Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934 (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.66 MB)

Scans (94.41 MB)

ebook (4.64 MB)

XML (2.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1934

(1934)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 154]
[p. 154]

Kantteekeningen

De sociëteit dwars door den modder.

Van zekere sympathieke zijde heeft men er zich al over verbaasd, dat de vlaamsche bisschoppen van de Conscience-herdenking geen gelegenheid gemaakt hebben om belangstelling te toonen voor de vlaamsche cultuur. Deze pessimisten zullen wat opgebeurd worden, hopen we, door het feit dat de societeit van Jezus de levende vlaamsche letterkunde ontdekt heeft. Gezwegen van de Christusuren, was het bekend dat het geleerd Gezelschap, onze generatie op de hielen zittend, reeds in de Middeleeuwen aangekomen was. Daar verricht zij verdienstelijken speurarbeid, die haar nuttig ophoudt en zij werd dan ook niet zoo spoedig in het hedendaagsche tijdperk verwacht. Doch plotseling heeft zij den afstand met één sprong overschreden en hare zwarte vlucht is neergestreken op de voorposten.

De eerste eerwaarde Pater, nedergedaald van de mystieke toppen Hadewychs, schortte zijn toga op en stapte moedig door de moderne modders, maar zijn brrr en bah weerklonk tot tweemaal toe in het weekblad zijns broeders, ‘De Week’.

De tweede, die het ook voor niet minder dan twee afleveringen doetGa naar voetnoot(1), begint met de bekentenis dat hij niet veel afweet van datgene waarover hij gaat schrijven, maar, zegt hij, ik ben diep overtuigd en stoor mij daarom niet aan degenen die meer weten dan ik. Dat is eerlijk en gemakkelijk. Men moet niet meer studeeren, geen gezag meer hebben. Men zet zich neer, sluit de oogen, ziet helder de waarheid in dat twee en twee vier is en staat op om Einstein te weerleggen.

De derde is afgeweken van het voetspoor van Bolland, die zich specialiseert in heiligen van ouderen datum, zooals men weet, en heeft voor de gelegenheid eens den graad van deugdzaamheid onderzocht van een zeker Kobeke, waarvan de Heer Ernest Claes publiek het vaderschap aanvaardt.Ga naar voetnoot(2)

Een vierde Jezuiet heeft integendeel de Geschiedenis heelemaal vergeten, zonder zich te herinneren hoe zijne soortgenooten en geestverwanten destijds de lezing van Conscience als gevaarlijke lectuur zelfs aan volwassenen ontrieden, hanteert hij dezen grooten schrijver nu als een wijwaterkwispel, om er bij de jongeren de duivels mee uit te drijven.Ga naar voetnoot(3)

Wat de kinderen van den heer Claes, letterkundige, betreft, wij weten er alles van. De oudste, de Witte, wat is mij dat voor iets geworden! Stelt u voor dat gij, die huisvader zijt, uwen knaap hoort verklaren: ik speel op school met den Witte van Claes. Men zou zelfs twee keeren nadenken eer men hem bij Black zou laten, den hond. De eenige waarin men een zekere confiëntie zou kunnen hebben is Kiki, alhoewel een mensch het doorgaans niet gezien heeft in vroegwijze kinderen. Nu, tot daar, maar men vraagt zich toch af wat van een jeugd moet geworden die dergelijke exempelen hoort prijzen. Als hooge kunst dan nog wel. Het ordewoord dat aan de Societeit gegeven is, komt dan ook op het goede moment. Men weet daar wat men doet.

Eene geringe hoop hadden wij gesteld op Kobeke, maar wat kan er terecht komen van een jongeling, bij wiens doop

[pagina 155]
[p. 155]

onderweg ‘de beide geslachten aan eene natuurlijke behoefte voldoen’ en dit nog wel gedurende zeven regels. De heer Marnix Gijsen, letterkundige, heeft er dan ook terecht op gewezen dat vijf meer dan volstaat. Wij gaan zelfs verder en vragen waarom de beide geslachten natuurlijke behoeften hebben en dit op een doopdag, omdat wij wel weten dat, als zij er hebben, Claes het zal zien. Zoo iets ontgaat hem niet en wijst op zijn pornographischen aanleg, die, op zijn beurt, de Societeit niet ontgaat.

Niets ontgaat haar: ‘Tot de gekozen namen toe verwekken een onfatsoenlijken indruk.’ En de E.P. citeert zeven namen van personages die in Kobeke voorkomen. ‘Is het bloot toeval, - gaat hij verder - dat de drie vierden dezer woorden gemeen of dubbelzinnig zijn?’

Hier ziet men eens te meer, dat wij onze taal spreken zonder ze te begrijpen en aan te voelen. Al deze namen, absoluut en zuiver op een dorp, heeft men jaren lang in onschuld gebruikt, tot de Societeit er onze aandacht op vestigde en wij, na consultatie van den onvolprezen Van Dale, voortaan door deze klanken zullen herinnerd worden aan allerlei dingen, die volgens den H. Paulus niet moeten vernoemd worden. Zoo ook werd men tot heden toe door zijne voorzaten gewaarschuwd, een of ander niet op de bonne fooi te doen (op goed geluk af, de bonne foi) maar het ontgaat de Societeit niet dat fooi fooi beteekent en dat dus een pastoor, die Bonnefooi heet, dien naam kreeg van een anticlericaal.

Er zijn echter dingen die de Societeit ontgaan: het belang eener aanprijzing van een Wereldbibliotheek-uitgave in een Wereldbibliotheek-boekennieuws b.v. Het verkeer met heiligen en middeleeuwsche mystiekers, heeft haar nog niet geleerd dat advertentieteksten niet moeten gerefuteerd worden door literaire critici.

De beschouwingen in kwestie heeten ‘Katholieke Beschouwingen’ en dat is geen kleinigheid. Met een literaire beschouwing, met een wetenschappelijke beschouwing, met een politieke, sociale, pessimistische, fransche, zuurzoete, hottentotsche beschouwing, doet men wat men wil, maar een katholieke beschouwing bindt een christen, dien naam waardig. Daarom zijn de menschen gewoon in eigen naam te spreken of in dien van andere menschen, maar beweren niet het katholicisme in pacht te hebben. Voornoemde verdedigers miskennen deze elementaire bescheidenheid en voorzichtigheid. Doch tot heden toe waren wij gewoon op dit stuk onze zieleleiding toe te vertrouwen aan den katholieken leider van het orgaan eener ordeGa naar voetnoot(1) en die eveneens schrijver is van katholieke beschouwingen, vanwaar in casu moeilijkheden van keuze tusschen Sociëteit en Orde:

Zoo schreven over E. Claes Kobeke:

 

de Societeit:

1)‘Vooral in de eerste 80 à 90 bladzijden deinst die fijne stift toch voor geen enkele grofheid, trivialiteit en schunnigheid terug, en blijft hier en daar niet zoo heel ver meer af van pornographie in de plat erotische sfeer welke dit deel sporadisch besmet, en liefhebbers van met ‘fijne stift’ geschreven proza herhaaldelijk doet walgen.
2)‘Hoezeer Claes ook beweert dat het “zoo gaat” of dat men iets “zoo doet” in DE Kempen, DE Kempen zal er vriendelijk voor passen, zich in die beelden te willen herkennen.’
3)‘Maar een auteur is niet enkel verantwoordelijk voor zijn bedoeling, doch ook voor den feitelijken indruk, dien zijn geestesproducten naar menschelijk vooruitzicht zullen maken op zijn waarschijnlijke lezers; en dat zijn in het onderhavig geval, behalve een zeker getal gehuwde en geloovige katholieken, wien “Kobeke” niet veel kwaad zal doen, vele halfvolwassenen en vele andersdenkenden of twijfelenden en zoekenden, wien dit boek
[pagina 156]
[p. 156]
in moreel en religieus opzicht geen goed zal doen.’

 

de Orde:

1)‘Laat de charge soms wat té zijn (sic!) dat heeft zoo weinig belang.’
2)‘Het slag van de boschwroeters, uit wie Kobeke stamt, is niet imaginair. Ik wil maar zeggen dat de wroeters bestaan. Claes heeft over menschen, die weinig van het leven te verwachten hebben, getuigenis afgelegd voor hun grondige goedheid en diep-goed fatsoen.’
3)‘Ik wensch dit goed en mild boek in handen van vele lezers. Voor lezers die eventjes het leven kennen.’

 

Is dit, om met dezen katholieken leider te spreken, niet wat té? Het zou natuurlijk niet té zijn dat twee katholieken verschillend oordeelen, indien de doorsneelezer de relativiteit doorzag, maar té is het omdat hij het instinctief opvat als een uitspraak van het katholicisme, die alle andere (geringere, niet waar?) literaire en menschelijke waarde te niet doet. En tegen dezen té staan wij te weer.

Wij schreven den Heer Claes: Wat denkt gij daarover?

Hij antwoordde ons zeer gevat:

‘Zoudt ge ze potfer-hier-en-ginder niet ik weet niet wàt doen?’

voetnoot(1)
Streven, tweemaand. tijdschrift, nrs 2 en 3.
voetnoot(2)
Zie E.P. Paukens in De Standaard
voetnoot(3)
Zie E.P. Pauli in De Standaard.
voetnoot(1)
Men zie: Hooger Leven, uitgegeven door de Orde van den H. Norbertus te Averbode.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken