Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1930

[p. 430]

Onze Italiaansche Medewerkers

Prof, G.V. Amoretti. Geboren te Imperia den 1 Mei 1892. Studeerde in de Letteren aan de Universiteit van Turijn, waar hij doctoreerde onder leiding van Prof. Farinelli. Was van 1920 tot 1925 professor in de italiaansche taal en letterkunde aan de universiteiten van Bonn en Keulen. Sedert '25 professor in de duitsche taal en letterkunde aan de hoogeschool van Pisa. Nam deel aan den oorlog als kapitein der Alpenjagers; werd gewond en vereermerkt. Hij gaf o.m. uit:

Giovanni Boine e la letteratura italiana. Bonn 1922. - A.W. v. Schlegel, Vorlesungen über dramatische Kunst und Literatur, eingeleitet und mit Anmerkungen versehen von G.V.A. Kritische Ausgabe. Zwei Bände. Bonn, 1923.

Hölderlin. Torino, 1926.

Georg Büchner, Pisa, 1928.

G.A. Borgese. Geboren te Polezzi Generosa (Palermo) in 1882. Studeerde te Palermo en te Firenze, waar hij doctoreerde in de Letteren, in 1903. Leefde te Napels, Berlijn en Turijn. Werd in 1910 professor aan de hoogeschool van Rome; in 1918 aan de universiteit van Milano. Is tevens medewerker van de Corriere della Sera.

Schreef een twintigtal studies, romans, novellen en tooneelspelen, o.m. Storia della critica romantica (1905).- La nuova Germania (1909); Gabrielle d'Anunzio (1909); La vita e il libro (3 dln); Rubè (roman, 1921); Resurezioni (1922); Tempo di edificare (1923); Lavittà sconoscuita, novelle (1924).

Silvio D'Amico. Geboren te Rome in 1887.

Tonneelkriticus van de ‘Tribuna’ te Rome, medewerker van Corriere della Sera, Pègaso, Italia letteraria, Illustrazione Italiana, Gazetta del Popolo, Criterio (Buenos Aires), en verschillende andere Italiaansche en buitenlandsche tijdschriften. Medewerker van de Enciclopedia Britannica en de Enciclopedia Trecani. - Werd herhaaldelijk door de Italiaansche Regeering naar internationale tooneelcongressen afgevaardigd. Is leeraar in de Geschiedenis der Tooneelkunst in de tooneelschool van de Accademia di S. Cecilia te Roma.

Hij gaf uit: ‘Il Teatro dei Fantocci’ (critica drammatica) Firenze, Vallecchi 1920. - ‘Maschere’, (note su interpretazioni sceniche), Milano, Mondadori, 1921. - ‘Le strade che portano a Roma’ (saggi lirici e critici), Firenze, La Voce, 1924. - ‘Trilussa’, (saggio critico) Roma, Medaglie, Formiggini, 1925. - ‘Pellegrini in Terrasanta, Milano, Alpes, 1926. - ‘Scoperta dell'America Cattolica’ Firenze, Bemporad, 1927. - ‘Ibsen’, (saggio critico) Milano, Treves, 1928. - ‘Tramonto del grande attore’ (problemi e figure dell'arte scenica contemporanea) Milano, Montadori, 1929.

Andrea Della Corte. Geboren te Napels 1883, leeft te Torino. Professor in de muziekgeschiedenis in het ‘Liceo Musicale’ te Torino; muziekkritikus van de ‘Stampa’; werkt mede aan verschillende muziektijdschriften.

Hij gaf uit: Paisiello; L'estetica musicale di Metastasio, ed. Bocca, 1922; Saggi

[p. 431]

di critica musicale, ed. Arte e Vita, 1922; L'opera comica italiana nel '700, ed. Laterza, 1923; Le opere di G. Verdi: Aida, 1923, Otello, 1924, Falstaff, 1925, ed. Bottega di Poesia; Piccola Antologia settecentesca, ed. Ricordi, 1925; Canzoniere per le scuole elementari (in collaborazione con G. Rostagno), ed. Paravia, 1924. Dizionario di musica, (in collaborazione con G.M. Gatti) ed. Paravia, 1925; Disegno storico dell'arte musicale, ed. Paravia, 1926; Scelta di musiche per lo studio della storia, ed. Ricordi, 1928; Piccini, ed. Laterza, 1928; Antologia della storia della musica (I vol., Dalla Grecia al Settecento, II vol.: l'Ottocento.) ed. Paravia, 2^e ed. 1929.

Domenico Giuliotti. Geboren te San Caseiano in 1877. Studeerde in de rechten te Siena. Stichtte met Frederico Tozzi: La Torre (1913). Leeft te Greve in Chianti.

Medewerker van verschillende tijdschriften. Schreef: Ombre d'un Ombra. (1910); L'Ora di Barabba, 1920; Tizzi e Fiamme (1925); Dizionario dell'Omo Salvatico (in collab. con S. Papini) 1923. Vertaalde werk van Ruysbroeck, Jörgensen enz.

Arrigo Levasti. Geboren te Modena (Emilia) in 1886. Doorkruiste heel Italië en een goed deel van Europa. Grootendeels te voet, om door rechtstreeks kontakt des te grondiger het land en het volk en zijn kunst te leeren kennen. Vestigde zich einde 1912 te Firenze, waar hij de intellectueele en artistieke sfeer vond die hij behoefde. Leidde eenige jaren het blad La Tempra, en werkte mede aan de voornaamste italiaansche en verschillende buitenlandsche tijdsschriften. Is thans leider van La Bibioteca filosofica, te Firenze.

Hij gaf uit o.m.: Inleidingen op het werk van Seneca, Tommaseo, Suso, Thomas a Kempis, St. Hildegarda en St. Augustinus. - S. Bernardo, Uitg. Liattini Pistoia 1920. (I. Mistici (2 dln.) Bemparad, Firenze 1925. - La leggenda Aurea di Jacopo da Voragene; con un studio e trascrizione di un testo inediato del Trecento. Firenze, Libreria editrice Fiorentina. 3 dln., 1924, 1925, 1926. - Sant' Anselmo: Vita e Pensiero. Bari, Laterza 1929.

Ada Negri. Geboren te Lodi den 3 Februari 1870, uit den arbeidenden stand. Werd onderwijzeres te Motta Visconti, later te Milano, waar ze thans verblijft.

Gaf uit: Fatalità (gedichten) 1892. - Tempeste (id) 1894. - Maternità (id.) 1906. - Dal Profundo (1910) - Esilio (1914) - Le solitarie, novelle (1917) - Orazioni (1918) - Il libro di Mara (1919) - Stella Mattituna (1921) - Finestre Alte, novelle (1923); I conti dell' isola (1924).

Cipriano Efisio Oppo. Geboren te Rome, uit een Sardische familie, in 1890. Kunstschilder en kunstkritikus. Nam sedert 1912 deel aan de voornaamste tentoonstellingen in Italië en het buitenland. Er is werk van hem in de Galleria d'arte Moderna, te Rome; in de Galleria Mussolini in Campidoglio, Rome; in het museum van moderne italiaansche kunst te Lima (Peru) enz.

Is lid van den Hoogen Raad voor Schoone kunsten; Sekretaris van het Italiaansch fascistisch syndikaat voor Schoone kunsten. Kunstkritikus van de Tribuna, te Rome en medewerker van de voornaamste Italiaansche kunsttijdschriften.

Lid van het Parlement. Is oorlogsinvalied.

Giovanni Papini. Geboren te Firenze in 1881. Autodidakt. Stichtte en leidde het tijdschrift Leonardo (1903-'07); medewerker en tijdelijk leider van La Voce; be-

[p. 432]

stuurde samen met Amendola ‘Anima’ (1911) en stichtte. samen met A. Soffici: Lacerba (1913-1915). Bekeerde zich na den oorlog tot het katholicisme. Werkt mede aan buitengewoon talrijke italiaansche en buitenlandsche tijdschriften.

Schreef: I tragico qoutidiano (1906); Il crepuscolo dei Filosofi (1906); Il Pilota Cecco (1907); Parolo e Sangue (1912); Un uomo finito (1912); Mascilità (1915) Stroncature (1916); Giorni di Festa (1918); Storia di Christo (1923); Sant Augustino (1929) enz. enz.

Guido Piovene. Is, naar ons prof. Borgese schreef, een van de rijpste geesten onder de jongeren. Werkt mede aan verschillende Italiaansche en buitenlandsche tijdschriften. Woont te Milano, waar hij redacteur is van de Corriere della Sera.

Mich. Zimolo. Consul-generaal van Italië te Antwerpen. Letterkundige. Werkt geregeld mede aan verschillende italiaansche tijdschriften, hoofdzakelijk over artistieke en politieke aangelegenheden. Nam deel aan den oorlog en was, vóór hij zijn ambt te Antwerpen aanvaardde, verschillende jaren lid van het Parlement.