Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925 (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.91 MB)

Scans (87.58 MB)

ebook (6.53 MB)

XML (2.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925

(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Varia

Door de ongesteldheid van onzen redactiesecretaris zijn in de Januari-aflevering een aantal fouten onverbeterd gebleven. De meeste daarvan zal de bereidwillige lezer zelf, bij de lezing, hebben verbeterd.

* * *

KAREL VAN DE WOESTIJNE OVER AUG. VAN CAUWELAERT'S LIEDEREN VOOR MARIA. - In de N. Rott. Courant van 10 Januari 11. schreef Karel van de Woestijne naar aanleiding van dezen pas verschenen bundel o.m. ‘Geen boek heeft mij in den laatsten tijd dieper ontroerd en meer zuivere, ik ging schrijven heilige vreugde gegeven dan dit dunne bundeltje verzen-van-vroomheid.

Niet dat ik erbij de opwinding zou hebben gekend om de ontdekking van of zelfs maar de hoop op het nieuwe geluid van een nieuwen tijd. Dit boekje blijft al de tegenwoordige, ook Roomsch-Katholieke pogingen, die weleens opzettelijk aandoen, gaarne uitbundig zijn en daarom niet minder boeien, tot het scheppen van de poezie die klinke als de juiste uitdrukking van deze doorwoelde wereld, afzijdig. Ik geloof dat men een zekeren leeftijd moet hebben bereikt om er de schoonheid van te kunnen smaken. Ik ben overtuigd dat men de gewoonte moet hebben van een zekere geestesatmospheer, die sommigen lucht-ijl zal schijnen, om het geheel te doorvoelen. Het is billijk aandacht te schenken aan technische vernieuwing, daar zij dikwijls het teeken is van eene nog niet ontbolsterde vernieuwing van den poetischen inhoud; wie echter alleen oor heeft voor deze technische vernieuwing - en deze uitdrukking moet men waarlijk niet al te eng opnemen, - zal deze Liederen voor Maria met onverschilligheid, en, wie weet, met misprijzen voorbij loopen. Wie als vele jongere dichters de eigen ingetogen aandoening prijs geven voor een ruimere, zij het naar alle winden uitgegooide aanvoeling der wereld, zal voor Aug. Van Cauwelaert en zijn jongste bundeltje zeer waarschijnlijk de schouders ophalen. Maar wie reeds gevorderd in jaren, de waarde kent van het persoonlijke lijden zal dit boekje beschouwen als een duur bezit, zwaar dat het is aan menschelijkheid.

Verzen van vroomheid. En men moet al heel diep naar het verleden terugkeeren, om er verzen te vinden, waarvan de innige klank aan dezen klank herinnert. Ook waar hij aan de fijne gevoeligheid en zoo verrassend-jonge schoonheid van den innigen Justus de Harduyn doet denken, staat Aug. Van Cauwelaert met zijn jongste dichtwerk in onze oogen erboven, doordat het zooveel dieper doorleden is, doordat het is ontstaan uit een gekrenkt leven, uit een gemartelde menschelijkheid, zooals een geestelijke als Haduyn ze niet uit eigen ervaring kennen kon.

Dit boekje dat alle rhetorikale zwachtels heeft afgerukt om eene pijnlijke naaktheid te toonen, is voor het grootste deel autobiographisch, buiten alle symboliseering om, en zelfs waar het eenvoudig te verhalen bedoelt; het leven der Heilige Maagd is in dat van den dichter betrokken zooals dat in geene eeuwen gebeurd is. Het is een bijzonder smartelijke episode die gaat van lichamelijke smart tot zielesmart.

[pagina 88]
[p. 88]

* * *

 

JEANNE REYNEKE VAN STUWE. - Op 4 Januari l.l. werd in intiemen kring het zilveren bruiloftsfeest van het echtpaar Kloos herdacht en deze herdenking werd gevolgd door een hartelijke huldiging van de vrouw des dichters, de romanschrijfster en toegewijde steun van haar man.

* * *

ERNEST ROCHAZKA OVERLEDEN. - De Tsjechische dichter Ernest Rochazka is op 55-jarigen leeftijd overleden te Praag.

Twintig jaar geleden heeft Rochazka de Kleine Johannes van Frederik van Eeden in het Tsjechisch vertaald.

 

* * *

 

Ter gelegenheid van den honderdsten verjaardag van den dichter Moritz Jokai, werden te Boedapest een reeks van literaire feesten gegeven.

* * *

Onlangs is volgens de N. Eeuw te Buenos-Aires de secretaris en tolk van Rabindranath Tagore, Yiba Ybao, katholiek geworden. Hij was met den Indischen dichter en wijsgeer op reis door Zuid-Amerika.

* * *

In het Octobemummer van de Revue d'histoire ecclésiastique staat, onderteekend H.N. (elis), een bevreemdend verslag over een artikel van P. Van Mierlo in het Leidsche tijdschrift van 1919, waarin deze tegen een nieuwe poging van Dr. Knuttel om de schrijfster Hadewijch met de uit Pomerius bekende ketterin Blommardinne te vereenzelvigen, was opgetreden. H.N. beweert, dat geheel de arbeid van P. van Mierlo opnieuw moet gedaan, omdat die alleen zou steunen op het getuigenis van Pomerius, dat, om redenen die H.N. daar niet hoeft aan te geven, van geen waarde zou zijn.

Maar P. van Mierlo heeft in een heele reeks studiën in ons tijdschrift sedert 1920 bewezen, door de ontleding van de werken van Hadewijch zelf, dat deze nog vóór de tweede helft der 13e eeuw moet hebben geleefd, zoodat ze nooit de Blommardinne uit de 14e eeuw kan zijn. Waarom zondert de heer H.N. dit eene artikel uit van al het overige werk?

Zelfs in het besproken artikel steunt P. van Mierlo niet uitsluitend op Pomerius. Wel toont hij aan, dat er hoegenaamd geen reden bestaat om het getuigenis van Pomerius in twijfel te trekken, dat een ketterin Blommardinne wel degelijk bestaan heeft en dat men alleen ter wille van een thesis Pomerius gezag zou willen betwisten; dat hij daarom wel het recht blijft behouden om op Pomerius zijn bewijsvoering te steunen; maar daarnaast toont hij ook nog verder aan, dat zelfs indien Pomerius gelogen had, hij niemand ooit bewezen heeft, dat de Blommardinne nog niet met Hadewijch kon vereenzelvigd worden.

De grond van heel dit verslag van H.N. is dat die heer sedert 1910 een studie belooft over une prétendue hérésiarque du 14me siècle, la bienheureuse Helwige Blommaerts. Misschien zal die studie binnen kort toch nog eindelijk verschijnen en heeft hij eerst behoefte gevoeld om er op te wijzen dat ze nog een reden van bestaan heeft.

Wij hebben P. van Mierlo verzocht hier nog eens uiteen te

[pagina 89]
[p. 89]

zetten wat er eigenlijk van is. In een volgend nummer zal hij aantoonen, dat dit voorafgaande onderzoek hoegenaamd niet noodig is en ook steeds zeer subjectief zou afloopen; dat uit het feit alleen dat Pomerius de Blommardinne in de kringen van zijn orde heeft kunnen voorstellen als een ketterin, volgt dat Blommardinne onmogelijk Hadewijch kan zijn, die in diezelfde kringen, vóór en na Pomerius, is beschouwd geworden en gebleven als een heilige.

 

* * *

 

DIRK COSTER OVER CUPPENS' BRIEVEN. - Naar aanleiding van Mej. Belpaire's publicatie van Cuppens brieven in Dietsche Warande en Belfort, schrijft Dirk Coster in De Stem o.m. ‘Het is of we weder Gezelle iets beter begrijpen door deze brieven, zijn Franciskaansche kinderlijkheid, die bij hem tot hoogste schoonheid werd. Om zich heen heeft hij ongetelde anderen, die zijn als hij, alleen maar kleiner en fragmentarischer, en wier wezen hij vertolkt; voor wien hij spreekt, uit wier collectieve kracht hij als 't ware zingen kan. En wat in deze brieven treft, het is de voor onze 19e eeuw ongelooflijke, vrome, opgetogen kinderlijkheid van ziel, die zich schuilhoudt wanneer deze priester over de meer geleerde dingen des levens spreekt - anderen braaf naspreekt - maar die losstroomt wanneer hij het over zijn eigen wezenlijke leven heeft: zijn kerk, zijn bediening, zijn huis en zijn parochie’.

* * *

Frankrijk is wel het land der ‘prix littéraires’ en jaarlijks worden er ettelijke gegeven. Dat verhoogt ongetwijfeld het literaire leven, maar brengt ook tevens veel gekuip en gekonkel.

Ernest Prévost heeft een boekje geschreven: ‘Les Prix littéraires: programmes, valeurs, dates, jurys, historiques’, waarin de nieuwsgierigen alles kunnen vinden wat zij omtrent dit onderwerp wenschen te weten.

* * *

 

Professor E.G. Browne heeft juist het vierde en laatste deel voltooid van zijn ‘Persian Literature’. Het werk komt van de Cambridge University Press.

* * *

Een gewestelijk tooneelcongres werd gehouden in de zaal van het Noordzee-hotel te Knocke-aan-Zee. E.H. Dumortier sprak over de geestelijke hernieuwing van het katholiek tooneel, Johan de Meester Jr over moderne regie, René Moulaert over moderne insceneering en verlichting. Waarna opvoering van Marieken van Nymegen.

* * *

Joh. JOERGENSEN liet een nieuw boek verschijnen: Breve fra Assisi. (Brieven uit Assisi.)

* * *

HUET'S BRIEVEN AAN POTGIETER. - Potgieter heeft de brieven, die hij van Busken Huet ontvangen had, vermaakt aan de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam. Hij maakte de bepaling erbij, dat ze niet voor 1 Januari 1925 openbaar gemaakt mochten worden.

Naar het Handelsblad van Amsterdam verneemt, zullen deze brieven in den loop van dit jaar in druk verschijnen.

* * *

[pagina 90]
[p. 90]

In de boekenproductie van Engeland is 1924 een record-jaar geweest. Het totaal aantal nieuwe boeken, (herdrukken en eersteuitgaven), bedroeg 12706, wat 432 stuks meer is dan in 1923 en 327 meer dan in het voor-oorlogsche record-jaar 1913.

 

* * *

GUSTAAF VERMEERSCH is den 10n December, arm en verlaten te Aalst overleden. Zijn eerste en wellicht zijn sterkste boek is: ‘De Last’; later volgden ‘Mannenwetten’ en ‘Het rollende Leven’.

* * *

SIGRID UNDSET. - In verband met den Nobelprijs voor literatuur is behalve Ladislaus Reymont genoemd de Noorsche schrijfster Sigrid Undset.

Sigrid Undset is een bekeerlinge, die door de studie van de Noorsche geschiedenis en vooral van het middeleeuwsch verleden tot de Katholieke Kerk gekomen is.

Naar wij in Mgr. Smit's tijdschrift ‘Uit het Land van St-Olav’ lezen, is de schrijfster op Allerheiligen in de missie-statie te Hamar, aan het Michmeer tusschen Christiania en Trondjem, gedoopt.

Pastoor Gerhard de Geus N.M., vertelt er in een brief het volgende van:

‘Allerheiligen was een dag van buitengewone, verstrekkende beteekenis niet alleen voor onze Katholieke statie, maar voor de Katholieke kerk van heel Scandinavië.

Donderdagavond kwam Fru Sigrid Undset, de beroemde schrijfster van Noorwegen, ja wellicht de grootste van heel Scandinavië, te Hamar aan, om in gebed en overweging zich voor te bereiden op de groote gebeurtenis in haar leven, haar opname in de gammele Moderkirke, de Oude Moederkerk.

De blijde Allerheiligendag brak aan.

Sober, maar smaakvol was de eenvoudige St-Torfinnskapel door de zusters versierd. Fru Undset, de hoogbegaafde vrouw met een klinkenden naam in de wereldliteratuur, knielde met nog een andere dame uit Hamar deemoedig neder om haar geloofsbelijdenis af te leggen: de twee eerste convertieten te Hamar. Eerst hield Pastor Kjelstrup een treffende toespraak, naar aanleiding van de woorden uit den Ephesenbrief van den eersten grooten missionaris, Sint Paulus: ‘Zoo zijt gij dan niet langer meer gasten en vreemdelingen, maar gij zijt medeburgers der heiligen en Gods volk’. (Eph. II 19). Met fiere, duidelijke stem las Sigrid Undset haar geloofsbelijdenis, terwijl ze een brandende kaars in de hand hield als zinnebeeld van het Heilig Geloof, dat voortaan haar leven zou verlichten en dat zij, met haar talrijke, invloedrijke relaties, als een lichtende fakkel, ook voor anderen door het leven zou dragen. Plechtig klonk hierna het ‘absolvo’ van den priester, later nog eens herhaald in den stoel van boetvaardigheid. Na een rouwmoedige schuldbelijdenis en met een van heerlijke blijdschap trillende stem werd een jubelzang aangeheven ‘Store Gud, vi lover Dig’. Groote God, wij loven U. (Msb.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken