Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925 (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.91 MB)

Scans (87.58 MB)

ebook (6.53 MB)

XML (2.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1925

(1925)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 568]
[p. 568]

Overzicht van Tijdschriften.

Op gebied van letterkundige periodieken verscheen deze maand heel wat interessants. Nu ik den te bespreken voorraad onder de oogen en in het hoofd heb en met mezelf ten slotte ben akkoord geworden over weglating of op voorgrond brengen van een en ander dat ik aanstipte, ben ik stil blij om het vele schoone dat ik genoten heb maar vooral om wat Noord en Zuid een kultureelen schat bezit aan die zooveel - ik zeg nu voortaan niet meer: te veel - tijdschriften.

Om met DE NIEUWE GIDS te beginnen en bovenstaande regelen niet dadelijk zelf te logenstraffen, slaan we in dit nummer over de 6 van nummer 99 tot 105 geteekende stansen die Binnengedachten heeten van Willem Kloos, tegelijk met de ‘schetsen’ van Lodewijk Van Deyssel. Men zou zeggen dat deze laatste bepaald niet meer houdt van proza dat als een man op u afkomt. Dit althans is niets meer dan slijmerig gelul. Maar een nummer van De Nieuwe Gids kan ongemeen interessant zijn, zelfs al zijn de bijdragen van die twee groote tachtigers dat niet, en zelfs zonder een zuiver literaire bijdrage. De ‘clou’ is hier nl. een stuk historiek door Dr. M.B. Mendes Da Costa over de literaire vereeniging ‘Flanor’. Wie, wat is Flanor? ‘Er wordt opgericht een vereeniging die zich ten doel stelt samenwerking tot stand te brengen tusschen hen die belang stellen in en zich toeleggen op de beoefening der fraaie letteren’. Zoo luidt artikel I van de statuten en de overige luiden al niet minder nieuw of origineel. Maar het merkwaardige van deze Flanorvereeniging was dat zij de voorloopster was zoowel aan de Tachtiger beweging, welke toch altijd eene der allermerkwaardigste perioden was van onze literaire geschiedenis, als van het tijdschrift De nieuwe Gids. Flanor groepeerde, vooraleer van een eigenlijk homogene Tachtigers-groep spraak was, zoowat al de figuren van onze groote Revolutie der letteren: Kloos, Van Deyssel, Van Eeden, Verwey. In alle geval Dr. Mendes Da Costa beweert, en we beamen het na hem gelezen te hebben: het staat als een paal boven water dat de zoogenaamde ‘Tachtiger-beweging’ nooit of nimmer een zoo groote uitbreiding zou genomen hebben wanneer niet de jongeren van destijds gelegenheid hadden gevonden samen te komen, hun denkbeelden onderling te bespreken en ze te bespreken tegenover meer bezadigden.’ Die gelegenheid was Flanor. Het ging er studentikoos en los-rumoerig toe maar er zijn zwaar wegende invloeden van uitgegaan en uit de leutige relazen zal Dr. G. Kalff jr. heel wat ernstig materiaal putten voor zijn boek over Van Eeden en de heele Tachtiger-beweging. - Dan wordt de fijnste humor van Ernest Claes overtroffen door AE.W. Timmermans 's ‘Herinneringen aan mijn oude Gym’. De twee besproken bijdragen van dit Nieuwe Gidsnummer doen ons al het overige genadig door de vingers zien, zelfs de kritiek waarin Willem Kloos beweert te spreken over Timmermans' laatste boek ‘Het Keersken in de lanteem’ en feitelijk over zichzelf spreekt. Dat mag hij want: ‘Ik kan zonder eigenwaan verklaren dat ik altijd diep heb geleefd, ook en vooral als ik kritieken schrijf...’ en meer zoo'n larie.

Het jongere toonaangevende tijdschrift zonder katholieken grondslag ‘De Stem’ brengt insgelijks een nummer dat den naam van het tijdschrift flink hooghoudt. Marnix Gysen herwerkte modern Lovelings' bekend gedicht van grootvaders' uurwerk. Hier is het

[pagina 569]
[p. 569]

civieler nog: vaders laatste daad: het schenken van zijn uurwerk aan zijn jongen:

 
‘Toen heeft hij zijn laatste daad gedaan:
 
hij gaf mij zijn uurwerk,
 
eenvoudig, zonder één woord,
 
Maar toen ik hem zacht naar het bed geleidde,
 
wist ik
 
hoe een engel zingend aanschreed achter ons beide.
 
Want moedig had mijn vader
 
in mijn handen
 
afstand van daad en tijd gedaan.
 
Trots en weenend ben ik van hem heengegaan.’

Enquêten zijn nog lang niet uit de mode al zijn ze mode.

Uitzondering make men even voor de film-enquête der Stem omdat hierop antwoorden zijn toegekomen van W. Rooyaards, E. Verkade en Simon Koster den redacteur van het nieuwe zeer interessante maandschrift der wereldbibliotheek: ‘Spel en Dans’.

Als een luguber sprookje dat iemand in den droom bij nacht nog omspoken kan, zal men lezen de kemige, gehouwen beschrijving van misdadigerstypen uit Rusland door de oog- en oorgetuige die teekent Helene Hoerschelmann. Niet minder kemig zijn de korte karakteristieken door Dirk Coster, niet van misdadigerstypen, maar van zes der voornaamste jongere hollandsche dichters met name: A. Roland Holst, Jacob Isr. De Haan, M. Nyhoff, H. De Vries, J. Slauerhoff en H. Marsman.

De BIBLIOTHEEK GIDS, waarvan, te oordeelen naar de vorige nummers, elk oogenblik het afsterven kon verwacht worden, is in deze Meimaand weer flink aan de beterhand geraakt en schijnt de kwade krisis door. In een heel lezenswaard artikel wijst P. Kenis op de ‘litteraire beteekenis van Karel Broeckaert, waarvan Dr Jacob reeds, door het publiek maken van twee merkwaardige geschriften, de kultuurhistorische waarde heeft aangetoond. Lode Baekelmans geeft en heel leerrijk overzicht over het leven en werk van een der jongste, maar reeds de populairste en meest karakteristieke der platduitsche schrijvers: Rudolf Kinau. Hier is “heimatkunst” van de beste soort d.i. kunst die buiten de grenzen der enge gemeente menschelijk meevoelen moet wekken’... ‘Vertellers als Rudolf Kinau winnen het hart van het volk en vestigen de belangstelling van den vreemde’. - Ook komen in dit nummer interessante boekbesprekingen voor o.m. drie zeer merkwaardige boeken over tooneel, heel onlangs verschenen - twee duitsche en een fransch - en alle drie van groote beteekenis.

Ook ligt voor me het tweede nummer van een nieuw ‘avantgarde’ tijdschrift DE DRIEHOEK, een èn om formaat èn om inhoud erg onbenullig ding, met als eenig, min of meer lezenswaard opstel een bijdrage van Ch. Dekeukeleire over den cineast Jean Epstein waarvan aan de hand zijner voornaamste werken, wordt aangetoond dat hij zich los maakt van de in zwang zijnde cinematographische theorie en zich een eigen weg zoekt vooral in het steeds vernieuwen vein zijn stijl.

Met DE BOEKZAAL klimmen we weer op de hoogte, waar reeds van meet afaan haar deuren zijn wijd opengezet om elkeen die binnen komt, overvloedig te doen deelen in haar rijken voorraad heerlijk geestesbrood. Dr. Spengler's bekende werk ‘Die Untergang des Abendlandes’ wordt naar aanleiding van een boek van Dr. Van Holk: De ondergang van het Avondland - 6 lezingen die Van Holk hield over het werk van Spengler - nog eens

[pagina 570]
[p. 570]

flink onder handen genomen door P. Lambermond, en de zwakheden of fouten ervan worden duidelijk aangetoond. ‘Zijn geschiedbeschouwing steunt op gedeeltelijk onwerkelijken grondslag. De hoofdfout ligt... in de kortzichtigheid waardoor met het christendom en de bovennatuurlijke krachten die het aan de Westersche kultuur, in onderscheiding met andere kulturen, toevoegt, geen rekening wordt gehouden’. - R. Von Walter geeft een beknopt maar zeer degelijk overzicht van de Russische litteratuur sinds 1900 waarin hij o.a. ook wijst op het ‘waarom’ van de - in letterkundig opzicht - zoo onbeduidende productie van het tegenwoordige Bolchewistische Rusland. - De redactie-sekretaris Dr. H. Van de Marck bespreekt uitvoerig het litterair-mooie, doch zedelijk voorbehouden werk van den franschen schrijver François Mauriac: ‘Le baiser au lépreux’ door Premsela tamelijk foutief - vooral waar het katholieke uitdrukkingen betreft - vertaald. ‘Van een zekere vrijmoedigheid van behandeling’ - aldus de recensent - ‘kan Mauriac hier niet vrij gepleit worden, al is dit geenszins een motief om het heele werk lichtvaardig te veroordeelen.’ En verder: ‘Ook is Mauriac fel er om aangevallen, zijn standpunt, dat men bij de beoordeeling van zijn werk wel moet behartigen, heeft hij aldus omschreven: ‘Een zekere stichtelijke literatuur maakt het leven onwaar De transcendentie van het christendom blijkt uit zijn gelijkvormigheid met de werkelijkheid; sjacher dus niet met de werkelijkheid. Den modernen mensch met al zijn deernis uitbeelden, is bloot leggen den afgrond, dien de afwezigheid van God in de hedendaagsche wereld geopend heeft. Laten we de kunst tot die verfijning opvoeren, dat terwijl de zedigheid in acht genomen wordt, het noodzakelijke toch uitgedrukt wordt’, Jean des Coquets, ook een geavanceerd romancier, is strenger: ‘Voor een katholiek schrijver kan de zedelijkheid niet volgen uit de keuze der stof alleen. Het Katholieke geloof verminkt, noch belemmert den katholieken kunstenaar, zooals zoovelen voorgeven te gelooven in goeder of in kwader trouw. Het kwaad is een werkelijkheid. De zonde is een daad. Maar tegenover deze werkelijkheid, tegenover deze daad, moet de houding van den katholieken schrijver, katholiek zijn en daardoor afwijken van de positivistische of materialistische houding’. Deze katholieke houding moet zich vooral wachten voor de gevaarlijke suggestie van het beeld en moet scherp onderscheiden tusschen de analytische verklaring, die zich tot den geest richt, en de plastische voorstelling die de zinnelijkheid wekt en prikkelt. Maar ook moet in den katholieken romanschrijver diep leven het verantwoordelijkheidsbesef: het verstand geen beelden te suggereeren, die de lezer zelfstandig gaat uitspinnen. En hierin is Mauriac niet steeds geslaagd’. -

‘Boekzaal’ bevat ook nog een niet minder belangrijke bijdrage van Engelman over ‘De Keulsche Schilderschool’ naar aanleiding van Heribert Reimers: ‘Die Kölner Malerschule’ wat genoemd wordt ‘een rijk gedocumenteerd en in wetenschappelijk opzicht uitnemend verzorgd studieboek’.

Het Meinummer van DE VLAAMSCHE GIDS, opent met een uitgebreid opstel over ‘Vrijheid en Volkenrecht’ van J. Hoste Jr., maarin wordt nagegaan welke taak België kan vervullen in deze onzekere tijden en in een wereld waar de groote mogendheden een zoo overwegenden invloed laten gelden. Natuurlijk wordt er België's houding gedurende den oorlog besproken en... ook het aktivisme; omtrent dit laatste wordt een heel wat objek-

[pagina 571]
[p. 571]

tiever beschouwing gegeven dan tot nu toe veelal - ook in Vlaamsche bladen en tijdschriften - het geval was.

Het ‘reconstructieve’ maandschrift DE GEMEENSCHAP, brengt in Nr 5 'n heele boel dingen waar de gemeenschap, vrees ik, geen dem om zal geven en ook weinig aan heeft. Toch ook een paar leerrijke opstellen o.m. het le vervolg van Bernard Verhoeven's studie over: ‘De weg naar God in de hendendaagsche litteratuur’. Verder schrijft Henk Kuitenbrouwer over Jeugdlektuur, degelijkvingerwijzend, - en M. Bruna over de werkzaamheden van het Sint-Franciscus-Liefdewerk in het bisdom Haarlem, dat tot doel heeft het vormen tot flinke katholieken van kinderen uit de achterbuurten.

In de Kronieken eenige stoutigheden, en gemeenheden.

Het meinummer van DER GRAL moet in zijn geheel gelezen worden door alwie van Russische kunst en kultuur iets meer wil afweten. Want dit nummer is uitsluitend aan Rusland gewijd. Dienen vooral aangestipt de uitvoerige artikels: ‘Die russische Idee’ door Prof. L. Karsawin en ‘Vom Wesen der russische Frommigkeit’ door W. Iljin. Dit nummer bevat ook het le gedeelte van het daar straks in ‘Boekzaal’ reeds vermelde overzicht der Russische litteratuur sinds 1900 door R. Von Walter, die hier enkel het russische symbolisme behandelt in zijn meest representatieve vertegenwoordigers: Iwanow, Belyj en Al. Block, wier hoofdverdienste het is: voor Rusland het Westen te hebben veroverd.

We zouden nog moeten wijzen op het vele schoons dat voor 't grijpen ligt in het tweede Meinummer van LA REVUE DES JEUNES, doch de plaats ontbreekt om dat alles, zij het ook verkort, hier weer te geven. Wie kan, neme zelf dit nummer ter hand, al was het maar enkel om de ‘enquête sur les livres scolaires d'après guerre’ van welke enquête hier het vervolg en slot gegeven wordt en waarin duchtig onder handen worden genomen de naoorlogsche geschiedenis-schoolboeken in Frankrijk en België. Alwie met onderwijs belast of begaan is, moest dat lezen; ook onze ‘hypers’ van ‘n'oublions jamais’ zouden er een zeer stichtende lektuur aan hebben. - De vele kroniekers van deze Revue zijn als altijd, rijk aan verscheidenheid en wetenswaardigen inhoud.

Om te sluiten zij nog vermeld de voornaamste inhoud van het meinummer van ROEPING: Henri Bruning staat een heele brok af - hij vult meer dan de helft van het nummer - ‘De Kringloop naar het Sentrum’ uit een te verschijnen roman. Pater Kops zet zijn - verklaarde - vertaling voort van Dante's divina Comoedia en geeft hier den 33en zang uit ‘de Hel’. - J. Bechtold geeft een ontleding en bespreking van het jongst verschenen Friesch boek: ‘Ras: Het Nachttij der Runi'as’ door J.W. de Boer, waarvan hij veel goeds zegt, doch ook de heidensche kanten aangeeft. Hij wijst op vergelijkingspunten met Timmermans en Streuvels en vindt dat beide laatsten fine finaliter, toch moeten onderdoen voor den Fries. Een roman als Ras, doch dan Katholiek, kan, volgens Bechtold, gegeven worden - en hij verwacht dat ook van hem - door den Vlaming maar tegelijk Fries naar het bloed, Karel van den Oever.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken