Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1911 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1911
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1911Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1911

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.43 MB)

Scans (55.31 MB)

ebook (4.76 MB)

XML (2.63 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1911

(1911)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Allerlei

Van de vaardige hand van Paul Thureau-Dangin verscheen dezen zomer ‘Le Cardinal Vaughan’. 't Was geen Newman, ook geen Manning, maar 't was toch een figuur.

Hij werd geboren in 1832, en behoorde tot een steeds katholiek gebleven familie, die in den loop der laatste drie eeuwen heel wat had te verduren.

Vader, een oud krijgsman, leidde nogal militair de opvoeding van zijn 13 kinderen. Vijf dochters zouden later naar 't klooster gaan; zes zoons zouden priester worden.

Herbert, de latere kardinaal, was een middelmatig student, een liefhebber van jacht en paarden. Zijn wetenschap werd nooit schitterend, maar hij had karakter. Hij bleef altijd ‘splendidement franc et irréductiblement honnête.’ Zijn jongensgebed alreeds was ‘Heere, mijn levensbaan zal wezen zooals het U behaagt, maar maak ze intens, als 't u blieft’ - ‘Combien, dit-il, je suis prompt dans mes paroles, tranchant dans mes condamnations, positif dans mes assertions, attaché à mon opinion propre, combien peu condescendant pour les autres, combien bourru et opiniâtre’. Hij kende zichzelf en wist wel dat zijn eigenaardigheden zijn ruimheid van blik benevelden.

In 1851 was Herbert Vaughan te Rome, om er zijn theologische studiën te doen. Hij ontmoette er Manning, die zich toen pas had bekeerd en tot priester was gewijd. Manning moet

[pagina 333]
[p. 333]

grooten invloed op Vaughan hebben geoefend, want zoodra deze in Engeland terug was, werd hij lid van het orde der oblaten van St. Carolus, een orde door Manning gesticht. Zijn eerste stappen in 't werkdadig leven waren niet gelukkig. Maar weldra koestert hij het plan een college voor missionarissen te stichten. Maar geld was er niet. Dat zou gevonden worden. Van 1883 tot 1885 doorreist Vaughan Amerika. En bij zijn terugkeer kon hij het college van Hill Hill beginnen. Zachtjes aan, maar zoo volhardend, dat het op dit oogenblik de grootste kweekschool is van apostels voor de ongeloovige landen.

Nu wil Vaughan ook zijn kracht in het journalisme beproeven. Hij koopt the Tablet en bestuurt het blad. Maar aldia moest hij zich een opvolger zoeken, die van hem getuigt: ‘Il n'avait tout bonnement aucune expérience du journalisme, et sa formation littéraire était des plus incomplètes Toute sa vie il a en une sorte d'impatience, qui était à moitié du mépris, à l'égard des grâces du style, et il sentait très peu la valeur des mots. Sa vie affairée, bouillonnante, aventureuse, lui avait laissé peu de temps pour acquérir de quoi être considéré comme un spécialiste en quelque branche, soit de philosophie soit de théologie. Toutes ses lacunes eussent pu être compensées par un certain sens commun qu'il possédait évidemment, mais ce bon sens était dominé par une étrange simplicité de coeur, qui le conduisait parfois aux plus fâcheuses méprises... Il était d'une innocence qui, chez un journaliste, devenait déconcertante. Sa prodigieuse ignorance du monde créait des situations difficiles’.

In 1872 deed Manning hem benoemen tot bisschop van Salford, een voorstad van Manchester. Hij bracht er veel goeds tot stand, maar veel van zijn tijd ging op in zijn strijd tegen de Jezuieten, die daar een school hadden gesticht en die in hun orde zijn eigen broer telden, de thans beroemde Pater Vaughan. Hij rustte niet voor die school weg was, en voor hij zelf, in de plaats daarvan, een handelsgesticht had opgericht, dat thans een bloeiende faam geniet.

Als bisschop richtte hij vooral zijn zorg op de opvoeding der kinderen. Aldra rezen voor de verlaten en verwaarloosde kleinen, zeven gestichten op. Manning wilde Vaughan ook leiden tot de sociale actie. Maar daarin ging hij niet zoo trouw mee met den kardinaal. Toch wijdde hij veel zorg aan de gezondmaking der werkmanswijken.

Toen Manning stierf, in 1892, werd Vaughan zijn opvolger als aartsbisschop van Westminster; 't volgend jaar kreeg hij den kardinaalshoed. Weer spande hij zich voor groot werk. De toegang tot de Engelsche hoogescholen was bij pauselijk verbod aan de katholieken ontzegd. Vaughan bracht den paus er toe dit verbod op te heffen.

Bij die nieuwe beweging sloot zich een andere aan: Mannen als Lord Halifax, priester Portal en anderen hadden een werking op touw gezet om de Anglikaansche kerk naar Rome terug te leiden. Vaughan aanzag dit als blinden ijver en voelde niets voor de beweging. Hij ging ten slotte naar Rome om den Paus het ongerijmde en het gevaarlijke van de zaak te bewijzen, en hij beschuldigde de Anglikanen ‘de chercher seulement à fortifier leur propre position et à retenir les hésitants tentés d'aller à Rome.’ De Paus deelde voortaan Vaughan's inzichten; maar

[pagina 334]
[p. 334]

de aartsbisschop scheen te voelen dat hij te ver was gegaan; voortaan was hij voor de Anglikanen zachter gestemd.

Vaughan leidde een afgezonderd leven. De wereld zag hem bijna nooit en zijn eigen geestelijkheid zeer weinig,

Sedert 1898 ging zijn gezondheid aan 't wankelen. In 1902 nam hij zijn ontslag, en hij trok zich op Hill-Hill terug. Ook in zijn uiterste lichamelijke zwakte bleef hij een toonbeeld van godsvrucht. Aan hem is ook de kathedraal van Westminster haar voltooiing verschuldigd. Hij stierf den 19n Juni 1903. Hij was altijd geweest ‘un homme bon, singulièrement pieux, et un parfait gentleman’.

 

In Mei stierf de Moscouer professor Massili Klutschewski, een van Ruslands geniaalste mannen. 't Was eigenlijk een geschiedschrijver, maar een die als kunstenaar en als geleerde even hoog stond. Ook had hij heel moderne opvattingen over ‘sociale’ geschiedschrijving. 't Was niet enkel een kamergeleerde. Als hij voorlezingen hield over zijn vak kon men nooit zalen vinden groot genoeg om al de hoorders te herbergen. Het dorste speciaal-onderzoek kreeg leven onder zijn pen. Steeds bracht hij vergezichten aan, en onovertroffen blijft hij voor de teekening der groote Russische figuren: Peter den Groote, Iwan den Gestrenge, Nikolaas den Eerste. Zijn hoofdwerk is de ‘Geschiedenis van Rusland’.

De Russische letterkunde weent nog over 't verlies van Konstantin Jofanow (1862-1911), een groot lyrisch dichter, de voorlooper der Russische modernen. Zijn eerste tijd was zijn beste. Later schreef hij te veel en te gauw. In Reclam is een Auswahl vertaald. En in de groote talen van Europa werd zijn machtig ‘Mysterie der Liefde’ overgebracht.

 

Te Parijs stierf den 19n Juli Maurice Maindron. Geen geruchtmaker, maar een zooveel te rijker geest. Aanvankelijk ging hij op in de wetenschap, deed dierkundige onderzoekingsreizen naar Malesië, Nieuw-Guinea, Senegal, Coromandel, Carnatic, Java, Sumatra, de Kust van de Sind en Mascate, Fransch Indië en Malabar. Hij schreef intusschen de volgende vulgarisatiewerken: Les Papillons, le Naturaliste amateur, enz. Hij was daarbij een trouw medewerker aan ‘Les Annales de la Société entomologique de France’, ‘la Nature’, ‘le Musée des familles’.

Niet beneden zijn verdienste als natuurkundige stond zijn kennis van de oudheidkunde. Een bekende proeve daarvan gaf hij in zijn werk ‘Les Armes’; daarnevens bestudeerde hij de kostumen. Vooral de XVIe eeuw wijdde hij zijn studie en zijn liefde.

Op den grond van zijn archeologische kennis schoot zijn schrijverstalent op: Hij werd een schepper van geschiedkundige romans, die uitmunten door het gemak en de geestigheid waarmee de geleerdheid tot poëzie is verwerkt: getuige zijn ‘Tournoi de Wauplassaus’, zijn ‘Saint-Cendre’, ‘Monsieur de Clérambon’, ‘Ce bon Monsieur de Véragues’, die de 16e eeuw veraanschouwlijken als ware ze de dag van heden, enkel beladen met nog meer gruwelen en nog meer bloed.

Evenzeer tot de letterkunde behooren de reisbeschrijvingen van Maindron; kunst en landschappen. Zoo b.v. L'Art indien,

[pagina 335]
[p. 335]

de beide bundels ‘Dans l'Inde du Sud’. - Met zijn dood is een veelzijdige geest gedoofd, een buitengewoon humoristische fantasie, en een ziel vol vruchtbaren eerbied voor alle openbaringen van kunst en wetenschap.

 

De Zwitsersche letterkunde werd beproefd door den dood:

Philippe Monnier; hij was na Rod de groote vertegenwoordiger der Fransch-Zwitsersche literatuur voor Europa. Hij was dichter en literatuurkenner. Zijn ‘Rimes d'Ecolier’ die hij op de schoolbanken schreef gaan met hun frissche teederheid over van geslacht tot geslacht. Volgden dan zijn beide fijne novellenbundels: Vieilles femmes en Jeunes ménages, waaruit in volksboek de ‘Nouvelles’ verscheen. Steeds grooter werk dorst hij aan: scherpe opmerking en diepe zielkunde werkten saâm tot het scheppen van zijn bekende Geneve-schetsen: Causeries génévoises, Le Livre de Blaise, Mon Village.

Een waarde zoon van zijn vader Marc Monnier toonde zich Philippe in zijn geleerde studiën over het Quattrocento, en over Venise au XVIIIe siecle. In zijn liefde voor Italië had deze Zwitser trouwe vriendschap gesloten met Fogazzaro; als persoonlijke geest, als beminnelijk en onbaatzuchtig mensch mocht hij wel een broeder heeten van den grooten Italiaan.

De beste Zwitsersche vriend van Monnier volgde hem op eenige dagen in 't graf: G. Valette. Ook een fijne natuur, getuige zijn Croquis de Route en zijn Promenades dans le Passé, met meer satirische en melancholische neigingen dan Monnier. Ook hij zag veel naar Italië uit; vandaar zijn heerlijke bloemlezing: Reflets de Rome, uit de beste Fransche schrijvers over Rome; een boek dat ook in België opgang maakte. De lezers van de ‘Semaine littéraire’ hield hij uitstekend op de hoogte van 't geen in Zwitserland omging met zijn rubriek La Vie en Suisse. Van hem werd in 't Nederlandsch vertaald Baren en Oudgasten.

 

In Oostenrijk valt het heengaan op te teekenen van Anton Schönbach (1848-1911) professor in de Duitsche philologie aan de hoogeschool te Graz. Als filoloog was hij vooral in de Oostenrijksche middeleeuwen werkzaam: Hij gaf studiën over de Marienklagen, over Walther von der Vogelweide, (thans 3e uitgave), over Hartmann von Aue, over oud-Duitsche Sermoenen, over het Christendom in de oude heldendichten. Onder 't grooter publiek maakte vooral opgang zijn vruchtbaar-beschavend boek: Ueber Lesen und Bildung.

 

In Mei l.l. werd bij de ijverige opgravingen te Paestum, onder de leiding van Vittorio Spinazzola, een merkwaardige vondst gedaan.

Reeds had de verdienstelijke archaeoloog aldaar een tempel van Neptunus, een Grieksche basiliek, een tempel aan Vesta en Ceres enz. ontdekt. Daarbij kwamen amphora's, Grieksche beeldjes enz. te voorschijn. Nu werd een prachtig beeld van Keizer Claudius opgehaald: een zuiver klassiek model, een der prachtigste uitingen van de Romeinsche beeldhouwkunst, het hoofd gedrapeerd in het velum van groot-pontief. De vervaardiging van het meesterstuk schijnt terug te gaan op 42 tot 45 van onze jaartelling.

[pagina 336]
[p. 336]

De Congregatie van het Concilie heeft de invoering van Mgr Duchesne's werk over de oude geschiedenis der Kerk in de Italiaansche seminaries verboden.

Het desbetreffende rondschrijven begint met de mededeeling, hoe het ter kennis van den H. Stoel is gekomen dat het werk van Mgr Duchesne op zekere seminaries is ingevoerd en in handen der leerlingen gesteld zooniet als leerboek, dan toch als werk ter raadpleging.

Men zou zeker meer voorzichtigheid hebben betracht wanneer men er op gelet had dat zelfs de voorstanders van het werk dit boek weinig geschikt achten om op de seminaries te worden ingevoerd.

Bovendien is het oordeel van zeer bevoegde personen over het werk zelf ingewonnen, en ook hun advies was afwijkend, want wegens de terughoudendheid die telkens wordt gepleegd vooral wat het bovennatuurlijke betreft, wegens den twijfel, dien de schrijver zaait, geeft hij niet een waarachtig beeld van de historie der Kerk, doch vervalscht en misvormt het geweldig, terwijl hij de Kerk voorstelt als bijna beroofd van die bovennatuurlijke voorrechten, waarop zij is gegrondvest en zonder welke zij zich niet kan ontwikkelen.

Daarbij komt zijn voorstelling van de martelaars, van wie hij niet enkel het groote getal verkleint, maar die hij dikwijls voorstelt als aangetast door fanatisme, waardoor hij het groote argument uitschakelt, hetwelk hun bovennatuurlijke heldhaftigheid leverde ten gunste van het geloof; terwijl daarentegen de vervolgers worden voorgesteld als geniale lieden, tot vervolging gedreven door een groot politiek ideaal.

De Vaders der Kerk zelven, deze ware genieën der menschheid, komen uit deze historie verkleind en, in sommige gevallen, vernietigd te voorschijn.

De zware worstelingen voor het geloof tegen de ketters wil Duchesne doen voorkomen als sophisterijen, gevolg van misverstanden, die gemakkelijk hadden kunnen worden opgelost; alsof er b.v. geen essentieele verschillen waren geweest tusschen het geloof der Kerkvaders en dat van Arius.

En zoo werden ook andere punten van hooge beteekenis valsch voorgesteld. (Centrum).

 

Creizenach's monumentale Geschichte des neueren Dramas is weer aangegroeid met een nieuw deel: 't Behandelt de geschiedenis van het Engelsche drama in Shakespeare's tijd. Over 't algemeen legt de pers nog meer lof op dit deel dan op de vorige. Vooral wordt nadruk gelegd op Creizenach's rustig, bezonnen, streng zakelijk oordeel.

 

De ‘Inhoud der Tijdschriften’ moet naar de volgende aflevering verschoven worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken