Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24 (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.16 MB)

Scans (50.88 MB)

ebook (4.21 MB)

XML (2.19 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 24

(1924)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1028]
[p. 1028]

Anatole France †
door G.W. Herman Heyermans †.

Op zijn buitengoed te Touraine stervende, lag hij eendelijke lagen lang den dood aan te staren met denzelfden cynischen blik waarmede hij het leven had bezien. Toen werd dat cynisme, gedurende zijn leven een vlinderend spel, gruwzaam en tragisch, als de dood reeds zijn masker boetseerde uit het nog levende vleesch van zijn gelaat en als zijn oogen stonden op breken.

Hij ligt roerloos te bed, lichamelijk verzwakt uitermate, maar den geest ongebroken. Hij heeft korte oogenblikken van helderheid afgebroken door langdurige sluimering, en telkens hij ontwaakt neemt hij zijn gedachtengang weer op waar hij dien eindigde. Hij heeft zich vertrouwd gemaakt met de idee van het vertrek voor altijd. Zijn heengaan staat vast. Hij voelt dat hij al onderweg is en soms zucht hij: het duurt wel lang! Tot den laatsten obgenblik behoudt hij de kracht van zijn glimlach. Zijn gezicht neemt van uur tot uur af. Dan zegt hij: Ik zie er afschuwelijk uit, kijk niet naar me... Want het jaagt hem schrik aan, het maakt hem droef, dat hij leelijk wordt. Dat was zijn eenige groote bekommernis.

***

Met hem stierf wat met hem begonnen was: een liberalisme dat zich in de Letteren vertolkte door dilettantisme des levens. Waar aan wereld en leven ontbraken het zijn, het objectieve, de waarheid, werden wereld en leven niets dan een vlucht van verschijnselen en de eeuwen der geschiedenis zijn spoorloos weggeploft in een vat der Danaïden, in het ledige, het gapende Niet. Voor de kosmische epiek van werelds allerhande jammer, zoo groot gezien door Strindberg, door Dostoiewsky, was de lafheid van zijn Voltairaansch liberalistisch geestje te petieterig min. Hij vond al dat voorbijglijden, dat bonte warrelen, dat kleurig krioelen wel kurieus genoeg om het ga te slaan gedurende het voorbijglijdend momentje van het eigen leven. Het heeft hem ontbroken aan den eerbied en den ernst tegenover het waarachtig leven. Waardoor hij ook de liefde gemist heeft en naar den baaierd der menschelijke worsteling, boven het dreigement der eeuwige verdoemenis, onder de gouden belofte van den hemel die enkel door de geweldigen zal worden veroverd, zitten kijken met een laffen glimlach als naar een schouwspel, wel interessant. Hij heeft nooit geleefd in de wereld van het reëele.

Het zal hem moeilijk vergeven worden, hem den Brotteau des Flettis uit zijn ‘Les Dieux ont soif’, dat hij in al de vormen van het menschelijk streven en betrachten, in republiek en in koningschap, in leven en dood, niets anders heeft gezien dan wat hansworstenfratsen van dat armzaligste dier aller

[pagina 1029]
[p. 1029]

dieren: de mensch. Aan zichzelf heeft hij trouwens het einde volvoerd van alle sceptisch dilettantisme, het nihilisme nl. van gedachte en daad, waarin al wat groot is en eerbaar, gedwongen wordt zich zelf te verminken en te verloochenen om mee te huppelen in den luguberen dans van zijn glimlachend fantasietje.

‘Rien n'échappe à cette humeur qui jette le soupçon sur tout ce qui ne consent pas de s'égaler à sa misère. Le sceptique vieillissant y fait de son impuissance une limite infranchissable; il défend d'aller au delà comme si la certitude et la joie d'autrui lui étaient insupportables.’ (Henri Massis.)

Eens stelde hij in een gezelschap zijn kleinzoon voor met deze woorden: ‘Mon petit-fils, réactionnaire... naturellement’ en hij is er zich toen niet van bewust geweest zelf de houding aan te geven die de generatie van direct na hem tegenover zijn figuur heeft aangenomen. Met een klein verschil. Dat het geslacht door hetwelk hij nog bij leven afgezworen werd, eerstens, zoo kort op hem volgde dat het niet kleinkind maar nog kind was van het zijne. Ten tweede dat dit geslacht protest aanteekent tegen elke verwantschap met hem en dat het zichzelf aan hem durft voorstellen met het kordaat en beknopte: ‘réactionnaire... naturellement’. Grijsaard is hij kinderloos gestorven.

In dien zin was zijn onverstoord en kommerloos sterven geen vergissing, want ongeveer niets liet hij na...

De indruk door zijn verscheiden gemaakt had ook niet de diepte die zijn vroegere bewonderaars zouden verwacht hebben. Toen Victor Hugo na langdurigen doodstrijd eindelijk stierf was er nationale rouw. Bij Zola was er ten minste nog een opvlamming van strijdvuur. Van Anatole France heeft men afscheid genomen met een algemeenen dank voor zijn kunstenaarsschap in het hanteeren der taal. Nimmer bleek zoo duidelijk dat deze laatste der Voltairianen zijn tijd lang overleefd had.

Réactionnaire, naturellement!

***

Is dit ons afscheid van hem? Hij was dan toch, alles te zamen genomen, een groot woordkunstenaar. Heeft hij niet glanzende schoonheid voortgebracht, hij die alles onbelangrijk en nul dacht buiten het mooie spel met geciseleerde woorden van adaequaatheid van een precieus-rijke taal aan het bekwame, sierlijke spelletje van gedachten die zich aan geen object onderschikken en maar zoeken 't bevallig gebaar?

Wij katholieke Vlamingen mogen het niet langer meer over ons hart krijgen iemand zoo'n hulde te brengen. Ons mag het woord op zich zelf niets meer zijn; het mag ons maar heilig en waardig worden als drager van een hoogere schoonheid, boodschapper van het reddend, zaligend idee, tolk van het gevoel dat beter maakt. Het woord-om-zichzelf te huldigen moet ons gruwel zijn.

Positief en bewust staan wij met klare negatie tegenover deze France-hulde.

Het woord heeft hij misbruikt om te negeeren en te spotten. Het is hem daarbij geworden een instrument van den eenigen haat die deze levenslaffe sceptieker gevoed heeft: haat tegen de ons dierbare Heilige Roomsche Kerk.

[pagina 1030]
[p. 1030]

Wij danken hem niet voor zijn gebruik van het woord, wij verwijten hem het misbruik, de ontheiliging.

Récationnaires, naturellement!

***

Men heeft bewonderd zijn stoicijnschen moed in het aanzien van den dood. Die moed was lafheid.

Wij hebben eerbied voor elke dwaling. Met treurende bewondering zien wij aan den moed van alle verdoolden die te goeder trouw volharden en den durf van hun overtuiging vooruitdragen waar zij tegentreden de onhelzing der voor eeuwig beslissende dood. Maar het totale scepticisme van Anatole is een mensch-onwaardige lafheid. De eeuwige levensproblemen dringen zich op aan ieder mensch. Scepticisme is de lafheid die den moed niet heeft zich de moeite te geven van het zoeken naar een oplossing, den durf niet heeft van de kordate keuze. Het is de verloochening van zichzelf, verloochening uit lafheid van de eigen menschelijkheid.

Zoon van den parijschen boekhandelaar, ex-bibliothecaris der Bibliothèque nationale, schrijver van zooveel boeken, één boek heeft hij niet durven schrijven: het boek van een eigen kleur-bekennend leven. Dat alleen had hij kunnen meenemen terwijl wij de zijne hierbeneden intusschen definitief klasseeren! En één boek heeft hij niet durven lezen, het boek waarvan het Lam van den Apocalyps de zeven zegelen verbreekt om recht te spreken, ook over hem.

Voor die groote werkelijkheid en onverbiddelijke rechtspraak zal zijn sceptieke glimlach zijn verstorven...

 

GERARD WALSCHAP.

***

Herman Heijermans.

Een man die geworsteld heeft doorheen harde dagen en jaren en kop-hoog gehouden tot hij stierf.

Zoon van een publicist, was hij door vader den weg gewezen maar niet voorbereid; hij mocht van zich zelf getuigen het hard te hebben gehad. In een klein land als het onze kunnen wij het ons bezwaarlijk anders voorstellen van een publicist die er als zoodanig komen wil.

Hij echter, Heijermans, heeft het verder gebracht dan de eigen landsgrens. Uitgeweken naar Berlijn is hij daar een tijdlang populair geweest als geen ander ingezeten der wereldstad, heeft heel Duitschland zien grabbelen en grijpen naar zijn schetsen in een berlijnsch blad, die hij intusschen ook als reeks in Holland voortzette en die we beter kennen door de 15 bundels Falklandjes. Toen het zeshonderdste Falklandje verscheen is hij enthousiast gevierd geworden.

‘Begin van de volgende maand zou hij zestig jaar geworden zijn en vrienden waren bezig hem een feest te bereiden om hem bij deze gelegenheid meteen te ontlasten van de drukkende zorgen, die zijn ziekbed nog eens zoo zwaar hebben gemaakt.

Het stond wel vast dat hij er niet meer bovenop zou komen en er werd zelfs gefluisterd, dat hij zijn verjaardag niet meer halen zou.

Die vrees was maar al te gegrond.

[pagina 1031]
[p. 1031]

De vrienden en bewonderaars moeten de voldoening missen den zieken Heijermans nog wat troost te brengen op zijn zorgelijken ouden dag; het jubelfeest dat zij zich hebben voorgesteld, moest een gedachtenisviering worden.

Heijermans junior was de schrijversnaam van den overledene, want zijn vader, ook een Herman, was eveneens publicist, vooral bekend als raadsverslaggever van de N.R.Ct

Heijermans' beschrijvend talent, vooral van doen en denken der kleine burgerij, ook zijn humor en sociaal medegevoel, zijn minder bezwaarlijk te waardeeren in de oneindige reeks van kleine rake schetsen, welke hij onder het pseudoniem Samuel Falkland jaar-in jaar-uit is blijven schrijven, al zijn er ook onder de Fallkandjes die voorbehoud verdienen.

Van groote beteekenis is Heijermans als tooneelschrijver, hij is zeker het zuiverst dramatisch talent dat de literatuur na '80 in Holland heeft opgeleverd. Bij zijn debuut is dat echter niet gebleken: zijn Dora Kremer (1893) viel als een baksteen. Wat er verder voor vermakelijks met dezen eersteling gebeurd is heeft hij geestig beschreven in den bundel Kleine Vertelsels.

Vijf jaar later maakte Chetto, onder een Russisch - klinkend pseudoniem uitgekomen, grooten opgang en de carrière van Heijermans als tooneelschrijver was gemaakt.

Van zijn stukken hebben vooral Op Hoop van Zegen, Schakels, De meid, De Opgaande Zon, Allerzielen lang repertoire gehouden.

Heijermans was de schepper in ons land van het sociale drama. Zelf socialist, putte hij zijn stof uit den maatschappelijken strijd zijner dagen. Dit heeft hem het nadeel gebracht, dat toen de toestanden zich wijzigden, zijn werk in weerwil van het groot dramatisch talent er aan besteed, snel verouderde.

Van den gevoelskant tot het socialisme gekomen, was Heijermans ook een felle anti-clericaal. Door het brilletje van een aantal traditioneele vooroordeelen, zag hij de Kerk als een in het duister wroetend genootschap, steeds op allerlei boosaardigheden uit. Allerzielen was een smadelijk stuk en het heeft den Katholieken veel ergernis gegeven. Heijermans' naieve beschouwing van Kerk en Christendom is hem zijn heele leven bijgebleven.

Toch heeft zijn talent zich wel verdiept in den loop der jaren. Fragmenten uit Dageraad en de figuur van Jasper uit Eva Bonheur zijn daar om te bewijzen. Soms bedierf hij met grolligheden zijn fijneren opzet.

Heijermans had een groote liefde voor het kind: zijn tooneelspel Uitkomst getuigt er voor en zijn laatst verschenen werk was Droomkoninkje, een aandoenlijk verhaal van een gebrekkig knaapje in een arm gezin.’

 

(‘De Maasbode’.)

***

Frederik Van Eeden in dezelfde ‘Maasbode’: -

‘Ik vroeg Heijermans of hij er om lachen zou als ik voor hem bad. Toen werd weer de zware, steevige hand uitgestooken en de mijne geschud met expressie van groote dankbaarheid. Hij dankte mij, met alle kracht die nog in hem was, voor de belofte, dat ik voor hem zou bidden.

[pagina 1032]
[p. 1032]

Ik was zielsgelukkig. Vooral ook door de waarneeming, dat Heijermans' vrouw zich zeker niet zou verzetten, ja stellig instemming zou betuigen, als ik bad voor de ziel van haren man.

Het was een heerlijk gesprek, zoo vreedig als zulke gesprekken zijn, bij naderenden dood, bij moedige menschen met klaar inzicht van hun toestand en vertrouwen op God. En ik had de schoone illuzie, dat ik misschien hem redden kon voor het geloof.

De tijd was om, ik moest heengaan. Maar ik beloofde stellig terug te koomen en ik was vol groote blijdschap. Wij spraken oover zijn jubilée en hij herhaalde twee malen: “dat haal ik niet meer!” - Hij sprak het zonder angst of vrees, rustig en gelaten.

Ik voldeed aan mijn belofte en bad voor hem en zijn heil zoo innig als maar moogelijk was, en ik ging van hem weg met een gevoel van groote dankbaarheid, en in een toestand van zeegen, die dagen aanhield.

Woensdag zou ik hem weerzien, en ik verheugde mij zeer op dien dag. Wie weet of ik hem nog niet verder zou brengen, - of ik niet nog grooter zegen voor hem bereiken kon.

Maar het mocht niet zijn, Woensdag zal ik zijn lijk ten grave brengen. Hij had nog eenige weeken kunnen leeven, als er geen complicaties kwamen. Maar er zijn complicaties gekoomen, en God heeft den goeden, moedigen strijder tot zich genoomen.

Nu bid ik voor zijn ziel en ik zou willen smeeken tot mijn geloofsgenooten, doe het ook om mijnentwil, ik kon het werk niet voltooijen. Maar een mensch met zooveel goedhartigheid, zooveel oprechtheid en zooveel moed, zou die niet genade vinden in Gods oogen, al werd het hoogste Licht hem op aarde nog onthouden?’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Herman Heijermans

  • Gerard Walschap

  • Frederik van Eeden

  • over Herman Heijermans