Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904 (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.26 MB)

Scans (53.60 MB)

XML (2.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1904

(1904)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 411]
[p. 411]


illustratie

illustratie Omroeper illustratie

In het artikel van den heer A. De Cock: ‘De Vogelaar en de Nachtegaal’ kwam de Gulden Legende ter sprake. Mogelijk heeft het zijn belang aan te teekenen dat de Gulden Legende onder dien naam of onder den naam van Passionaelboeck een van de meest herdrukte uitgaven der Nederlandsche pers was van de XVde en de eerste helft der XVIde eeuw. Reeds in de vroegere middeleeuwen was het boek bij ons zeer onder het volk verspreid. De schrijver van den tweeden Historie-Bijbel (1360) getuigt dat hij ook de Legenda Aurea vertaalde.

 

Kon. Vl. Academie. - Ter vervanging van wijlen Prof. Alberdingk heeft de Koninklijke Vlaamsche Academie tot werkend lid verkozen den als redenaar, Vlaamschgezinde en bouwkundige gunstig bekenden Leuvenschen hoogleeraar Prof. Helleputte.

Die keus zal voor velen, die een letterkundige verwachtten, eene verrassing zijn. Nochtans is er veel wat ze verklaart, veel zelfs wat reden geeft om er de Academie mede geluk te wenschen. De stichting van een fonds tot uitschrijven van prijsvragen over het vak van den ingenieur, maakte het wenschelijk dat de Academie voortaan een bevoegd man in haar schoot zou tellen, om bij 't uitschrijven en beoordeelen te kunnen behulpzaam zijn. En, dit eenmaal toegegeven, kon bezwaarlijk beter keus getroffen worden dan die van den Leuvenschen hoogleeraar. Onder de Vlaamschgezinden van gezag is hij sinds jaren een der krachtdadigste, onverzettelijkste, behendigste. Aan het hoofd van het Davidsfonds geplaatst, heeft hij daar al spoedig zijne rol van voor-zitten opgevat als eene rol van voor-stappen; en wie de ontwikkeling van het Davidsfonds in de laatste jaren nagaat, moet wel den nieuwen geest die er heerscht volmondig toejuichen. Ook heeft in de tegenwoordige omstandigheden, de kiezing van een der meest overtuigde voorstanders van Vlaamsch in 't vrij onderwijs, een politiek bijsmaakje, dat geen Vlaming, uit welke partij ook, mishagen zal.

Aanvaarde dan Prof. Helleputte onze oprechte gelukwenschen, niet alleen als werkend, maar vooral als werkzaam lid: werk ontbreekt niet.

 

Vivat's geillustreerde Encyclopedie.

De afleveringen komen geregeld. We ontvingen de 47e waarin wij bijzonder opmerkten de artikelen: Guadeloupe,

[pagina 412]
[p. 412]

Guano, Guatemala, Guillotine, Guinea, de fransche hertogelijke familie Guise, Gulden, Gustaaf Adolf, Gutenberg, Guttaperka, Guyana, hooi, haar, Haarlem, habeas corpus Act (de Engelsche wet tot verzekering van de persoonlijke vrijheid) en Ernst Haeckel. Warm aanbevolen.

 

Guido Gezelle's vader. In Biekorf, tk 5, schrijft Caes. Gezelle over Pier-Jan die geen fransch en kan, een der meewerkers aan Gezelle's 't Jaer '30, ‘een venijnig en welingelicht weekbladje dat te Brugge verscheen, een hondje dat bij 't bassen niet en bleef, maar altemets 'ne keer grolde en beet ook, en somtijds nog al tamelijk diepe; al ten voordeele van de “religie”. Die Pier-Jan die schreef over landbouw was niemand anders dan Petrus Johannes Gezelle, Guido's vader’. Volgens Guido Gezelle's eigen zeggen, was zijn vader ‘'nen aardigaard’. De dichter gaf dat tot antwoord aan dezen die hem vroegen waar hij zijne dichtersgave vandaan had gehaald: ‘Mijn vader was 'nen aardigaard’. Als men dat nu een aardigaard noemen wil. 't Was een man van een stuk en herte op 't hand, met een ijzersterken wil; een goed herte, veel te goed; gesprakig was hij en hij kleedde zijne meestal eigenaardige gedachten in eene taal vol beelden en spreuken, vol luim en aardigheid’.

 

Soldatenromans. - Sedert eenigen tijd zijn in Duitschland soldatenromans mode geworden, en wel zulke waarin de soldaat, de officier, geschilderd wordt niet als een toonbeeld van menschen - en burgerdeugd, zelf niet als een mensch met gaven en gebreken lijk alle stervelingen er hebben en dien men nog achten en liefhebben kan - neen, de soldatenromans van heden worden geschreven met het al of niet uitgesproken doel de schaduwzijde van het legerleven te toonen, mede te deelen wat er slecht, verkeerd, rot is in het huidige militarisme. ‘Iena oder Sedan?’ is in alle talen vertaald en elk kent het. De roem dien Beyerlein met dit boek verwierf. heeft de ijdelheid van een aantal zijner kollegas uit den officiersstand geprikkeld en een hoop romans doen ontstaan die daarin van den zijnen verschillen dat zij doorgaans van alle kunstwaarde beroofd zijn en onder mekaar wedijveren om de zedelijke vuilnis der kazerne om ter ongenadigst op te wroeten. Bijval hebben ze toch alle: Bilse zoowel als Beyerlein, en Hermann zu Ysentorff zoowel als Freiherr von Schlicht. Er is altijd een zwerm lezers die azen op ergernis en geen zoeter wellust kennen dan te gonzen over mesthopen. De dagbladen die het leger in hun hart niet dragen, disschen hun publiek ellelange ontledingen, verslagen en citaten op; de ‘Witzblätter’ brengen in elke aflevering spotportretten van officieren. Dit gaat natuurlijk niet zonder tegenspraak. De vrienden van het leger en zijn inrichting, al erkennen zij het bestaan van misbruiken, teekenen verzet aan tegen het stelselmatig overdrijven ervan, waarschuwen tegen algemeene en volledige veroordeeling van al wat een bonten rok draagt, doen een beroep op de vaderlandsliefde en op het zelfrespect tegenover 't buitenland. Het spreekt vanzelf dat moeder Justitia zich ook met de zaak bemoeit en oorvegen uitdeelt links en rechts - maar

[pagina 413]
[p. 413]

het wordt er niet beter om. Hoe meer straatlawaai er te verwachten is, hoe meer de pennen jeuken - want hoe meer naam en geld er te verdienen is.

 

Katholieke Letterkunde wordt tegenwoordig in Duitschland door onkatholieke bladen meer dan vroeger op het tapijt gebracht. En dit feit alleen bewijst reeds dat er leven is bij de katholieken. Dat er vooruitgang te bespeuren is, wordt echter nog niet bekend. Men verwijt aan de katholieke dichtkunst dat ze nog altijd met een middeleeuwsche slaapmuts over de ooren rondzwerft in de maneschijnlandouwen der romantiek, dat ze zich hardnekkig den modernen geest van het lijf houdt - of is ze te vadsig om zich dien aan te eigenen? Wel heeft in den laatsten tijd Karl Muth den hoorn gestoken - doch van zijn vermaningen en raadgevingen verwachten de niet-katholieken weinig goeds. Volgens hen zijn vorm en inhoud maar één aldus gegroeid geheel, en is het een onzinnig en vergeefsch opzet op een katholieken denkbeeldeninhoud een modernen kunstvorm te willen passen. Ook dient het tot niets bij Polen (Sienkiewicz) en Spanjaards (Coloma) in de leer te gaan. De Katholieken moeten leeren duitsch en modern worden: anders is er voor hen geen letterkundige toekomst mogelijk. Tot nu toe zijn er maar twee die zich met den modernen tijdgeest dichtend inlaten: de Regensburgerin M. Herbert en de Weener dichter Frans Eichert. In het spoor van die beiden zou er moeten getreden worden.

 

Filosofie. - Maer zegt eens, Spiegels, de filosofie, wat is dat eigenlijk? - Luistert wel, ik zal het u uitleggen. - Ik luister met alle bei myne ooren. - De filosofie ziede wel, is niet anders dan het streng in een zamenhang van voorttredende totzichzelvenkomst, eveneens als het op deze wyze te werkgaende tot zichzelven brengen, en dan de by zich zelven volherding der in het louter zinnelyke en vleeschelyke leven buiten zich zynde, en - gelyk het aan het doel bevonden wordt - buiten zichzelvengeraekte en tot den afgrond des levens nedergezonken vernuft. Dat is eigenlyk de filosofie. Hedde gy het begrepen, Luybrechts? - Ja, parfect, parfect. - Dan verwondert het my niet, dat ge Reinaert niet verstaet.

(Reinaert de Vos, 1 Juli 1860)

 

Zich. Dit is de geniale uiting van den zich zijner kracht volkomen bewusten kunstenaar, die bij het ouder worden niet verzwakt en zich herhaalt maar zich vernieuwt.

(Oud nr van den N. Rotterd. Ct.)

 

Ingekomen boeken ter bespreking:

Een paar oude kennissen van Berten Dievoet door Dr. K.J. Van den Bussche. Rouselare, J. De Meester.

Zur Lehre von der Uberwälzung der Steuern mit besonderer Beziehung auf den Börsenverkehr von Dr. Leo Petritsch, Privatdozent an der Universität in Graz. Graz, Leuschner & Lubensky.

The nature and necessity of interest by G. Cassel, D. Phil. London, Macmillon.

[pagina 414]
[p. 414]

Referat betreffend die Frage der Hypothekarentschuldung. Erstattet der landwirtschaftlichen Abtheilung des Industrie- und Landwirtsdhaftsrathes von Josef Ritter v. Hattingberg. 3 Bände, Wien, 1903. Verlag der k.u.k. Hofbuchhandlung Wilhelm Frick in Wien.

Theorie der Waarde. Kritiek op de theoriën van Rodbertus, Karl Marx, Stanley Yevons en Von Böhm-Bawerk, door Christiaan Cornelissen. Nederlandsche uitgave. Amsterdam H.J.W. Becht. 1903.

Geschiedenis van den Boerenstand en den landbouw in Nederland. Een studie van de ontwikkeling der Economische, maatschappelijke en agrarische toestanden, voornamelijk ten platte lande, door Dr. H. Blink. Twee deelen. Groningen J.B. Wolters, 1903.

Geschiedkundige navorschingen over de Aloude Abdij van 't Park. Uit het Fransch vertaald en bijgewerkt door Jansen. Norbertijner Kanonik van 't Park. St. Augustinus, Kipdorp, Antwerpen.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken