Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1

(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 484]
[p. 484]

Kroniek van Italië.

Sociale beweging te Rome. - Een standbeeld aan Carlo-Alberto. - Het obstructionisme en de Katholieken.

De wet komt van Rome maar te Rome wordt zij niet onderhouden’ is eene gekende spreuk. Daarop wordt er gezinspeeld als men u de twee heidensche standbeelden der Porto del Popolo toont, in dewelke eene volkslegende St. Pieter en St Paulus meent te erkennen; St. Pieter houdt de hand op het wetboek als om te zeggen: ‘hier maakt men de wet’, maar St. Paulus wijst met den vinger naar het Noorden, als wilde hij er bijvoegen: ‘en ginder wordt zij onderhouden’. Zou men dit niet kunnen toepassen op de sociale beweging, die, te Rome gezegend en aanbevolen, te Rome verwaarloosd wordt?

Eenieder aanveerdt dat men te Rome niet te voorzichtig kan te werk gaan. De liberale leeringen zijn hier nogvast geworteld. De katholieken trekken zich geene politiek aan en zijn eenigszins geneigd om daardoor ook de maatschappelijke hervorming uit het oog te verliezen. De geest zelve van de Romeinen schijnt hieraan vreemd gebleven: zij kennen de liefdadigheidswerken, zij hebben maatschappijen tot verdediging van geloof en zeden, maar huishoudkundige inrichtingen, weinig of niet. De werklieden zelve, die nochtans niet in overvloed leven, zijn rap gepaaid en tevreden: eenige stuivers om brood en macaroni te koopen en zij zijn voldaan! Rome, ten andere, is geen nijverheidsmidden, geene stad van werkmansleven: hebben de werklieden werk, zij werken, goed kome het uit. Het leurdersstieltje echter lacht hun dikwijls te veel toe: brengt het niets op, zij gaan uit bedelen, wetende dat er altijd brood en soep aan de poorten der kloosters voor hen te krijgen is.

[pagina 485]
[p. 485]

Maar ik ben toch gelukkig hier en daar eenige kenteekenen van heropbeuring te mogen aanstippen. De denkbeelden van den Paus dringen hier eindelijk ook binnen.

De democraten hebben met vreugde den vastenbrief van Z.E. Kard. Agliardi, bisschop van Albano, gelezen. Z.E., oud-nuntius van Weenen, is niet onbekend in de democratische wereld. Zijn brief behandelde de opbeuring van 't maatschappelijk leven. Hij vestigde de aandacht der leeken en der priesters bijzonder op de noodzakelijkheid tot het volk te gaan, en steunde namelijk op het groote nut der werkmanskringen, boeren- en leengilden.

Men begint ook te verstaan hoe de studie der maatschappelijke kwestie voor de katholieken onontbeerlijk is.

Onder de geestelijke en wereldlijke jeugd genieten de voordrachten van Hoogleeraar Toniolo altijd meer en meer bijval.

De Italiaansche jonge geestelijken hebben, onder voorzitterschap van R. Murri, hoofdopsteller van de ‘Cultura sociale’, eenen studiekring gesticht, waar zij vergaderen om een of ander maatschappelijk vraagstuk onder malkander te bespreken.

In 't begin van 't jaar werd P. Biederlack, S.J., tot overste van het Germaansch collegie benoemd, en de volksgezinde dagbladen van België deden toen de belangrijkheid dezer benoeming uitschijnen. P. Biederlack is een democraat, oudleeraar van Insbrück, thans leeraar van kerkelijk recht in de Gregoriaansche Hoogeschool te Rome. Hij is bijzonder bekend voor zijn werk ‘Die sociale Frage’ reeds aan de vierde uitgaaf. Dit boek, dat als inleiding dient tot de studie der christene huishoudkunde, werd onlangs in 't Italiaansch vertaald; in België zal er binnen kort een Vlaamsche vertaling van verschijnen. In 't eerste deel vindt men eene korte, klare en methodische behandeling der maatschappelijke leer volgens de liberale, de socialistische en de christene school. Het tweede deel bevat eene ontlediging van 't maatschappelijk vraagstuk: de landbouw- werklieden- en ambachtsliedenkwestie en de handelscrisis worden er beurtelings met veel nauwkeurigheid onderzocht; telkens worden de oorzaken en redmiddelen aangeduid. Wekelijks geeft de geleerde Jesuit eenen leergang van maatschappelijke huishoudkunde aan zijne leerlingen van Duitschland en Hongarië; komt er te Rome een der hoofden van de sociale beweging, zooals

[pagina 486]
[p. 486]

het onlangs 't geval was met Dr Lueger, hij wordt er uitgenoodigd eene voordracht te houden.

Eenige weken geleden is hier een Comiteit gevormd, bestaande uit verscheidene mannen om hunne leering of werking zeer gunstig gekend: onder ander P. Dehon, P. Biederlack. Mgr de 'T Serclaes, Mgr Radini-Tedeschi, Mgr Tiberghien enz. Het is eene soort van hoogere studiekring waar voornoemde geestelijken vergaderen om betwiste punten van sociale leering onder malkander te bespreken.

De ‘Rivista Internazionale’ van Mgr Talamo, wel bekend voor hare ernstige artikels over huishoudkunde, blijft het orgaan der Christen-sociale strekkingen. Maar daarnevens is de ‘Cultura sociale’ van R. Murri opgerezen. Het is een tijdschrift van propaganda, dat tweemaal te maande verschijnt. Het wordt door jonkheden opgesteld, is bijzonder tot de studeerende jeugd gericht en handelt het meest over politiek en huishoudkunde. Sedert nieuwjaar geeft Murri insgelijks een maandblad uit ‘la Cultura del Popolo’ om die gedachten onder het volk te verspreiden.

Een ander teeken van herleven, is de nieuwere richting van het ‘Opera dei Congressi’ die de katholieke bonden van Italie onder malkander verbindt. Ik zie er een bewijs van in den laatsten omzendbrief van Mgr Radini-Tedeschi. In dezen brief, aan al de parochiale Comiteiten van den Latium gezonden, stelt men voor een nauwkeurig onderzoek te doen over den toestand der werklieden in Rome en omstreken; de brief bevat een aantal vragen aangaande de fabrieken en den zedelijken en stoffelijken toestand der arbeiders. Het is een middel om de katholieken wakker te schudden, en de aandacht op hunne noodlijdende broeders te vestigen; indien het onderzoek wel geschiedt, zal het een eerste stap zijn op den weg der verbetering van het lot der werklieden.

 

Ik acht het nutteloos hier de officieele feesten ter eere van Carlo-Alberto te beschrijven. Het standbeeld was niet ten volle opgemaakt, het programma der feestelijkheden, bestaande voornamelijk uit koersen en lichaamsoefeningen, werd door iedereen belachelijk gevonden; met één woord, fiasco! Het zijn de liberale dagbladen, de ‘Corriere d'Italia’ aan

[pagina 487]
[p. 487]

't hoofd, die zulks beweren en er over hunne verontweerdiging uitdrukken. De ‘Vera Roma’ had gelijk toen zij zegde ‘Povero Carlo Alberto, disgraziato in vita piu disgraziato dopo morte’.

Iets nochtans ontbrak niet aan de feesten: de anticlerikale stempel. In 't gedacht der inrichters moesten zij immers eene grootsche tegenbetooging zijn om den luister van het Anno Santo te verdooven.

Was de troonrede van December laatstleden ons dan geene waarborg der vredelievende gevoelens van Italië's bestuur? Helaas! schoone beloften geraken zoo gauw vergeten.

Moest Carlo-Alberto ‘il re magnanimo’, zooals zijne nakomelingen hem noemen, uit zijn graf opstaan, hij ware de eerste om die feesten en het oprichten van zijn standbeeld te Rome, te veroordeelen. Het staat recht over het paleis van 't Quirinaal, waar Pius VIII aan den ongelukkigen vorst de gastvrijheid schonk, toen deze 's pauzen bescherming te Rome kwam inroepen.

Hoe de geschiedenis toch verdraaid wordt! In 1848 bood Carlo-Alberto zijne troepen aan Pius IX om hem tegen de omwenteling te beschutten; en hij schreef aan Villa Marina dat een oorlog voor 's lands onafhankelijkheid en 's Pauzen verdediging zijn grootste geluk zou uitmaken. In het ‘Spicilegio del regno di Carlo Alberto’ uitgegeven door Bon J. Manno, lezen wij op bl. 23 deze spreuk van Carlo-Alberto: ‘Een vorst mag nooit de goederen der kerk gebruiken, noch voor zich zelven, noch voor dezen die hij beloonen wil’. De katholieke dagbladen van Rome drukken zijnen brief over aan Pius IX, waarin hij zijne godsvrucht, en zijne getrouwheid aan den H. Stoel uitdrukkelijk bevestigde. De liberaal Nicomede Bianchi schrijft in zijne ‘Storia documentata della diplomazia europea in Italia’ dat Koning Carlo-Alberto den Paus Pius IX tijdens de omwenteling wilde ter hulp snellen, ‘aan de diplomatie liet hij verstaan dat hij alle geweldenarij tegen de onafhankelijkheid van den Paus zou aanzien als gericht zijnde tegen de onafhankelijkheid van zijn eigen land’. En wanneer Gioberti, zijn minister, hem aanraadde Ancona te belegeren, antwoordde hij dat een christen vorst nooit de hand mag leggen op de goederen van Kerk en Paus.

Wat zou hij gezegd hebben had men hem aangeraden Rome zelve te belegeren?

Helaas! Savoia, hoe laag zijt gij gedaald met een speeltuig

[pagina 488]
[p. 488]

te worden in de handen der vrijmetselarij! Herinner u liever en overweeg de woorden welke de held, wiens bronzen beeld gij onthuld hebt, aan minister Villa Marina liet geworden daags na de feesten voor de onafhankelijkheid te Turyn. Defunctus adhuc loquitur. ‘Oprecht gesproken, ik zeg u dat al die toejuichingen mij volstrekt mishagen. Ik ben geboren in de omwenteling, ik heb er de verschillende tijdstippen van beleefd, en weet wat volksgezindheid beteekent: Heden is het Viva, morgen is het Morte!’

 

Telkenmale ik de gazetten van Italië opensla, vind ik er de beschrijving van de woelige tooneelen die in s'Lands kamer plaats grijpen. De socialisten en de uiterste linkerzijde willen kost wat kost de werking der kamers stil leggen. Eerst hadden zij het gemunt op het ‘Decreto-legge’: het bekend wetsvoorstel tegen de vrijheid van de pers, dat men als verplichtend wilde doen aanzien, ofschoon de kamers het nog niet gestemd hadden. Dan was het tegen het voorstel Cambrai-Digny, waardoor het reglement zou veranderd en aan den voorzitter der kamers grootere macht vergund worden.

Men vond dus het ‘obstructionisme’ uit!

In de pers vind ik een trouwe weergalm van de gedachten die de politiekers van Italië bezielen. De pers van 't buitenland zegt er ook haar woord over; meest overal wordt de handelwijze der linkerzijde gelaakt.

Wat zegden de Italiaansche Katholieken?

In den ‘Osservatore Cattolico’ van half Maart vind ik verscheidene artikels vóór en tegen het obstructionisme. Adv. Meda, van Milanen, veroordeelt het kort weg, omdat het de miskenning is van 't gezag en de overheersching van weinige mistevredenen, tegen wil en dank der meerderheid.

R. Murri, hoofdopsteller van de ‘Cultura Sociale’, schrijft uit een ander oogpunt. Hij beschouwt den bijzonderen toestand waarin Italië verkeert: het liberalismus voert er nog altijd den scepter en wil de volksvrijheden meer en meer beperken; daarom tracht zij de handelwijs der volkspartij eenigszins te wettigen.

Volgaarne hoor ik in den mond van dien priester de volksvrijheid verdedigen: ik versta dat de politieke hoofd-

[pagina 489]
[p. 489]

mannen van Italië en namelijk het tegenwoordig ministerie Pelloux een hevige tegenkanting verdienen, ja zelfs noodig hebben om hunne stijfhoofdigheid te breken. Maar is het obstructionisme het goed middel daartoe? Of liever zal het niet voor noodlottig gevolg hebben de verstandige lieden naar den kant der wetgevers te trekken, en het niet min noodlottig gevolg de volksmassa meer en meer tegen de wet en het gezag op te jagen?

Ik wil mijne briefwisseling niet sluiten zonder het gedacht mede te deelen van Dr D. Albertario, hoofdopsteller van den ‘Osservatore Cattolica’ van Milanen, die onder de katholieke dagbladschrijvers van Italië ongetwijfeld de eerste plaats verdient. In een merkweerdig hoofdartikel van heden 3 April ‘I cattolici e la situazione’ bespreekt hij beurtelings il Decretolegge, l'Ostruzionismo, e la Costituante. Het eerste verwerpt hij, niet omdat hij de onbeperkte vrijheid als een ideaal aanschouwt, maar omdat hij wel weet dat de beperking der vrijheid, in de handen der liberale behoudsgezinden van Italië, niets anders beteekent dan dwingelandij, waarvan de oprechte katholieke strijders de eerste slachtoffers zullen zijn. Van het obstructionisme wil hij niet weten, niet omdat het de werking van het Parlement stoort, maar juist omdat het voortspruit uit het parlementarisme, en dat hij dit laatste, gelijk het tegenwoordig bestaat, als eene sociale kwaal verstoot; hij wil immers dat de sociale belangen den grondslag wezen der kamervertegenwoordiging. Wat het derde punt betreft, hij bekent geen trouw te hebben in de ‘plebiscite’. Hij wil van geene omwenteling weten. Hij wil dat de hoofdmannen van 't bestuur zich verhaasten eene overeenkomst met Z.H. den Paus te sluiten. 't Zal vroeg of laat, zegt hij, het eenigste redmiddel zijn voor het koningdom en het politiek gezag in Italië.

 

Rome, 3 April 1900.

Paolo Gentili.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken