Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24 (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.16 MB)

Scans (50.88 MB)

ebook (4.21 MB)

XML (2.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24

(1924)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 470]
[p. 470]

Bij den honderdsten verjaardag der dood van Lord Byron.

Bij den honderdsten verjaardag van zijn dood dient zijn naam herdacht. Op de ruïnen van Missolonghie stierf hij den 19 April 1824. Griekenland zal hem nu plechtig herdenken dat hem voor honderd jaar bij zijn aankomst in jubel ontving en, toen hij fortuin en leven had geofferd, in vermaledijding liet sterven. Hij moge dan ook, deze lord Byron, die eenige grootheid van zijn leven gesteld hebben par dépit, hij mocht dan ook aangeland zijn, minder als reddende ridder die prachtig-spontaan zich werpt in de verdediging van een verloren zaak, meer als uitwijkeling uit eigen land door haat en door afkeer verdreven, daar ligt een pijnlijke tragiek in dit feit: dat voor zijn ‘noble-geste’ die haat en die verachting niet stil gevallen zijn maar hem vervolgd hebben tot op de ruïnen van de grieksche stad, tot op de boot die zijn lijk terugbracht naar Engeland. Want hij heeft eeuwig willen rusten in engelschen grond.

Hij was van een reis in het Oosten terug, huwde met Miss Isabella Bilbanke en verkondde over heel de wereld zijn weinig appetijtelijke huwelijksgeschillen. Dat brak hem. Door de dagbladen te schande gemaakt, uit de salons zijner kringen geweerd, uitgefloten waar hij zich naar het parlement begaf, in de straat publiek beleedigd zoo brutaal dat hij zelfs niet meer naar zijn theater durfde... dan de fascinatie van een land dat hij op reis had leeren kennen, beminnen met romantisch-laaie passie, Hellas, dat ook in de literatuur van zijn land en zijn tijd ‘à la mode’ was... en ziedaar de heele psychologie van de poëtische, ridderlijke stultitia waaraan de dichter van Childe Harold ten onder ging. Hij was toen 36 jaar. Hij stierf heldhaftig.

Wij die verder van hem afstaan kunnen dat ten minste waardeeren. Tegenover den toentijdschen laster mogen we ons houden aan wat Lord Beacosfield, Disraëli, zei - voor hem stonden de bibliotheek-schabben waarop, naast een portret van den dichter, de ‘verzamelde werken’. ‘Als die man die op zijn 36e

[pagina 471]
[p. 471]

jaar gestorven is, zijn leven zoo dwaas en zoo losbandig heeft geleid als gij zegt, dan vraag ik mij af waar hij den tijd heeft gehaald, om al die gedichten te schrijven’.

Dat werk is nu verouderd. Door het chaotische van zijn eeuwige onrust, zijn heimwee en zijn grootsch verlangen, had hij ons nader kunnen staan die toch ook uit den chaos van oorlogsche en naoorlogsche conflikten rijzen in heimwee en verlangen naar vrede en rust.

De macht en de wildheid echter van zijn romantisch recept, al gelijkt het aan onze verscheurdheids-crisis in onevenwichtigheid en woestheid, maken hem ons indigest. Bij hem het leven-in-het-gevoel vooral; bij ons in al de kunsten strevingen naar intellektualiteit. Bij hem, gevolgenlijk de scepsis der encyclopedisten waaraan hij de modernen ontworstelt en zich zelf de verwoedste romantisme-aanvallen op den hals haalt, een bizonder genot in het avontuur van den geest, een vermetele speel-lust; bij ons die, met al onzen honger naar geestesvoedsel, ons zelven niets groots tot houvast konden waarborgen een grabbeling naar éénheid; bij ons een zucht naar het Eéne Volmaakte dat wel in duizend droggedaanten aanbeden wordt maar niet dartel van hier naar ginder gesmeten, niet geprostitueerd. Bij hem de schijn slechts van een breed bruischend leven, beroerend de diepste gronden van de ziel, en in waarheid slechts een brand van driften die later oversloeg naar het materialisme, bij ons, die van het materialisme de wrange vruchten kregen te proeven in de wereldverwoesting van pas geleden, een leven dat, van pose wars, hunkert naar het hoogere met minder passie en met meerder ernst. Tegenover onze katholieke herleving, ten slotte, waar die beginselvast de rangorde wil handhaven van gevoel en rede en ook intellektueel het dogmatisme van een katholieke wijsbegeerte huldigt staat hij, als mensch van ongebonden leven, als gevoelsmensch zonder zelfbedwang, als intellektueel zonder stuur, volstrekt als tegenvoeter.

Door deze drie trekken staat hij voor ons getypeerd onder drie stralen gericht op eenzelfde middelpunt: hoogmoed. Hij is aan hoogmoed, ondanks zijn

[pagina 472]
[p. 472]

grootheid, als dichter voor ons doodgegaan. Hij is voor ons te ‘dooder’ daar hij van zoo hoog als de hoogte was van zijn talent, zoo laag gestort is. Stond hij als artist beneden zijn landgenoot Shelley, die slechts één jaar voor hem, jammerlijker dan hij, aan zijn einde kwam, hij liet onder zich de beste Franschen uit de periode die hij in Engeland vult; hij won het op de Musset in adel, op Chateaubriand in gloed.

In Manfred gaf hij zijn zelfportret:

This should have been a noble creature; he
Hath all the energy which would have made
A goodly frame of glorious elements,
Hat they been wisely mingled; as it is,
It is an afwul chaos - light and darkness -
And mind and dust - and passions and pure thoughts
Mix'd, and contending whithout end or order,
All dormant or destructive;...

L.J.M. Feber zegt van hem:

‘Op het leven in hoogheid van gevoelen en denken ingesteld, als verliefd op het edele en voorname, en onmachtig zichzelf tot die hoogheid omhoog te worstelen, was hij als gedoemd om levenslang door het tafereel van der evennaasten laagheid en vlakheid en platheid te worden gekweld als in een hel op aarde. En beroofd van den christenzin, die de nederigen van harte uitverkoren weet als houders van het beste deel, was ook de kleine mensch hem om zijn kleinheid enkel klein, naast zijn idealen van hoogheid bepaald verwerpelijk. Zoo werd hij de eenzame, vereenzelvigde menschenhater, de vervloeker van deze rotte wereld, en haar door hem als voos en boos gesmaad geslacht.
Hem, den romantieker, den erfgenaam der bijna verloren riddertradities, den geteisterde, die tusschen de tegenstellingen van ziel en zinnen zich slingeren laat als in zijn element, wien de verscheurde bewogenheid als tot een duivelschen lust is geworden - de lust immers in de eigen innerlijke onorde en ontkenning van iedere bepaaldheid - hèm wordt het een ware wellust, zijn menschenhaat aan der evenaasten ergernis en toorn over zijn wilden levensgang te voeden. Hij denkt het leven te overwinnen, zich ter vrij-
[pagina 473]
[p. 473]
heid los te worstelen, door er op los te leven voor het aanschijn der wereld met een gebaar van zoo diepe geringschatting, alsof hij voor zijn hoogheid nauw of niet bestaat. Maar onderwijl smacht hij gretig, werkelijk met iets als zielehonger, naar den neerslag van haar verontwaardigd burgergemoed. Door dit aardsch bestaan stormend als in een vaart van een bandelooze vrijheid, is hij tragisch gebonden, aan zichzelf niet alleen, maar ook aan den verachten evenmensch, erger nog, aan diens spitsburgerlijke protesten.’

Zoo wordt aan hem voltrokken het eeuwig-gangbare godsedikt dat de hoogmoedigen worden vernederd. Klein is hij geworden door zijn bandelooze gedraging. Als menschenhater meteen slaat hij voor ons zijn grootheid stuk. Daar is in alle haat een bekentenis van onmacht, een bewijs van onbedwang. Op zijn passief staat geboekt dat hij zijn haat niet is te boven gekomen en ‘quasi in aëre verberans’ nooit het grootsch gebaar ontdekte van de liefde.

Zijn werk, waarvan nauwelijks gedichten als Manfred, Caïn, Childe Harold en enkele andere onder de hand blijven, moest aan hetzelfde beginsel van ondergang voor ons aandacht te loor gaan. Er blijft ons daarvan over de herinnering aan een hoe jammerlijk verloopen geniale aanleg, die met zijn beste producten, ongeacht de geestelijke onwaarde, ons nog beweegt tot rechtzinnige bewondering voor zijn weidsch en grootsch opbouwen, voor zijn machtig uitwegen der motieven, voor zijn symboliek die het leven voordraagt volgens zijn universeele geleding.

 

G.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken