Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.36 MB)

Scans (52.50 MB)

ebook (4.91 MB)

XML (2.60 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1906

(1906)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 504]
[p. 504]

Theologische kroniek

Z.H. Pius X heeft op 17 Meert laatstleden een merkweerdigen omzendbrief de wereld ingezonden voor het heropbeuren van de studiën der H. Schriftuur in Seminariën en katholieke Universiteiten. Uit de 18 voorschriften knippen wij de volgende: IV. Wat het Oude Verbond betreft zal de leeraar nut trekken uit de nieuwere ontdekkingen, de opvolging der feiten aantoonen en de betrekkingen die het Hebreeuwsche volk gehad heeft met de andere Oostersche volkeren, enz.; V. Voor het Nieuw Verbond zal hij stipt en klaar de karakters aanleeren eigen aan ieder Evangelie en hunne echtheid bewijzen, enz.; X. De beste leerlingen zal hij vormen in de Hebreeuwsche taal en het Grieksch van den Bijbel, en voor zooveel mogelijk in de Semitische talen, enz.

 

De Controversie Godts-Lintelo enz. is gelukkig ook gesloten. Op 20 Dec. 1905 heeft de Congregatio Concilii een decreet gegeven over de vereischte gesteltenis tot de alledaagsche Communie, verbiedend in 't vervolg over de zaak nog te redetwisten.

De Congregatio indulgentiarum heeft op 14 Februari 1906 verklaard dat de wekelijksche biecht tot hiertoe vereischt om binst de week al de aflaten aan de Communie gehecht te verdienen, doorgaans niet meer van noode was bij diegenen die alle dagen of omtrent alle dagen tot de H. Tafel naderen.

 

Dr Ceulemans zal aan Vlaamsch België met zijn volksboekje de Vier Evangeliën een onwaardeerbaren dienst bewezen hebben. Kortbondige nota's vergemakkelijken het verstaan van den Vlaamschen tekst van Beelen. De uiterst lage prijs maakt van dit werk van 500 blz. eene degelijke volksuitgave. Spijtig dat Dr Ceulemans, wiens nota's het werk zijne weerde geven, de

[pagina 505]
[p. 505]

vertaling van Dr Beelen niet wat gewijzigd heeft. In eene volksuitgave ware eene vloeiende taal beter van pas dan de wetenschappelijke, soms stijve vertaling van Beelen. (B.v. ‘En zij zeiden tot hem: Rabbi (wat, overgezet zijnde, gezegd is: Meester!) waar woont gij?’ blz. 374.) Mochten wij bij eene nieuwe uitgave niet alleen de verklaring, maar ook den tekst van Dr Ceulemans krijgen! Het werkje is voorzien van eene goede kaart. De platen hadden kunnen beter gekozen zijn.

 

Kanunnik Crampon heeft voor Frankrijk een vertaling der gansche Schriftuur geleverd, La Sainte Bible, traduction d'après les textes originaux, vertaald uit de oorspronkelijke teksten, - hetgeen aan het werk niet minder weerde geeft, - houdt rekenschap met de vereischten der Hebreeuwsche metriek, geeft den zin weer die door de geleerden aan de teksten wordt gegeven, en levert tevens een zuivere en aangename taal. Het Nieuwe Testament, met zijn verschillige deelen, verrijkt met gravuren, kaarten en nota's, worden afzonderlijk uitgegeven.

J.C.

 

* * *

 

De studie der Psalmen moet volgens bovenvermeld voorschrift van Z.H. Pius X eene eereplaats bekleeden. Het belang dezer studie hebben de schrijvers begrepen die in de laatste jaren aan die moeilijke vragen hunne krachten gewijd hebben.

Het vaststellen van den oorspronkelijken tekst is een eerste werk. 't Is bekend dat, toen St Hieronymus eene verbeterde Latijnsche vertaling vervaardigde volgens den Hebreeuwschen tekst, deze de plaats niet kon innemen van de toen bestaande. Deze was volgens de Grieksche vertaling der LXX gemaakt en nu nog wordt zij in de kerkelijke getijden gebezigd.

Met dit doel verscheen van P. Franciscus, O.F.M. Liber psalmorum, hebraïcae veritati restitutus, een klein boeksken van 268 blz. P. Franciscus heeft de taak niet aangedurfd, punt voor punt, eene objectieve vergelijking te maken, en steunde veeleer op eenige gissingen.

I Salmi secundo l'Ebraïco e la Vulgata van Pedovani vergelijkt den Latijnschen en Hebreeuwschen tekst.

De Grieksche vertaling der LXX wordt met den Hebreeuwschen tekst vergeleken in The psalter of the Church: the septuagint

[pagina 506]
[p. 506]

psalms compared with the Hebrew, with various notes, door M.F.W. Morley M.A., een handig boeksken van 200 blz. in-16.

Wat den oorsprong der psalmen betreft, moeten wij op de studiën wijzen van Hgl. Minocchi in de Studi Religiosi.

Van David zelf zou volgens dezen geleerden criticus de 18e psalm zijn, later echter herwerkt. Een vijftal andere zouden vóór of onder de ballingschap van Babylonië ontstaan zijn. De overige zouden alle na het ballingschap geschreven zijn, bijzonder tusschen Esdras en het Grieksch tijdvak, of gedurende dit laatste. De laatste vijf psalmen (146-150) zouden juist vóór het definitieve sluiten van het Psalmboek en ten tijde van Simon den Macchabeër ingelascht zijn.

Een dertigtal Psalmen zijn volgens M. Minocchi (en hierin ooral is zijn gedacht merkweerdig) het werk van een enkelen schrijver, na de ballingschap maar vóór de hervorming van Nehemias vervaardigd. Hij geeft hun den naam van Davidische serie omdat zij een zelfstandigen groep vormen. Een tiental der laatstgeschreven Psalmen zijn volgens M. Minocchi op die ‘Davidische’ serie nagemaakt.

Wat den inhoud der Psalmen aangaat, heeft P. Lagrange verleden jaar in eene reeks artikelen der Revue Biblique hun Messianisch karakter ontleed. Drie Psalmen (2, 72 en 110) zijn rechtstreeks Messianisch omdat zij den Messias zelf vóórstellen. Anderen hebben met den persoon van den Messias niet een zoo nauw verband.

Over de princiepen der Bijbelcritiek wordt nog altijd veel geschreven. P. Fonck S.J. had de school van P. Lagrange bestreden in zijn werk Die Streit über die Wahrheit der H. Schrift seit 25 Jahren. P. Lagrange bespreekt dit boek in 't lang in de Revue Biblique (Januari 1906). Hij beweert in al de gedachten niet te deelen die P. von Hummelauer, plots van de oude naar de nieuwe school overgekomen, in zijn werk Exegetisches zur Inspirationsfrage uiteenzet. Deze is ‘in zijnen nieuw bekeerlingenijver’ te ver gegaan, meent P. Lagrange. Dit lokte een redetwist uit tusschen P. Brucker en P. Lagrange in de Études van de EE. PP. Jesuieten.

't Is misschien deze redetwist die aanleiding gaf tot het valsch gerucht onlangs verspreid dat P. von Hummelauer de orde der Jesuieten verlaten had. Het nieuws werd echter aanstonds door P. von Hummerlauer zelf gelogenstraft.

[pagina 507]
[p. 507]

Een Engelsche Jesuiet. P. George Tyrrell, een bekeerde Protestant, heeft onlangs de orde verlaten. Hij is een der huidige volgelingen, (zoo noemen zij zich ten minste) van Newman, die M.E. Dimnet bestudeerde in zijn werk: La pensée catholique dans l'Angleterre comtemporaine. Onlangs had M. Franon het philosophische stelsel van P. Tyrrell besproken in den Bulletin de Littérature ecclésiastique van Toulouse, en gevraagd of de Jesuieten borg stonden voor de gedachten van P. Tyrrell in zijn werk ‘Lex orandi lex credendi’.

Aangaande de gedachten der ‘Neonewmanisten’ en hun verband met de theorieën door M.E. Le Roy vooruitgezet, raadplege men de philosophische kroniek in ons Maart-nummer verschenen. G. Tyrrell heeft zijne eigene houding tegenover het Engelsche ‘pragmatisme’ waarmee de Fransche ‘philosophie de l'action’ verwant is, aldus geteekend:

‘Dans l'ensemble, si nous pouvons sympathiser avec la tendance générale de cette philosophie, nous ne pouvons la regarder pour quelque chose de plus qu'une première esquisse qui a besoin d'être revisée et corrigée.’ (Annales de Philosophie chrétienne, décembre 1905.)

L.D.

 

* * *

 

Het dogma der Verlossing, middenpunt van ons Christen leven, was sedert lang, van katholieke zijde, aan eene speciaalstudie nog niet onderworpen geweest; wij hadden niets aan de hand om te stellen tegenover de werken van Ritschl, Harnack, Sabatier. Er was blijkbaar een te kort dat thans op meesterlijke wijze is aangevuld door de studie van Dr Rivière: Le Dogme de la Rédemption. Moesten we de rationalisten gelooven, dan zou de Katholieke leer over de ‘satisfactio vicaria’ geen grond vinden in de traditie, maar ontstaan zijn bij den H. Anselmus onder den invloed van het Germaansch strafrecht: het Wehrgeld. In eene grondige historische studie, die uitgaat van de Evangelies en langs de Grieksche en Latijnsche Vaders neerkomt op de glansperiode der Scholastiek, - de eeuw van Sint-Thomas - volgt Dr Rivière de evolutie van het dogma, evolutie die aantoont dat de satisfactio vicaria traditioneele leer is, niet in dien zin dat ze van de eerste eeuwen af klaar staat uitgesproken, maar wél,

[pagina 508]
[p. 508]

omdat ze deel uitmaakt van het leven der Kerk en dat de traditie het leven is.

Hetzelfde onderwerp, maar meer specifiek met het oog op de oorspronkelijke gegevens der Evangelies, behandelde Dr van Crombrugge in zijne thesis: De Soteriologiae christianae primis fontibus. Loochende de school van Ritschl dat de ‘satisfactio vicaria’ traditioneele leer is, de nieuwere kritiek gaat nog verder en beweert dat het dogma der Verlossing zelf geen wortel vindt in de Evangelies, maar alleenlijk ontstaan is onder den invloed van Sint Paulus' wijsgeerige levensbeschouwingen. Dr van Crombrugge volgt de kritiek op haar terrein, te beginnen met het Oud Testament, maar meer bijzonderlijk in de Evangelies zelf. In een klemmend betoog, gesteund op de kritiek der teksten, bewijst de schrijver dat Jezus zijnen dood heeft voorspeld en aangezien als het uitboetend sacrificie, en hierin licht besloten de opvatting van het verlossingswerk, zooals Sint Paulus het heeft begrepen. De Bulletin de Littérature ecclésiastique van Toulouse prijst dit werk terecht als een voorbeeld aan hen die den evangelischen oorsprong onzer dogmas willen nasporen.

Om een volledig inzicht te geven in het dogma der Verlossing, tot zijne volledige ontwikkeling gekomen bij Sint Thomas, is bijzonder aanbevelenswaardig het werkje van Dr A. Michiels: De ratione qua passio Christi saluti hominibus sit. Dr Michiels bepaalt er zich niet bij van de verzoenende waarde van den kruisdood een klaar begrip te brengen, maar steunt er tevens op hoe die kruisdood psychologisch op ons inwerkt, en bijgevolg eene waarheid is die tot actie overslaat.

Eene studie - zoo wij het studie heeten mogen - die reeds vrij wat pennen heeft in beweging gebracht is: Le sort final des Païens, par un professeur de théologie, twee werkjes verschenen in de verzameling Science et Religion. De stelling van den schrijver komt hierop neer: de heidenen, die leven volgens de wet hun door de natuur voorgeschreven, zullen niet in de hel der verdoemden komen, maar in het voorgeborchte waar zij een betrekkelijk geluk zullen genieten, in evenredigheid met hunne natuurlijke verdiensten. Schrijver heeft zijne meening wat oppervlakkig behandeld. Want het gaat toch niet aan die stelling in een vulgarisatie-werk af te spelen. De Revue Thomiste en de Revue Augustinienne werpen den schrijver eenen struikelblok in den weg met eene definitie van 't concilie van Florentië. Maar

[pagina 509]
[p. 509]

hoe die definitie moet worden verstaan is daarmede niet uitgemaakt; in een absoluten zin genomen, moest de definitie ook toegepast worden op de ongedoopte kinderen, en dat werd zeker niet beoogd. Die tekst van het concilie ware ten minste 's schrijvers aandacht waardig geweest: op onverschoonbare wijze gaat hij de moeilijkheid uit den weg. Daarom is zijn werk in dat opzicht af te keuren; zoo ergens, moest oppervlakkigheid hier worden buitengesloten: half werk ware voor onderwerpen als het hier behandelde, beter niet verricht.

C.B.

 

* * *

 

Het zal niet onnuttig zijn eenige vraagstukken aan te wijzen waarin de protestantsche schrijvers met de katholieken niet overeenkomen.

In Engeland hebben nieuwe navorschingen op de schriften van de Apostolische Vaders de vraag doen oprijzen naar de bronnen van die schriften. Er verschenen dit laatste jaar verschillige boeken waarin gehandeld wordt over de betrekking van de Apostolische Vaders tot de boeken van het Nieuw Testament en in het bijzonder van de Evangeliën. Stanton, een leeraar aan de hoogeschool van Cambridge, wijdt aan de oplossing van dit vraagstuk de eerste kapittels van een uitgebreid werk over de geschiedenis der Evangeliën. The Gospels as historical documents. Part I. The early use of the Gospels. De meening van Stanton kan samengevat worden als volgt: Het Evangelie van Mattheus is aangehaald in de brieven van Ignatius, in de Didache, in den brief Barnabas, en in den Herder van Hermas, waarschijnlijk in den brief van Clemens en in den brief van Polycarpus. Het Evangelie van Marcus is slechts meermalen aangehaald door Hermas. Het Evangelie van Lucas door de Didache en waarschijnlijk door Hermas. Het Evangelie van S. Jan waarschijnlijk door Hermas.

Toen het boek van Stanton uit de pers kwam, had J. Drummond, geholpen door eenige zijner Collegas uit de hoogeschool van Oxford, de schriften der Apostolische Vaders met de boeken van het Nieuw Testament zorgvuldig vergeleken: The New Testament in the Apostolic Fathers, by a Committee of the Oxford Society of historical theology. Uit de vergelijking met de Evangeliën kan geen algemeen besluit getrokken worden. Voor ieder schrift

[pagina 510]
[p. 510]

oordeelen deze kritiekers met min of meer zekerheid dat het aan de Evangeliën uittreksels schuldig is. Eerst heeft elk der Apostolische Vaders gedachten en zegswijzen ontleend aan de synoptische overlevering. Buiten dit bevat Barnabas misschien teksten uit Mattheus. De Didache misschien uit Mattheus en Lucas; Clemens heeft geene treffende overeenkomsten buiten de synoptische overlevering. Ignatius heel waarschijnlijk uit Mattheus en S. Jan, misschien uit Lucas. Polycarpus waarschijnlijk uit S. Jan. Hermas waarschijnlijk uit Mattheus en Marcus, misschien uit Lucas en S. Jan. Over de andere mogelijke betrekkingen durven zij niet oordeelen.

Hgl. Sanday schijnt niet zoo voorzichtig te zijn in zijn besluit. Hij zegt in zijn onlangs verschenen boek: The Criticism of the forth Gospel dat de schrijvers van vóor 180 n. C. de boeken van het Nieuw Verbond gekend hebben en dat het verwonderlijk is dat men in die vroege tijden reeds zooveel overeenkomsten met de Evangeliën ontwaart.

In deze meening is de protestantsche schrijver het eens met de katholieken, die de vraag ingezien hebben. Deze betwijfelen niet dat de Apostolische Vaders eenige teksten uit de vier Evanliën afgeschreven hebben. Wij verwijzen slechts naar den Cursus Scripturae Sacrae van Cornely, naar de uitgaaf der Patres Apostolici van P. Funck, naar de Histoire des Livres du Nouveau Testament (t. II) van Jacquier. Funck en Jacquier onderscheiden letterlijke en vrije aanhalingen, en aangaande Ignatius zeggen zij dat de betrekkingen met de boeken van het Nieuw Verbond moeten opgespoord worden in overeenkomsten van enkele woorden, uitdrukkingen en gedachten.

 

In Duitschland hebben eenige hoogleeraren voor doel gehad de vruchten van hunne geschiedkundige navorschingen op de H. Schriftuur in kleine bundeltjes aan de minderontwikkelde menschen mede te deelen. Een krachtig middel voorwaar om hunne gedachten te verspreiden. Prof. Bousset liet een manifest verschijnen, Was wissen wir von Jesus, waarin hij de stelsels van de protestantsche conservatieve school handhaafde. Dezelfde hoogleeraar stelde voor de verzameling: Religionsgeschichtliche Volksbücher eene monographie van Jezus' gedachten en handelingen. Deze verzameling bevat verder eene reeks vulgarisatiewerken. Wernle, Quellen des Leben Jesu bepaalt de geschiedkundige

[pagina 511]
[p. 511]

waarde der bronnen, in het bijzonder de Evangeliën, die moeten dienen tot het leven van Jezus. Het werkje van Wrede, Paulus, heeft eenen grooteren omvang. Wrede teekent in forsche trekken het karakter, het levenswerk en de theologie van den Apostel; hij tracht de personaliteit van Paulus uit zijne brieven te voorschijn te doen komen. Dit werk was door een ander voorbereid. Het aanstippen der bijzonderste gebeurtenissen van Paulus' leven en de echtheid der brieven werd in een afzonderlijk boekje van Visscher, Paulusbriefe, besproken. De reeks wordt volledigd door: Das Apostolische Zeitalter van Dobschütz en Die Entstehung des Neuen Testaments van Holtzmann.

Vulgarisatiewerken over Jezus' leven en leering over Paulus' brieven ontbreken aan de katholieken niet: in de vorige kroniek en in vroegere recencies werden reeds de namen van Lemonnier, Rose, Batiffol, Jacquier vermeld: wij verwijzen naar die werken waarin de moeilijke vraagstukken naar echtheid en waarde vollediger besproken worden.

J.B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken