Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940 (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1940

(1940)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 271]
[p. 271]

Van de Dichters te Velde

I
Nieuwjaar

 
De boomen rinkelen als brekend glas,
 
het ijs is in hun kantwerk stuk gesprongen,
 
en valt, versplinterd, in het rookend gras.
 
Ik zoek, door mist, den ouden weg naar Drongen.
 
 
 
't Is Nieuwjaarsdag, een dag tusschen twee jaren,
 
een bloem van ijs, nog winter en reeds lent,
 
een overgang van weerzien en ontwaren.
 
Ik heb dit Drongen steeds als kind gekend.
 
 
 
En weer en meer is 't mij zoo vreemd te moede,
 
begrijp: mijn hart heeft steeds uit sneeuw gebeeld,
 
en nu - de boomen breken in een weeld,
 
een Hauch, een droom van lent, die hen doet bloeden.
 
 
 
Want zoo is het geluk: een broze vaze,
 
die men, een dag, nog slechts met vrees ontvangt.
 
De stille hand zegt tot de andre: dwaze!
 
ofschoon 't hart weet, dat het steeds weer verlangt.
 
 
 
Het dooit... ik weet niet véél meer, enkel dit:
 
dit is de oude, oude kerk van Drongen,
 
de Godslamp brandt, brandt steeds, en ik, ik zit
 
zooals ik altijd zat - als kleine jongen.
 
 
 
johan daisne.

(Voor T.)

27-28 - 12 - 39.

[pagina 272]
[p. 272]

II
Het gedroomde rijk

 
In het gewei der droomen zeer verward
 
kom ik gegleden door de lichte nachten
 
waar trouwe hinden op de herten wachten
 
die vechten voor hun liefste, wild en hard.
 
 
 
Dit is mijn rijk: de wereld snel ontvlucht
 
om eene pijn, die niet was te genezen.
 
Het nest der hinden zal mijn leger wezen,
 
hier zijn slechts aarde, wateren en lucht,
 
 
 
en bosschen met den geur der jaargetijden,
 
de oogen der lammeren als water klaar,
 
en trouwe dieren die hier paar bij paar
 
zich aan elkanders liefdedorst verblijden.
 
 
 
Dit is mijn rijk: wanneer iemand na jaren
 
mij zal herinneren aan wat ik eenmaal was:
 
een mensch: wuft als de wind en hard als glas,
 
zal ik droef naar de stille dieren staren,
 
 
 
en zacht mij nederleggen bij de argelooze hinden,
 
de goede trouwen van mijn groote smart
 
met hun gevlei warm aan mijn eenzaam hart
 
en hoog het hoofd geheven naar de winden.
 
 
 
maurits peeters.
[pagina 273]
[p. 273]

III
Leeuwerik

 
Mijn blijde vogel stijgt boven dit land
 
waar het gras rood waait
 
en klautert op de lucht naar de zon.
 
 
 
En hij zingt duizendmaal hetzelfde lied
 
aan deze zelfde zon -
 
dan valt hij bij het koele, diepe water neer.
 
 
 
remy de muynck.
[pagina 274]
[p. 274]

IV
Thans weten wij onszelve leven...

 
Eens zal ik, liggend in het zand, de kogels hooren fluiten.
 
Een regen mengt zijn zang met dit macaber lied.
 
Ik ben maar een der half millioen kornuiten.
 
Om mijnen dood heeft slechts een kleine schaar verdriet.
 
 
 
Wie zal zich om mijn lijk ontfermen?
 
Wat bloed, een been, een vreeselijk gelaat.
 
De kraaien krassen reeds in dichte zwermen
 
om 't aardsch festijn dat ik hun scherpe snavels achterlaat.
 
 
 
Ziet, na dit doodendanslawaai zal weer de stilte komen.
 
Alleen een vogel naast een bloem zingt zorgeloos zijn lied.
 
Ik lig met uitgestoken oogen in mijn graf te droomen
 
en ken alleen den reuk van kruit en dynamiet.
 
 
 
Als d'overblijvenden weldra dit veld bezoeken
 
- de goede grond zal mij beveilgen tegen hunnen tred -
 
hoe kan ik rustig blijven liggen en niet vloeken
 
om hun gezond gelaat, hun tafelwijn, hun wollig bed.
 
 
 
Och, laat me maar alleen met mijne droomen
 
en stoor de stilte niet van dezen eeuwigen nacht.
 
Ik heb genoeg aan 't ruischen van de boomen
 
en aan een ster die goedig en gelaten naar me lacht.
 
 
 
Want deze droom, waarvoor wij, dooden, vielen,
 
een vaderland, een vrouw, een wankele levensdroom,
 
zal eens onz' kinderen met zijnen gloed bezielen
 
wanneer zij zingend zullen treden uit het loom
 
 
 
verdriet dat al te vroeg hun leven heeft bedroefd.
 
Thans weten wij onszelve leven in het nageslacht
[pagina 275]
[p. 275]
 
en zullen, met den dood tot in het uiterste beproefd,
 
herrijzen in het kind dat op onz' daden heeft gewacht.
 
 
 
Dies laat ons maar alleen met onze droomen
 
en stoor de stilte niet van dezen eeuwigen nacht.
 
Wij hebben thans genoeg aan 't ruischen van de boomen
 
en aan een ster die goedig en gelaten naar ons lacht.
 
 
 
maurits bilcke.

Te velde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Johan Daisne

  • Maurits Peeters

  • Remy de Muynck

  • Maurits Bilcke


datums

  • 27 december 1939

  • 28 december 1939