Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.38 MB)

Scans (105.47 MB)

XML (2.62 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1908

(1908)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 269]
[p. 269]

Nieuwe liederen

Kortelings verschenen twee liederbundels, eerstelingen van een jongen toondichter - van A. Meulemans.

Wat men bij eene eerste inzage heeft opgemerkt is hoe vrij en persoonlijk de toondichter hier vooruittreedt: gansch onafhankelijk en geenszins aan opgelegde formulen of afgemaakte melodieën-typen verbonden. Dit geeft ons de vaste overtuiging dat de jonge schrijver zijn werk heeft afgeleverd, niet om het hinderlijk genoegen zijne eerste voortbrengsels in druk te zien verschijnen, maar wel om eene natuurlijke neiging te volgen tot het uitboezemen van persoonlijke indrukken en gevoelens.

Zeer te betreuren vinden wij de egoïstische kritiekopvattingen van hen die het nieuwe, vrije, spontane, het iet of wat gewaagde, geestdriftige, of buiten de oude vormen loopende bij de jongeren van voren af weten af te wijzen en te wraken - alsof ze niet wisten dat zulks dikwerf als een doorsprekend bewijs moet gelden van eigen werken en voelen, van een persoonlijkheid, waarborg voor veel belovende kunstenaars in de toekomst.

Die liederen zijn niet van de stramme hand eens gewonen leeraars, of van den vluggen, speelschen geest eens liefhebbers. Al mogen zij niet het gedegen werk heeten van een gansch ontwikkelden toondichter, toch veropenbaren zij een teergevoelige, een welbesnaarde en persoonlijke kunstenaarsziel in den schrijver. Daarom ook is dergelijk werk, bruischend van jong levenssap, hooger te schatten dan een misschien fijner, juister afgemeten, schijnbaar natuurlijker, maar ook meer gewoon en alledaagsch voortbrengsel in de kunst. Daarom eindelijk verdient het eerste werk van A. Meulemans warmen lof en meer dan gewone aandacht.

Een kritikus, die vooraleer een kunstwerk aan zijn gestrengen toets te onderwerpen, zich spijtig afvraagt: Wat al slecht zal ik in dit werk kunnen waarnemen? gaat van een slecht standpunt uit. Verkeerd standpunt! Wat bedoelt de kunstenaar? Is het niet het schoone voort te brengen, het schoonheidsgevoel bij anderen op te wekken? De kritikus moet beschouwen in hoe verre het kunstwerk aan de ideeën en opvattingen van den schrijver beantwoordt, in hoe verre het werk schoon is of gelukt

[pagina 270]
[p. 270]

en niet in hoe verre het leelijk is of mislukt; - zoo niet redeneert hij onlogisch, en staat hij in vijandige, in onrechtvaardige houding tegenover den kunstenaar en zijn werk, en bijgevolg verkeert hij in eene onjuiste en valsche stemming om het werk naar gezond oordeel te kunnen schatten. Wij vragen ons af in hoe verre een werk schoon is. Wij zoeken het mislukte, het slechte niet vooreerst op. Die stemming belet niet het goede en het slechte klaar in te zien, noch het werk uit 't zij gelijk welk oogpunt naar waarde te kritiseeren.

Laten wij Meulemans' liederen naderbij beschouwen.

Het lied ‘Verlangen’ staat ons vooral aan. De verzen: ‘In de berkentoppen wiegen kleine vogels heen en weer.... het bijtje zoemt.... de vlinders strijken bij de duinroos neer,’ zijn schoon en oprecht gevoeld. De toondichter deelt u zijn intiem voelen mede; - ook stellen wij dit lied hooger dan het daaropvolgende, het overigens frissche, jeugdige liedje: ‘Jonge Liefde’: zulke melodietypjes komen ons natuurlijk in den geest gevlogen bij oogenblikken van blijdschap of goede luim.

‘Toen Mei heenging’, is zeer eigenaardig en mysterieus, eenigszins onduidelijk en nevelachtig misschien: met eene welgepaste orkestbegeleiding naar de aanduidingen van den toondichter zelf, zou het effektvol kunnen voorkomen.

Verders treffen wij aan: ‘Nieuwe Lente’, rijk aan kleuren, en kernachtig, - misschien een weinig eentonig in de zoo dikwijls in andere tonaliteiten herhaalde melodiesnede. Daarna: ‘Angelusklokkenklanken’, een zeer eenvoudig, maar fijn afgeslepen pereltje.

Eindelijk het lied: ‘Sint Jan’, met zijne luimige, welgeslaagde, mildvloeiende melodie.

Deze twee eerste liederbundels laten ons de troostende overtuiging dat de scheppingskracht van onzen toondichter op verre na niet is uitgeput, maar dat wij voor de toekomst nog veel en ernstig werk van hem te verwachten hebben.

 

J. Van Nuffel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken