit ontwerp zal worden vervangen door een ander, waarbij voorloopig alleen de plicht van den vader tot onderhoud van het onechte kind wordt erkend.

 

Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. - Onder voorzitterschap van Dr. A. Beets had op 15 Juni te Leiden de jaarvergadering plaats. Na een welkomsgroet werden de verslagen uitgebracht over 1898, omtrent den staat der Maatschappij en haar belangrijkste handelingen; over de boekverzameling enz. Vervolgens werden ook de verslagen uitgebracht door de commissie voor de taal- en letterkunde en de geschieden oudheidkunde.

Gekozen werden. Tot gewone leden: Dr. Ph. Vogel, privaatdocent Universiteit, Amsterdam; W.C. Nieuwenhuijzen, alhier; Dr. B.D. Eerdmane, hoogl. theologie Leiden; Cyriel Buysse, alhier; M.L.J. Plemp van Duijveland, redacteur ‘N. Rott. Ct.’, Rotterdam; A.E. H. Swaan, leeraar H.B. School, Nijmegen; K.O. Meinsma. idem Gymnasium, Zutphen; W. Meijer, alhier; Dr. J.M.S. Baljon, hoogl., Utrecht; Dr. C.J. Wijnaendts Franken, alhier; Dr. P.W. Roessingh, lid van de Tweede Kamer, Leiden; Dr. J.S. Van Veen, adj.-comm. Rijks-Archief, Arnhem; M.D.P.D. Fabius hoogleeraar Amsterdam; G.F. Hasselt, predikant, Kralingen.

Tot buitenlandsche leden: Dr. C.H.F. Walther Hamburg; Hippol. Meert, leeraar Kon. Athenaeum, Gent; Dr. J.H. Dosker te Holland (Michigan); Ph. Colinet, hoogl., Leuven; Ch. Le Coutere, hoogl. Leuven; Dr. Gust. Deradder, Le Puy; Dr. R. Priebsch, privaat-

[pagina 384]
[p. 384]

docent, University College, Liverpool; Dr. W.J. Viljoen, hoogleeraar, Victoria College, Stellenbosch.

Dr. H.J. Kiewit de Jonghe, hield een zeer belangrijke voordracht over ‘De beteekenis van het Nederlandsch element in den vreemde.’

Aangenomen werd vervolgens een voorstel om een som van f 50 te schenken aan de commissie voor het te Gent op te richten monument voor J.F. Willems, almede een voorstel om gedurende 6 jaren jaarlijks f 20 uit te keeren aan het Historisch Genootschap te Utrecht, als subsidie voor de vervaardiging van geschiedkundige kaarten van Nederland. Eveneens werd aangenomen een voorstel tot instemmingbetuiging met het streven van den Berner-Conventiebond.

In de commissie voor taal- en letterkunde en van die voor de geschied- en oudheidkunde sprak prof. J. Te Winkel over ‘den Nederduytschen Helicon van 1610’.

 

† Charles Piot, gewezen algemeene rijksarchivaris die in 1885 Gachard opvolgde en in 1897 zelf opgevolgd werd door den heer Goovaerts. Hij schreef eene geschiedenis van Leuven, werken over de hertogen van Burgundië, hij gaf de briefwisseling uit van Granvelle, liet verschijnen zijn Pagi enz. De man zetelde in alle wetenschappelijke genootschappen, was een onvermoeibare werker, zijn arbeid staat hoog aangeschreven in de geleerde wereld. Hij stierf 87 jaar oud, om zoo te zeggen met de pen in de hand, want hij werkte nog tot deze laatste dagen en laat verschillende onvoltooide boeken achter.

 

† Frans Bock, geleerde oudheidkundige, die onder andere schreef Liturgische Gewänder, Die Baudenkmale Rheinlands, Das Heilige Köln, enz.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken