Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1 (1900)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1

(1900)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 607]
[p. 607]

Kroniek van Italie.

Z.H. Leo XIII en het dagblad ‘La Croix’. - IIe Congres van Oudheidkunde. - Het Anno Santo in April-maand en de Belgische Bedevaart.

 

Eenige Katholieken, zelfs te Rome, waren verwonderd over de handelwijze van Leo XIII jegens de Assomptionisten, opstellers van ‘La Croix’, als had Z.H. de Fransche Katholieken door dezen maatregel aan het ministerie van Waldeck en Millerand geslachtofferd. Deze bijzondere maatregel nochtans stemde wonderwel overeen met de algemeene politiek van Leo XIII: met die politiek ‘a lunga portata’, zooals ze Toniolo, hier te Rome, in eene merkweerdige voordracht in April laatstleden afgeschilderd heeft. Hardnekkig in zake van princiepen, weet Leo XIII ze met zooveel toegevendheid als beleid op de bestaande toestanden toe te passen, omdat hij het oog houdt op de algemeene belangen der Kerk. Zijne breede gedachten wijzen ons eenen nieuwen gezichteinder aan, en zijne nakomelingen zullen de rijpe vruchten van zijne politieke richting vol erkentenis mogen oogsten.

Die maatregel is ook een gevolg of beter eene toepassing van zijnen laatsten brief aan de Fransche geestelijkheid gericht.

De E.E. Paters hebben ongetwijfeld recht op de dankbaarheid hunner katholieke broeders; maar hunne schrijfwijze nochtans stemde niet altijd ten volle overeen met de begeerten van den Paus, en hun gedrag jegens den Voorzitter der Republiek, Loubet, in de Dreyfuszaak, was verre van politiek te zijn.

Het is dus niet te verwonderen dat Leo XIII, enkel de hoogere belangen van de Katholieken van Frankrijk inziende, aan de Paters het beheer van hun dagblad ‘La Croix’ ontnam, en alzoo onrechtstreeks aan het ministerie voldoening schonk.

[pagina 608]
[p. 608]

Men gevoelt een soort van medelijden bij het lezen van artikels in den aard van dezen welke Drumont in zijn ‘Libre Parole’ van 31 Maart laatstleden onder zijnen naam liet drukken. In dit bedoeld artikel getiteld ‘Lâchés’ spuwt hij al zijne gal uit tegen Z.E. Card. Rampolla en den Nuntius Mgr Lorenzelli. ‘Zij zijn het die uit haat tegen Frankrijk den negentigjarigen Paus tot dien maatregel gedwongen hebben!’ Voorzeker zou Drumont meer verstand en alleszins meer christen zin gebruiken met de wijze raadgevingen van Leo XIII te bestudeeren en te volgen, in stede van vele katholieken te misleiden, en het geestelijk oppergezag over het hoofd te zien. Hadden de katholieken van Frankrijk gewilliger gehoorzaamd, zij zouden ongetwijfeld vroeger de vruchten plukken van de zoogezeide eigenaardige politiek des Pauzen: de Paus, Hij, blijft onwankelbaar, maar vol geduld.

 

Twee weken geleden eindigde het Congres van christene oudheidkunde; eenparig wordt er gezegd dat het naar wensch gelukt is. Sommigen vreesden dat Rome, als zetelplaats voor het IIde Congres gekozen, de geleerden van andere denkwijze zou achteruit doen wijken; maar neen, de wetenschappelijke wereld was er voldoende vertegenwoordigd, zoowel door Protestanten als door Katholieken. De keus van L. Duchesne, bestuurder der Fransche school van geschiedenis te Rome, als voorzitter, heeft niet weinig bijgebracht om deze vergaderingen den noodigen luister en belangrijkheid bij te zetten. Duchesne is een archeoloog in boeken en schriften; met ontdekkingen of ontgravingen houdt hij zich niet bezig; hij is een eerste geschiedkundige en fijne critieker, die door zijne studien niet weinig licht in de duistere historie der eerste eeuwen van 't christendom verspreid heeft. In Frankrijk heeft hij verscheidene tegenstrevers, namelijk onder de geestelijkheid, die hem beschuldigen te veel langs den kant van het rationalismus te hellen. Maar de eer welke hem hier te beurt viel, bijzonder door de aanwezigheid van talrijke cardinalen, is hem eene sterke aanmoediging.

Onder de leden van de bureelen vinden wij een groot getal geleerden uit Italie, Duitschland, Frankrijk: Mgr. De Waal, Pr. Müller van de hoogeschool te Berlijn, Pr. Bulic van Weenen, Galli, hoogleeraar te Rome enz.

[pagina 609]
[p. 609]

De H. Stoel is ook niet vreemd willen blijven aan deze grootsche betooging der christene wetenschap. Leo XIII heeft Z.E. Kard. Parocchi, onder-kanselier der H. Kerk, belast Hem te vertegenwoordigen. Z.E., die op de hoogte blijft van den vooruitgang der hedendaagsche wetenschap, was waarlijk ‘the right man in the right place’. Dank aan zijne wijze en tevens voorzichtige handelwijs werd het Congres geopend en gesloten door een huldebewijs aan Leo XIII, eenparig goedgekeurd door Protestanten en Katholieken; de liberalen hebben hierover hunnen spijt niet kunnen verkroppen.

Elk jaar doet men de eene of andere nieuwe ontdekking in de Catacomben, 't zij muurschilderingen, opschriften of ontgravingen. Dit jaar zijn de Catacomben van Domitilla, waar de HH. Nereus en Achilleus begraven werden en waar het hypogeum van Domitilla van de adellijke familie des keizers weergevonden is, insgelijks voor de bezoekers geopend. Verscheidene malen in het jaar wordt het publiek in de andere catacomben ook binnengelaten, b.v. als men er den feestdag van eenen martelaar viert. Benevens eene plechtige mis wordt er dan telken male eene voordracht gehouden, meestal door Pr. Marucchi. Dit weze gezeid om te toonen hoe de Kerk en hare trouwe dienaren het oudheidkundig genootschap ‘Collegium Cultorum Martyrum’ wedijveren om die monumenten der eerste eeuwen van 't christendom te doen kennen en vereeren. Zij zijn dus wel gekomen, dezen die, zooals de Joodsche ‘Tribuna’ pas eenige dagen geleden, voorstellen de Catacomben te verwereldlijken, en die den staat ophitsen er de hand op te leggen. Onze eeuw is nog niet rijp voor zulke dwingelandij en waanzin.

Mijn doel is niet de werken van het Congres breedvoerig te bespreken; de vakmannen zullen er het verslag van vinden in den ‘Commentarius authenticus’ gedrukt bij Bertero Via Umbria te Rome, en uitgegeven door Luzietti; de anderen kunnen er een gedacht van hebben door het lezen der verslagen in de dagbladen. Ik wil enkel eenige punten aanstippen.

Opmerkensweerdig was de redetwist over de richting der theologische studiën: Men beweerde er eene uitgebreidere plaats te moeten geven aan de studiën der geschiedenis, critiek en oudheidkunde; maar hedendaagsch is het

[pagina 610]
[p. 610]

onmogelijk voor eenieder zich op de hoogte te houden van al de wetenschappen die met de godgeleerdheid samen gaan. ‘Divide et impera’. Volgens de wijze opmerking van Dom L. Janssens, moet de student eerst eene grondige philosophie en theologie naar de oude methode der Scholastieken bezitten, en daarna zijne kennissen uitbreiden met zich op 't een of 't ander vak in 't bijzonder toe te leggen.

Over de muurschilderingen der Catacomben hebben wij eene ernstige studie gehoord van Mgr. Wilpert. De bekwame oudheidkundige is wel gekend door zijne ontdekking en beschrijving der ‘Fractio panis’ in de Catacomben van Priscilla. Eenigen, wel is waar, trekken zijne beweringen in twijfel, zeggende dat er enkel spraak is van een gewoon Agape, wat aangeduid zou worden door de houding der gasten die met malkander in gesprek schijnen te zijn. Wat er ook van weze, Mgr is een man van gezag en zijne studie over de schilderijen die onlangs in de Catacomben van St-Pieter en Marcellinus ontdekt zijn, werden naar weerde geschat. Hij heeft er de belangrijkheid van doen uitschijnen en bewezen hoe zij geenszins overeenstemmen met de beschrijving die Bosio, volgens ontrouwe copisten, er ons van overgelaten heeft.

Duchesne deelde ons eene studie mede over de christene gedachtenissen van den Palatijn: Dit is een gevolg van zijne vorige studie van denzelfden aard over het Forum, welke hij onlangs liet drukken.

De studie van Card. Rampolla over ‘Un antico indice dei Cimiteri Romani’ en ‘un documento sopra S. Melania’ wekten groote belangstelling. Volgens de bemerking van den voorzitter Duchesne kent men weinige staatsministers die tijd vinden te midden hunner menigvuldige bezigheden om zulke merkwaardige en grondige studiën over critiek en oudheidkunde mede te deelen.

De bijdragen van Vigouroux en Le Camus hadden ook veel bijval.

Niet minder belangrijk waren de studiën over de Catacomben of begraafplaatsen der eerste christenen buiten Rome. Deze zijn tot nu toe minder bekend, en om deze reden waren die mededeelingen oprecht belangwekkend: zij zijn een prikkel tot verdere navorschingen.

Carthage werd aangeduid als zetelplaats van het aanstaande internationaal Congres.

[pagina 611]
[p. 611]

Pas eenige weken geleden verkondigden de liberalen met zichtbare blijdschap den fiasco van het Anno Santo. En zie. April is daar: het volk stroomt toe, de gasthoven zijn overal opgepropt, bij zoo ver dat de prijzen al met eens van 4 à 6 fr. verhoogd zijn; de kerken en openbare plaatsen zijn zwart van volk; rijtuigen en trams worden stormerhand ingenomen.

Tijdens het verblijf der Belgische Bedevaart, schatte men het getal vreemdelingen te Rome op ongeveer 150,000 man.

Nu eindelijk bekennen de liberale dagbladen, de Corriere d'Italia aan 't hoofd, dat hunne voorzeggingen leugenachtig bevonden worden.

Welk een voortreffelijk schouwspel is het niet de godvruchtige oefeningen gade te slaan van geloovigen uit alle landen, Belgen, Duitschers, Hongaren, Slaven, die in hunne eigene taal den Heer komen aanroepen in de groote Basilieken te Rome! Welk een verrukkend tooneel eenen blik te werpen op de duizende en duizende christenen die vol blijdschap en geestdrift den H. Vader deze dagen kwamen toejuichen toen Hij in St. Pieter nederdaalde om zijne kinderen van alle natiën te zegenen. Onze Belgische broeders waren er zienlijk van getroffen en de gedachtenis dier zielroerende plechtigheden zal hun voorzeker lang bijblijven.

De Belgische bedevaarders zijn tevreden vertrokken, zij hebben hier goede dagen in heilige vreugde beleefd. Het weze mij nochtans toegelaten eene bemerking te maken. De inrichters van de Bedevaart zouden wat beter hunne beloften moeten houden wat aangaat het geleiden der beevaarders. Het weze gezeid tot lof van de jongere geestelijkheid van Rome, de studenten van 't Belgisch Collegie en andere: zij deden al wat in hunne macht was om hunne Belgische broeders met raad en daad te helpen. Maar 't is van wege de inrichters dat ik hier iets meer verg en namelijk voor onze Vlaamsche broeders. Als de tweede dag van hun verblijf reeds aanbrak waren er verscheidene Vlamingen die nog St. Pietersplaats niet verlaten hadden omdat zij niemand vonden om hen te geleiden.

Door bemiddeling van Z.H. Mgr. Heylen, Bisschop te Namen, heeft een jonge priester van 't Orde der Norbertijnen, E.H. Nouwens, het zich op hem genomen als gids voor de Vlaamschsprekenden te dienen, en aanstonds waren er een honderdtal die hem gedurende drie dagen gevolgd

[pagina 612]
[p. 612]

hebben. Zou men bij een aanstaande bedevaart zulk eene verwarring niet kunnen vermijden, met vroeger maatregelen te nemen? Het is immers eene plicht voor de inrichters daarin ten volle te voorzien.

De liberale dagbladen, ooggetuige van die grootsche en luisterrijke geloofsbetoogingen, hunnen spijt niet kunnende verkroppen, trachten de beevaarders belachelijk te maken, ze uitgevende voor een hoop armen en onwetenden, mannen van vroegere eeuwen, die aan stad weinig of geen profijt gunnen. Zelfs in de theaters verbeeldt men deze dagen een stuk ‘de bedevaarder’ waar dezelfde gekheden uitgekraamd werden. - Waar is dan de beloofde bescherming vanwege het Staatsbestuur? -

Maar zulke ongerijmdheden vinden geenen weergalm bij het nijverheidsvolk van stad: vraagt het hun liever. Meer dan eens, toen de Belgische bedevaart vertrokken was, sprak men met lof en bewondering over uw volk. ‘Gente ricca!’ is het eerste wat de Romeinen zeggen als men hun van België spreekt: zij spreken immers van ondervinding.

 

Paolo Gentili.

Rome, 3 Mei 1900.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken