Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.94 MB)

Scans (53.99 MB)

ebook (5.88 MB)

XML (2.61 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1909

(1909)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

Verzen

I. - Aan Mireille

 
Open de poorten van Uw weidsch paleis
 
en laat de dragers mijner zielsgeschenken,
 
(o! wilde Uw mildheid nog de blooden wenken!)
 
Uw zalen binnen, dat ze, elk op zijn wijs,
 
 
 
de diamanten van mijn zuiverst denken,
 
moeizaam gevonden langs mijn levensreis,
 
U bieden, schoone Koningin! - Maar, rijs
 
dan van Uw troon, en wil mijn boden drenken,
 
 
 
met vonkelende teugen van Uw woord,
 
en van Uw lach en edele gebaren -
 
o, laaf hun lippen, vóór Gij ze uitgeleidt; -
 
 
 
want elken avond sta ik aan mijn poort,
 
of ik de keerenden nog niet ontwaren
 
en vragen kan, wat Gij hun hebt gezeid.
 
 
 
A.L.

II. - Aan een die voorbijging

 
O! toen uw licht-doorglansde lach
 
mij in de ziel mocht gloren,
 
toen is, wat daar te wachten lag,
 
dit nieuwe Lied geboren;
 
en zong me een weelderig geluid
 
de lang-verleerde longen uit:
 
toen in mijn ziel, mijn droevige ziel,
 
de zonne van uw glimlach viel,
 
toen in mijn ziel, mijn droevige ziel,
 
uw óógen-glimlach viel.
[pagina 37]
[p. 37]
 
Ik lag gelijk een donker woud
 
vol licht-verlangende veugels
 
daar roerden liedren in het hout
 
die sloegen met de vleugels....
 
Ik was gelijk een zomernacht
 
die 't kleuren van den oosten wacht:
 
toen in mijn ziel, mijn wachtende ziel,
 
de zonne van uw glimlach viel,
 
toen in mijn ziel, mijn wachtende ziel,
 
uw óógen-glimlach viel.
 
 
 
Ik was een knaap die hield alleen
 
van dichten en van zingen,
 
die droomde door de dagen heen
 
van verre, mooie dingen,
 
tot plotseling en heel nabij
 
de Poëzie verscheen aan mij:
 
toen in mijn ziel, mijn droomende ziel,
 
de zonne van uw glimlach viel,
 
toen in mijn ziel, mijn droomende ziel,
 
uw óógen-glimlach viel.
 
 
 
Die schoone dag is doodgegaan.
 
Nu vlammen de stille sterren,
 
mij zal de Poëzie voortaan
 
enkel toelachen van verre;
 
maar nooit vergeet mijn herinnering
 
het lied dat ze uit uw oogen ving,
 
toen in mijn ziel, mijn droevige ziel,
 
de zonne van uw glimlach viel,
 
toen in mijn ziel, mijn droevige ziel,
 
uw óógen-glimlach viel.
 
 
 
A.L.

III. - Voor dat Gij waart gekomen

 
Mijn liefde woonde in een donkere stad
 
vóór dat Gij waart gekomen;
 
de nachten lagen kil en nat
 
zonder sterren en droomen;
[pagina 38]
[p. 38]
 
en zelfs in mijn traagste dagen hing
 
een loome nevel, die niet verging;
 
de hemel scheen te weenen.
 
 
 
Maar plotseling felle zwaarden van vuur
 
sloegen door den nevelmuur
 
en geharnaste stralen, díe zongen,
 
door een bres in de straten drongen:
 
Toen waart Gij mij verschenen!
 
 
 
Mijn liefde doolde in een doode hei,
 
vóór dat Gij waart gekomen;
 
geen leven roerde rondom mij,
 
geen vogels en geen boomen,
 
 
 
en 't schaarsche heikruid stond in 't zand
 
door wreede zonne doodgebrand
 
met alle bloemen gebroken:
 
 
 
Daar werd een machtig tooverwoord
 
over de doode heide gehoord:
 
en ze werd een tuin vol boomen en vruchten:
 
een Paradijs vol zomergeruchten:
 
Toen hadt gij mij gesproken!
 
 
 
Mijn liefde treurde in een eenzaam huis
 
vóór dat Gij waart gekomen,
 
de stilte had er geen ander geruisch
 
dan van tranen vernomen,
 
 
 
en van een klok die kapte den tijd
 
in regelmaat en eentonigheid
 
en gelijke stonden.
 
 
 
Daar klonk een geluid, ... langs de stille laan
 
kwam druk gewemel van kleuren aan:
 
met feestlijke vanen mijn zingende gedachten
 
U in haar midden tot mij brachten:
 
Toen hadden we elkaar gevonden!
 
 
 
A.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken