Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.60 MB)

Scans (60.01 MB)

ebook (5.42 MB)

XML (2.96 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1901

(1901)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 558]
[p. 558]

Omroeper.

Koninklijke Akademie. - Zitting van 14 October. Voordracht van B.H.C.K. Van der Wyck over het ‘idealisme’ van wijlen S. Hoekstra.

 

Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding te Antwerpen. De 4o jaargang van dit hooger onderwijs voor 't volk is begonnen. Dat er nuttig werk tot hiertoe werd verricht blijkt hieruit dat, in de drie verloopen jaren. 30 openbare kostelooze voordrachten en 3 leergangen van 6 lessen elk gehouden werden. Een en dertig verhandelingen over alle punten van Wetenschap werden, aan 25 centiemen 't stuk, uitgegeven.

De werkzaamheden van het nieu we jaar zullen hoofdzakelijk bestaan in 8 voordrachten en 6 leergangen van elk 6 lessen.

Onder de voordrachten stippen wij als bijzonder belangtijk voor onze lezers deze aan van E.H. Verheyen, gehouden den 10 November II. over De Modernen in Onze Letterkunde; en onder de leergangen: deze van E.H. Dr. Laenen over Vlaanderen in het begin der XIVe eeuw en de strijd tegen Philips den Schoone (Gulden Sporenslag) (op woensdag 13n November II. en volgende woensdagen) alsmede den leergang van M. Baetes: Onze Vlaamsche Schilderschool, met wandellessen in het Museum. Wanneer volgen onze vrienden uit de andere steden van Vlaanderen Antwerpen na?

 

Driejaarlijksche prijskamp voor tooneelletterkunde. Den 13n Oct. jl. verscheen in 't Staatsblad het verslag van Gust. Segers over den driejaarlijkschen wedstrijd voor tooneelletterkunde.

Het afgeloopen tijdperk wordt vruchtbaar geheeten. Een algemeene eigenschap, die de schrijvers tot eer strekt, is de zedelijkheid. Nochtans begint men langs om meer te begrijpen dat de leerende strekking, die ons letterkunde doorgaans kenmerkt van Maerlant af, een tooneelstuk tot geen sermoen maken mag. ‘Het tooneel is kunst, en moet kunst- en schoonheidsgenot verschaffen... 't Is de school niet, maar het zou de bondgenoote der school moeten zijn.’

Over 't algemeen werken ons tooneelschrijvers te gauw; de sto wordt of lichtzinnig gekozen of nalatig verwerkt. Onze jongeren ver trouwen te veel op ‘inspiratie’. Er is gebrek aan studie. In plaats van in de wereld der menschen en bij de groote meesters te leer te gaan, vergaapt men zich nog immer aan 't hedendaagsche Frankrijk. 't Valt echter te erkennen dat de invloed van de Fransche spectakelstukken veeleer af- dan toeneemt.

[pagina 559]
[p. 559]

Dan stelt de H. Segers de groote Duitsche, Engelsche, Fransche en Spaansche meesters onze schrijvers ten voorbeeld, zonder natuurlijk zijn Vondel te vergeten; vooral om zich in de tooneeltaal te volmaken, die bij ons nog zooveel aan karakter en natuurlijkheid te wenschen overlaat, weet hij geen beteren raad dan de studie van Vondel.

Op 't volhouden van de karakters, op de logiek in de gebeurtenissen, op 't leven in de handeling is er ook nog al af te dingen. Om dat alles te verhelpen cfr. Shakespeare, en Vondel ‘zijn evenknie’.

‘In het drama en in het tooneelspel is men over 't algemeen beter geslaagd dan in 't blijspel.’ Nochtans mogen ‘De Gedachtenlezer’ van Lievevrouw-Coopman en Pol Anri, ‘Zijn laatste Wil’ en ‘De Pickpocket’ van E. Roeland, ‘De Gekozene des Volks’ van Bruylants goede blijspelen heeten.

Met recht wordt ‘Het Witte Boek’ van Wattez, hoe verdienstelijk ook in letterkundig opzicht, als tooneelwerk zwak geoordeeld.

Scheltjens behaalt grooten lof om zijn onmiskenbare tooneelgaven in ‘De Wildstroopers’ en ‘De Leemkruier’, maar komt er niet van af zonder 't verwijt van jacht op 't brutale in handeling en taal.

‘Hoovaardigheid’ en bijzonder ‘De Ziel des Volks’ van J. Bruylants zijn verdienstelijke stukken. Eervolle melding ook aan ‘De Groeve’ van Roeland om het natuurlijke in de toestanden; maar de tendenz van het stuk heeft kwalijk op de karakters gewerkt.

Raf. Verhulst heeft zich met zijn opera ‘De Kinderen der Zee’ ook gunstig onderscheiden. 't Is dramatisch en kleurig; maar op enkele plaatsen ietwat langdradig en minder verzorgd.

‘Betere Tijden’ van Slock steekt ‘Siddhartha’ naar de kroon. 't Is alleszins puik werk. De karakters zijn waar, en de toestanden dramatisch en menschelijk. De handeling gaat goed vooruit; de handeling stijgt van 't begin tot het einde. Toch maakt de jury met 3 stemmen tegen 2 de HH. J. en D. Minnaert tot gunstelingen van de fortuin met hun ‘Siddhartha’. ‘Het stuk behandelt de legende van Boedha, die het hof en zijn jonge vrouw verlaat, om een leven van boetvaardigheid en versterving te leiden, en een nieuwe leer te prediken.’ ‘Siddhartha’ zal wel niet gansch oorspronkelijk zijn; 't is ook minder dramatisch en gerekter dan ‘Betere Tijden’. Maar ‘om de schoonheid der karakters, de pracht der taal, den adel der gevoelens, de verhevenheid der strekking en de majesteit der behandelde zaken’ wordt het, zoo niet den algeheelen prijs, dan toch 1000 fr. waardig geacht.

 

Zuid-Nederlandsche maatschappij van taalkunde. Zitting van October. De heeren de Cock en Jacobs brachten een verslag ter tafel met eene gunstige beoordeeling van het werk van E.h.A. Van Elsen, Westbrabantsch Idioticon. E.h. Muyldermans hield eene wel-

[pagina 560]
[p. 560]

doordachte voordracht over de noodzakelijkheid van het onderwijs in den godsdienst op de scholen. Men zal trachten beide werken in 't licht te doen verschijnen.

 

Toonkunst. - In den Guide musical nr 12 wordt met documenten bewezen, dat het niet de moeite waard was Rich. Wagner zijn halve leven lang uit Duitschland te verbannen voor zijne deelneming aan den opstand te Dresden in 1849, want dat zijne medewerking bijna gelijk nul is te achten.

 

Pougin heeft een werk uitgegeven Jean Jacques Rousseau musicien (Paris. Fischbacher), in 't licht stellende ‘la présomption de Rousseau, l'étonnante opinion qu'il avait de ses talents de compositeur. Hij meent best bij den beroemden Rameau vergeleken te kunnen worden.

 

De zoogenaamde Prix de Rome voor een toondicht op tekst (OEdipe à Colonne) is behaald door Adolphe Biarent van Franeslez-Gosselies. Louis Delune van Charleroi, verkreeg den tweeden prijs. Voor Biaient stemden vier der zeven beoordeelaars, voor Delune allen.

 

Dr. J. De Jong schrijft in Onze Eeuw, bl. 956, vlgg. een sierlijk artikel over den toondichter † Lortzing, beschrijft de voortreffelijkheden zijner werken en wenscht hem een sprekender plaats in onze schouwburgen. Te Berlijn wint hij aan gebied. Daaraan sluit De Jong eene kritiek der al te veelvuldige ‘Muziekfeesten’.

 

Kon. Vl. Academie. - Zitting van 20 November. Op voorstel van den heer De Ceuleneer zal er nog aangedrongen worden bij het Ministerie om geene Vlaamsch-onkundige leeraars te benoemen in het Gentsch Conservatorium.

Kanunnik Muyldermans leest een opstel over pater Franciscus Costerus van Mechelen (16e eeuw). Dr Prof. de Vreese draagt de levensschets voor van M.J.A.G. Campbell, afgestorven eerelid en Mr. A. Prayon-van Zuylen die van wijlen Baron de Maere d'Aertrycke, in leven werkend lid der Academie.

De eerw. heer Dr Claeys biedt met een waardeerend woord de derde omgewerkte uitgave aan van Dertienlinden van Weber, overgedicht door Kanunnik Eug. De Lepeleer.

In vervanging van den heer Th. Coopman, uittredenden bestuurder, wordt de heer Obrie bestuurder gekozen voor 1902, en in vervanging van den heer Obrie, tot onderbestuurder, de heer J. Van Droogenbroeck

[pagina 561]
[p. 561]

Van de Verslagen en Mededeelingen der Kon. Vl. Academie is verschenen afl. 7 met de lezingen, de opgave der prijsvragen en de bibliographische aanteekeningen.

 

Davids-Fonds. - Den 17 Sept. hield de afdeeling Zele feest met klank en zang en eene voordracht over Mongolië door den eerw. heer E. Rubbens, missionaris in Azia. Den 7 Oct. werd eene tooneelopvoering aan hare leden aangeboden.

- Den 18 November vierde de Gentsche afdeeling met zang en muziek de plechtige prijsuitdeeling aan de leerlingen bekroond in haren jaarlijkschen kampstrijd.

De heeren Hullebroeck, Uyttenhove, Drubbel, De Vos, Juffr. Maes en het beroemd gemengd koor A Capella verrukten het talrijk en uitgelezen publiek, dezen door hun meesterlijk spel op piano, haimonium en viool, genen door hun talentvollen zang.

De heer E. Vliebergh, advocaat te Leuven en secretaris van de redactie Dietsche Warande en Belfort, had wel op zich willen nemen het woord te voeren en genoot den besten bijval.

Spreker handelde over Meer Ideaal, 't is te zeggen: hij ontwikkelde den wensch dat onze jonge letterkundigen en de jeugd in t algemeen, zich meer boven het stoffelijke zouden verheffen en zich vooral zouden losmaken van het ongezond realisme en van de vereering der fataliteit, uit Rusland en Duitschland, langs Noord-Nederland, naar hier overgekomen.

Onze jongere letterkunde, zegde hij onder andere, ondergaat, bewust of onbewust, den invloed der denkbeelden van den Duitschen schrijver Nietzsche, die de kunst voorstelt als bestaande niet voor het volk, maar om zich zelve en haar daardoor ontslaat van alle verplichting het goede van anderen te betrachten. Die school betracht enkel de verheerlijking van eenige uitgelezenen welke zij Ubermenschen noemt en welke, volgens haar, gemaakt zijn om de massa, niet te verlichten en te verbeteren, maar te beheerschen.

M. Vliebergh bestreed ook in krachtige woorden het nieuwmodisch realisme dat sommigen onzer jonge schrijvers in Frankrijk en Holland gaan leeren en dat zich verspreidt in het vertoonen van walgelijkheden. Zij vergeten - zegde hij zeer krachtig - dat er in den landbouw wel meststoffen noodig zijn, maar dat ze best bewaard worden in overdekte mestputten; dat er wonden zijn welke de geneesheer zorgvuldig moet zuiveren en verbinden, maar dat hij zulks niet op de markt doet maar n de ziekenkamer.

 

Tot de opvoeders der jeugd zegde hij: kweekt idealisten, geeft ons jongens met ideaal, die daar niet, met de oogen neergeslagen, met den

[pagina 562]
[p. 562]

voet in het zand staan te roeren om te zien of er geen cent zal te voorschijn komen, maar jongens die omhoog kunnen zien, die in de zon durven kijken en in geestdrift komen voor een edel denkbeeld.

 

† In de maand October, de beroemde geschiedenis- en genreschilder Luis Alvarez, met Pradilla en Villegas de voornaamste Spaansche kunstenaar. - Charles Ledresseur, hoogleeraar te Leuven, schrijver van vele werken over ontleedkunde en gezondheidsleer. - August Hoek, Luiksche folklorist, die vele wetenswaardigheden over zijne stad en dezer omstreken verzameld en te boek gebracht heeft. - Dr Edm. Joerg, Beiersche katholieke staatsman en historicus van grooten naam. Hij was hoofdopsteller van Historisch-politische Blätter; hij schreef onder andere eene geschiedenis van het protestantisme in Duitschland en eene andere der Duitsche politieke sociale partijen. Hij was geboren in 1819. - Mgr. Brownlon, bisschop van Clifton, schrijver van Hoe en waarom ben ik katholiek geworden, Tien jaren in de Aglikaansche geestelijkheid, Roads to Rome (De wegen die naar Rome leiden). - F.M. van den Bender, gepensionneerde kapitein der ruiterij, een der beste oudheidskundigen van Gent, voornamelijk te huis is al wat de erven en de oude familiën der stad betreft. Hij gaf zijne uitgebreide kennissen ten beste in den Oudheidkundigen kring, in den Messager des sciences en in andere bladen en tijdschriften. Hij was 77 jaar oud.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken