Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91 (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 91

(1946)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 249]
[p. 249]

De laatste ronde

In de Februari-aflevering van Kultuurleven geeft Humanus weer enkele zeer lezenswaardige beschouwingen ten beste, ditmaal over de leidende rol van een aristocratie des geestes in de democratische gemeenschap. Hoe zulke aristocratie ons kan helpen verlossen uit de blinde partijdrift, verstarde vooroordeelen en onvruchtbaar isolement, blijke o.m. uit volgende overwegingen:

‘Een laatste eigenschap der echte geestescultuur is een soepel vermogen om door ervaring en critiek te leeren. Een eenzijdige, ongevormde geest is door zijn fanatisme en zijn abstracte strakheid gepantserd tegen elke correctie vanwege ervaring en critiek. Maar de gecultiveerde geest - de wijsgeerige geest, zei Newman - is ontvankelijk voor de lessen der practijk en der gedachtenwisseling. De ware cultuur openbaart zich wellicht het duidelijkst in de discussie. Enge, eenzijdige menschen begrijpen elkaar niet. Elk leeft in een andere wereld en spreekt zijn eigen taal. Hun geest ontmoet de tegenpartij niet. Hun meeningen botsen zonder elkaar te corrigeeren. Onder hen is een vruchtbaar contact onmogelijk. Maar een der hoofdkenmerken van een gecultiveerden geest is precies de bekwaamheid om eigen denken voortdurend te corrigeeren en te bevruchten door levende gedachtenwisseling. Hij doorziet de geestesstructuur van elken tegenstander, welke diens grondhouding is, welke zijn wellicht onbewuste eerste beginselen zijn, op welke manier hij de zaak bekijkt. Aldus kan hij zichzelf in den geest van zijn tegenstander verplaatsen, hem begrijpen en zijn gedachtengang in diens eigen perspectief bezien. Hij ziet aldra wat bijkomstig en wat centraal is, waar het eigenlijk om gaat. Hij laat zich niet afleiden door nevenzaak en bijproblemen. Hij weet precies den vinger te leggen op de zwakke plaatsen van het betoog en weet dus waar hij den andere moet aanpakken. Hij kan precies zeggen hoever hij accoord gaat, wat hem redelijk en billijk toeschijnt, waar de wegen scheiden, waarom hij in deze of gene richting of tot dat bepaalde punt niet mee kan gaan, enz. Daaruit volgt dat, wanneer gecultiveerde menschen onder elkaar iets bespreken, zij zich aan elkaar verfijnen en corrigeeren. Zij verkrijgen stilaan een gemeenschappelijke basis waarop zij, spijt meeningsverschillen, kunnen samenwerken.’

 

***

 

De inhoud van de jongste aflevering van ‘Nieuw Gewas’, een ‘algemeen tijdschrift voor Literatuur, Kunst en Wetenschap’ door jongeren gedirigeerd, is boeiend en verscheiden. Er is daarin een sympathieke bestreving merkbaar om het literaire peil van het maandschrift op te voeren.

Deze jongeren gelieven echter niet te vergeten dat wij van hen méér verwachten dan elke maand, met of zonder medewerking van ouderen, een paar vellen met leesbare, min of meer knappe verzen en dito proza. Wanneer wij een tijdschrift van jongeren opslaan, zijn wij vooral benieuwd naar de eigen stem, die er uit opklinken zou. ‘Nieuw Gewas’ biedt leesbaren kost, maar zonder nieuwen smaak. Vergeefs luisteren we hier naar een ‘jong’ geluid, naar een accent, dat een generatie-bewustzijn verraadt. Of hebben de jongeren, die na dezen oorlog aantreden, geen generatie-bewustzijn meer? Laten ze het dan zoeken, in henzelf zoeken. Hebben zij geen persoonlijke houding meer tegenover leven en kunst? Zoo ja, waarom hebben zij niet den jeugdigen nood deze, brekend en bouwend, roekeloos en sympathiek-revolutionnair, te bevestigen? Zooniet, laten ze dan vooreerst hun persoonlijke houding, de

[pagina 250]
[p. 250]

hunne, en den levenszin van hun generatie gaan zoeken. Wat wij hier schrijven over ‘Nieuw Gewas’ geldt ook voor ‘Nieuwe Stemmen’, dat in artistiek opzicht nog zooveel zwakker is. Nieuw zijn alleen de namen, die wij in deze jongeren-geschriften lezen; van een nieuwen geest, een nieuw geluid, een nieuwen levenswil is bitter weinig te bespeuren. Dat er hier en daar door enkele jonge menschen in deze tijdschriften een proper gedicht of stukje proza wordt geschreven is niet zóó belangrijk. Belangrijker, veel belangrijker is hun ethos. En een ethos is geen ‘programma’, merk wel, maar een innerlijk-scheppende levenswil. Zijn er dan geen ‘jongeren’ meer, maar alleen aankomende verzenschrijvers en beginnende prozaïsten?

De aantredende generatie kan ons hart niet winnen door het schrijven van een knap vers. Dat zij ons veeleer toeroepen wat zij, jongeren, gelooven en droomen en verfoeien. Dat zij zweren en afzweren, desnoods met furie. Dat zij juichen en vervloeken. Is deze jeugd dan zoo tam, dat zij geen geloof meer heeft in zichzelf? En waar blijft het verlangen naar een onvoorwaardelijken persoonlijken inzet? Dat de jongeren van ‘Nieuw Gewas’ en ‘Nieuwe Stemmen’ zich hierover bezinnen. De ouderen zouden het niet mogen doen in hun plaats. Want dit is reeds een veeg teeken.

 

***

 

De vraag: waar blijven en wat willen de Jongeren? door G. Walschap voor enkele maanden in ons tijdschrift gesteld en die ons sinds de Bevrijding reeds vaak bezighield, krijgt een sympathiek antwoord in het jonge tijdschrift ‘Golfslag’, waarvan zoo pas te Antwerpen de eerste aflevering verscheen. Wij zullen nog moeten afwachten wat deze jongeren er artistiek van terecht brengen en of zij hun gedachten zullen kunnen doorzetten, maar van meetaf aan hooren wij toch - en voor 't eerst na vele maanden - een jong accent, waarin hartstocht en storm-en-drang zinderen. Wij hebben wel diezelfde authentieke jeugd in het werk van een alleenstaande jonge figuur - ik denk aan Reninca - gehoord, maar het verheugt ons dat thans een groep naar voren treedt: jong, durvend, geloovend. De redactie van ‘Golfslag’ bestaat uit: M. Ruys, Adriaan De Roover, Hugo Grimbergen, Ivo Michiels, Joris De Wolf, Roland van Oplinter.

Deze aflevering bevat gedichten van Ivo Michiels, A. De Roover, Ingrid Heldersen; opstellen van Elisa Reil (Elegast en Reynaert), van A. De Roover en Joris De Wolf (over Friesche cultuur), een korte historiek der Nederlandsche polyphonie door R. van Oplinter. Boeiender dan deze nuttig-vulgariseerende en goed-gestemde opstellen is een ‘Antwoord aan Walschap’ van Ivo Michiels, waarin hij op het in ons maandblad verschenen requisitoire van W. reageert. De lezing van dit stuk worde aanbevolen aan alle jongeren of, beter gezegd, aan hen... die het willen worden. Uit het inleidende artikel ‘Ter Verantwoording’ laten wij enkele typeerende alinea's volgen:

‘Zeker, de toekomst is kommervol. Duizenden jongens en meisjes uit alle standen, zuigen steeds lomer vast in de poel van americanisatie en swing-beschaving. Een golf van nihilisme, sinds jaren aangekweekt en nu tot barstende bloei gerijpt, vreet het meest gezonde deel van de nieuwe gelederen aan en dreigt ze te vellen, voor de kamp begint.

Talrijk zijn de oorzaken. Ik noem slechts de ontreddering van de familie, de gebreken in het onderwijs, de sfeer van wantrouwen onder de jeugdbewegingen, de reuzeuitbreiding van een zeker ontspanningsleven, de bespotting van de begrippen kameraadschap en liefde, en not least, het systematisch neerhalen van alle romantiek: het moest gedaan zijn met dromen en dwepen, het leven was onverbiddelijk en koude berekende naturen alleen konden overwinnen. De jeugd heeft de wreedheid van dit leven ondervonden, meer dan wie ook. Maar zonder romantiek, d..i. zonder zang en bos en kampeergejoel, gaat zij dood. Wij bloeien niet in betonnen steden.

Daar is nog de naakt-verse oorlog, die op zelfverdediging, eigen levensbehoud en egoïsme aanstuurde, die weinig plaats liet aan ruim begrijpen, maar nijd en haat verwekte. De storm had de jeugd op de klippen geworpen, en jaar na jaar takelde het schip meer af, braken masten en roer, en scheurde

[pagina 251]
[p. 251]

zelfs de vlag. De jeugd zag zich verlaten. Een deel der kopmannen van de Vlaamse Beweging liet zich meeslepen tot slaafsheid aan het vreemde rijk dat hun land bezette. En wanneer een deel der jongeren partij koos in de weerstand, en vechtend naar vrijheid en vernieuwing snakte, zag zij uiteindelijk de oude partijpolitiek en het rotte meetinggekonkel terugkeeren en welig opwoekeren.

Zo heeft deze generatie alle geloof in parolen verloren, zo wendde zij zich van alle hogere waarden af om tot het ogenblikkelijke, het schijnbaar werkelijke te keren. Het moderne leven lokt en hals over kop werpt zij zich op gemakkelijk plezier: zij ‘trekt haar plan’. Bing Crosby triomfeert in de kauwende koppels.

Het bilan spreekt. Zo dit geploeter aanhoudt, zullen de komende jaren definitief alle banden met verleden en traditie verbroken zien. Want de verafgoding van het momenteel gebeuren is afwerpen van verantwoordelijkheid, vernietiging van de humanistische basis der Nederlandsche cultuur.

Zal het gezegd dat 1940 ons failliet inluidde? Een volk kan wanhopige tijden doormaken, maar zo haar jeugd kop houdt en moed bezit tot harde kamp in zelfverovering, is de zege en de lente nabij.

Uit kameraadschap en offer geboren, wil GOLFSLAG, als de kern van een heerlijke vrucht, het meest gezonde deel der jongeren bundelen, om de ziektekiemen van banaliteit en hol modernisme te verstikken, het eigen erf rein houden en de jeugd een houding aanbrengen, die borg staat voor de bloei der komende geslachten. Dat allen die nog in het leven geloven, meewerken... GOLFSLAG bouwt op christelijke princiepen die onze cultuur doordrenkt hebben. Waar het zijn taak niet ziet op louter confessioneel terrein, noch een blad voor geloofsbelijdenis is, staat het open voor alle eerlijke opinies, die niet strijdig zijn met onze volksziel en Christus' leer.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken