Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 97 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 97
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 97Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 97

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 97

(1952)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 572]
[p. 572]

Boekbesprekingen

Geschiedenis

E. Lousse: Diplomatieke Geschiedenis sedert 1792. - Uitg. De Vlaamse Drukkerij, Leuven. 1951 XVI - 284 blz. Pr. 225 frs.

Professor Lousse heeft reeds een tweetal verdienstelijke handboeken voor het onderwijs in de geschiedenis op zijn actief: een Beschavingsgeschiedenis van de Moderne Tijden en een Geschiedenis van de Hedendaagse Beschaving. Verdienstelijk niet alleen om wille van hun systematische-logische bouw en dus hun paedagogische waarde, maar in de eerste plaats om wille van de geslaagde proef het traditioneel kader van de zuiver politieke geschiedenis te doorbreken. In beide werken ordende de Leuvense hoogleraar zijn stof in vijf zakelijke categorieën: de intern-staatkundige, de sociaal-economische, de culturele in meer beperkte zin, de religieuze en de diplomatieke. De methode bood het voordeel dat zij opruimde met de verouderde histoire bataille zonder dat de schrijver verviel in het euvel de cultuur-historie tot een soort van geschiedenis van lepels en vorken te vervlakken. De culturele factoren bleven zich met voldoende scherpte op de politieke achtergrond aftekenen, terwijl het geheel een synthetische behandeling ontving die de algemene lijn van de interpretatie zeer goed tot haar recht deed komen. Men kon van oordeel zijn dat hier soms al te veel gesystematiseerd, ja, geschematiseerd werd, maar dan dient men toch op het oog te houden dat het handboeken betreft in de eerste plaats bestemd als handleiding bij een levend onderwijs.

Zo'n handleiding schenkt Professor Lousse ons thans weer met zijn onlangs verschenen Diplomatieke Geschiedenis sedert 1792. De hoofdstukken uit de Geschiedenis van de Hedendaagse Beschaving over de internationale betrekkingen worden hier breder uitgewerkt met behoud van de twee geografisch-politieke situatiebeelden over de jaren 1792 resp. 1871-78. De ontvoogdingsgeschiedenis van Latijns Amerika, die in het vorige werk onder de rubriek sociaal-economische evolutie een behandeling vond, wordt nu als nationaliteitskwestie besproken in het raam van de ontwaking van het nationalisme in Europa. Waar de Geschiedenis van de Hedendaagse Beschaving slechts tot aan de vooravond van de Tweede wereldoorlog liep, krijgt men in de Diplomatieke Geschiedenis een nieuw hoofdstuk gewijd aan de Tweede Wereldoorlog.

Schrijver maakt een chronologische caesuur rond de jaren 1871-78 op grond van het feit, dat de Europese politiek rond dit tijdstip gaat uitgroeien tot een wereldpolitiek uitmondend in een Eerste en daarna in een Tweede wereldoorlog. Het systeem van het Europees Evenwicht, door Friederich Gentz eens als een constitutief element van de Europese staten bestempeld, wordt stilaan tot stof gemalen in de strijd tussen de grote mogendheden. De Balance of Power had eerst Napoleons val veroorzaakt, maar de over heel Europa wakkergemaakte geesten van het nationalisme brachten een ontwikkeling op gang die opdoekte met de oude koninkrijken en keizerrijken. De Heilige Alliantie slaagde er niet in de Franse vijand eronder te houden en bovendien ontdekte men na 1870 dat het Duitse vraagstuk in de plaats was getreden van het Franse vraagstuk. De meest ‘explosieve’ mogendheid op het Europese continent zou eindigen met het bouwen van de Maginotlijn! De overwinning van de bondgenoten op het Wilhelminische Rijk stond nog in het teken van het Europese evenwicht, maar het kader van dit evenwicht

[pagina 573]
[p. 573]

- Groot-Brittanië - kwam dusdanig verzwakt uit de strijd dat Valéry met het oog op de stijgende invloed van een nieuwe buiten-Europese reus kon schrijven: ‘L'Europe aspire visiblement à devenir une colonie américaine.’ Europa deed weliswaar nog alsof het de navel was van de wereld. De ‘vier groten’, die in 1938 op de Conferentie te München elkaar ontmoetten, voerden de laatste beweging uit of moet men zeggen schijnbeweging van het concert européen. In 1945 ontmoetten de Russen en de Amerikanen elkaar op de Elbe. De wereldgeschiedenis werd rond twee machtspolen samengetrokken. Europa was de inzet geworden van een strijd tussen imperia. Als wij ons detail-critiek op het boek van Professor Lousse zouden veroorloven dan zou zij vooral betrekking hebben op de twintig laatste pagina's handelend over de tweede wereldoorlog. De feiten zijn hier o.i. al te summier aan mekaar geregen en er komen leemten van. Het Duits-Russisch pact van 1938 bv. krijgt nog geen vier lijnen. Hitlers plan voor de invasie in Groot-Brittanië (Operatie Zeeleeuw) wordt niet vermeld... Over het algemeen steekt te weinig perspectief in dit hoofdstuk. Wij willen met deze critiek echter geen afbreuk doen aan een uitstekend handboek, waarvan de gebruikswaarde voor de student in de geschiedenis verhoogd wordt door een goed bijgehouden bibliografie, een uitvoerig namenregister en zeventien kaarten.

E. Troch

Boeken en steeds boeken

Met het verschijnen van Deel VII is de uitgave van de Verzamelde Werken van Herman Gorter voltooid (Uitg. Van Dishoeck, Em. Querido). Dit deel bevat de nagelaten studiën van Gorter over de wereldliteratuur en haar maatschappelijke grondslagen: De Groote Dichters. Gorter beschouwt hier het werk van Dante, Chaucer, Shakespeare en verscheidene Europese groten tot en met Shelley, en wil de geest en gerichtheid van hun werk verklaren door de maatschappelijke situatie uit dewelke zij schreven. Zijn visie is historisch-materialistisch en zijn methode is de strenge marxistische dialectiek. Persoonlijk hebben wij zeer sterke bezwaren tegen Gorters versie en methode, omdat wij het historisch materialisme als wereldbeschouwing niet aankleven en bovendien deze literairhistorische methode, als aprioristisch en deductief, bij het wetenschappelijk en critisch onderzoek der literaire verschijnselen verwerpelijk achten. Literatuurstudie moet inductief zijn of zij wordt de hachelijkste onderneming. Dit alles neemt niet weg dat de zienswijze van Gorter het hare bijbrengt om een alzijdige kennis der literaire verschijnselen te bevorderen, al was het maar omdat zij licht werpt op de sociale en sociologische betekenis van het kunstwerk. Zeker is dat déze betekenis, ook in het Nederlandse taalgebied, te weinig of haast niet ernstig werd onderzocht. Jammer genoeg werd de sociologische literatuurstudie in onze eeuw al te vaak geperst in het dwanggareel van deductieve ‘systemen’ of aprioristische politieke ‘filosofieën’, van nationalistisch, marxistisch of racistisch allooi. En dat is ook, helaas, het geval in het overigens zó intelligente en geestdriftige boek van Gorter. Weg met alle ‘dogma's’ in de wetenschap, ook in de literatuurstudie! Laten Wij door inductie zoeken naar het mysterie.

 

De kunsthistorische publicatie Les Primitifs Flamands. Corpus de la peinture des anciens Pays-Bas Méridionaux au 15e siècle (Uitg. De Sikkel, Antwerpen) wil een volledig overzicht geven van al het Vlaamse schilderwerk van Van Eyck tot David. Al wat er in diverse musea en verzamelingen aan werk van onze primitieven voorhanden is, zal in dit Corpus worden samengebracht. Het geheel staat onder leiding van enkele uitmuntende Belgische kunstgeleerden: P. Coremans, P. Bonenfant, H. Bouchery, Paul Fierens, en J. Laveley. Voor verdere medewerking werd op verscheidene specialisten beroep gedaan. In de vier eerste afleveringen, tot op heden verschenen, worden door A. Janssens de Bisthoven en R.A. Parmentier de primitieven uit het Gemeentelijk Museum van Brugge behandeld, een vijftiental schilderijen. De belangrijkste commentaar is uitsluitend van technisch-wetenschappelijke aard. Aesthetische beschouwing komt niet voor, maar als historisch-technische studie zal deze uitgave in de kunsthistorische wetenschap uitmuntende diensten bewijzen. Alle lof verdient ook het

[pagina 574]
[p. 574]

illustratie-materiaal, zeer overvloedig, en met zeer geslaagde detail-opnamen, waarvan sommige in vergroting. Vooral deze detail-opnamen zijn uiterst revelerend voor de kunstzin en het technisch meesterschap van de hier behandelde werken. De uitgave van De Sikkel verdient de meeste lof.

 

Na Van Heurck en Dr Boekenoogen, die zich voor de studie van het volksboek zo verdienstelijk hebben gemaakt, betreedt ook Dr. Luc Debaene dit terrein met een uitvoerig werk De Nederlandse Volksboeken (Uitg. De Vlijt, Antwerpen). Hij compileert en bewerkt al de gegevens, die tot dusver bekend waren over het ontstaan en de geschiedenis van de Nederlandse proza-romans van 1475 tot 1540. Dr. Debaene onderzoekt in het eerste deel van zijn werk de proza-romans uit onze volkslectuur de ene na de andere, vertelt hun inhoud, geeft historische en bibliografische beschouwingen, zo dat de nieuwsgierige vorser een complete en critische status quaestionis krijgt over de inhoud dezer literatuur en de stand van de studie. Het tweede deel van dit boek is gewijd aan de literairhistorische beschouwing van de prozaroman in het geheel van de Nederlandse literatuur, van zijn verschijnen af tot na 1540, en aan onderzoek van zijn betekenis als cultuurhistorisch document.

Voor onze cultuurgeschiedenis en de geschiedenis onzer folklore, subsidiair ook van onze letterkunde, is deze resumerende en ook hier of daar vorsende studie belangrijk als een zaakrijk naslaboek, dat ongetwijfeld tot verder onderzoek zal prikkelen. Vermelden we nog dat het boek met typerende uittreksels en treffende illustraties werd verrijkt.

 

De studie van Frans Smits over Willem Elsschot kende zo pas haar tweede druk (Uitg. Manteau, Brussel). Zij is in de eerste plaats een zeer boeiende en belangrijke biografie van de schrijver. Zijn jeugd, zijn persoonlijk leven, zijn ontwikkelingsgang worden hier belicht als onmisbare hulpbronnen tot dieper begrip van zijn werk, dat, zoals men weet, sterk autobiografisch is getint. Ook het critisch gehalte van dit boek is bevredigend, en in zijn ontledingen der diverse boeken van Elsschot weet Smits de meest treffende eigenschappen van stijl en inhoud goed te karakteriseren. Smits heeft bovendien de hele bibliografie over de Antwerpse schrijver vlijtig nagepluisd en zelfs de dagbladartikelen zijn aan zijn waakzaamheid niet ontsnapt, zodat zijn boek ook als bibliografisch document zijn waarde lang zal behouden. Vermelden wij tot de vele interessante foto's van Elsschot uit de verschillende periodes van zijn leven, en het zal dan voor ieder duidelijk zijn dat een der meest teruggetrokken figuren uit onze hedendaagse letterkunde, door de sympathieke vlijt en indiscretie van zijn familielid Frans Smits, in deze biografie een der best gekende is geworden. Het heeft op zich zelf niet veel belang - Alfons De Ridder zal de eerste zijn om dit te beamen -, maar onze kennis van zijn werk is er, gelukkig, genuanceerder en completer door geworden.

 

De Volledige Werken van Kamiel Van Baelen werden zo pas door Desclée de Brouwer uitgegeven. Ze bevatten in een foudraal zijn drie romans. Een Mensch op de Weg, De Oude Symphonie van ons hart en Gebroken Melodie. Dit laatste werk is onvoltooid. Welk literatuurliefhebber, die met de groei van het Vlaamse proza is begaan, heeft de dood van Van Baelen niet betreurd als een tragisch verlies? Wie droomde van de verruiming van ons verhalend proza in geestelijke zin: verbreding van de geestelijke horizon, verdieping van de gedachte, intensifiëring van de geestelijke passie (zovele waarden die ons proza voorlopig nog mist), heeft zeker eens op hem gehoopt. Hij en Daisne waren onder de jongeren de meest begaafden om déze verruiming van ons proza door te voeren. Al hadden de Nazi's in Vlaanderen niets anders gedaan dan deze jongere vermoord, zij zouden er al onze meest negatieve gevoelens om verdiend hebben! Wat had Kamiel Van Baelen, hij die onder de jongeren de intelligentste, rijk-fantastische, scheppingsdriftige was, onbegrensd-begerige naar de geestelijke ruimten en de menselijke hoogten, al niet kunnen schenken aan dit onvolgroeide volk, indien hij dertig, veertig jaar lang had mogen werken! Wat we thans van hem bezitten is rijk aan belofte, aan veelzijdige mogelijkheden, maar het is niet ‘af’, al is het dan

[pagina 575]
[p. 575]

ook voor zijn leeftijd merkwaardig vroegrijp, en op zich zelf beschouwd boeiend. Niemand kan zeggen of zijn werk blijven zal, maar zéker is dat, indien de Vlaamse letterkunde blijft groeien, hij als een der eersten onder de verhalende prozaïsten zal worden vermeld, die naar on-ontdekte regionen van geestelijk leven streefden, welke de jongere prozaïsten van morgen voor ons volk zullen veroveren. Deze Volledige werken bevatten (in het laatste boek Gebroken Melodie) een onmisbare studie van Pater E. Janssen S.I., waarin leven en werk van de jonggestorvene zeer boeiend worden geschetst.

 

Onder de titel De Nederlanden. Overzicht van de geschiedenis, de beeldende kunsten, de bouwkunst en de letterkunde (Uitg. De Sikkel, Antwerpen) leverde Eug. De Bock op het gebied der Nederlandse cultuurgeschiedenis wel een der meest erudiete werken van deze tijd in ons land. Het omspant de hele Zuid- en Noordnederlandse geschiedenis van de voortijden af tot het einde der 18e eeuw. De grote betekenis van dit werk schuilt in zijn synthetische opzet: in deze tijd van desintegratie der cultuur en van specialistische verbrokkeling in de geesteswetenschappen (die zich zelfs op het beperkt terrein der literatuurgeschiedenis gelden doet!), wil De Bock de ontwikkelingsgang van onze geestesgeschiedenis als één grote levende synthese laten zien. De ontwikkeling van beeldende kunst, architectuur en letterkunde, over een tiental eeuwen en heel het Nederlandse gebied, wordt hier bestudeerd in haar menigvuldig verband met heel de politieke geschiedenis. De Bock is de eerste die dit ontzagwekkende werk in deze proporties te onzent heeft aangedurfd, en al wie in het cultuurethos de eenheid verlangt, in de geesteswetenschappen heimwee heeft naar synthese, wie ook op de speciale gebieden van kunst- en literatuurgeschiedenis naar het verrijkend inzicht der diverse levenrelaties streeft, zal er hem dank om weten

Een tweede interessant aspect van dit boek is, dat het de cultuurgeschiedenis van Zuidnederlands standpunt uit beschouwt, en zodoende heel wat historische bijdragen van Noordelijke herkomst aanvult en zelfs corrigeert.

Het ligt niet in onze bedoeling hier aan detailcritiek te doen. Ons voornaamste bezwaar tegen dit buitengewoon inhoudrijke boek geldt trouwens de compositie. De Bock is er, met zijn buitengewone belezenheid en eruditie, niet voldoende in geslaagd de grote lijnen van samenhang en geschiedkundig verloop in evidentie te stellen. Zijn hoofdstukken, volgepropt met realia, missen vaak die ordenende kracht, die schift en regelt, hoofdzaak van bijkomstigheden scheidt en de grote lijn duidelijk trekt. Er zijn talrijke uitweidingen, die als intermezzo's of zijsprongen wel verwarrend inwerken bij wie het gehele geschiedkundige verloop volgen wil, er zijn ook opstapelingen van détails die wel eens verwarrend aandoen. Er zijn enkele figuren die op diverse plaatsen van het boek, twee of driemaal ter sprake komen, er zijn artistieke verschijnselen die men niet ziet opduiken waar men ze verwacht maar elders. De chronologie wordt meer dan eens opgeofferd, en al pleit de Schr. in zijn inleiding voor de noodzakelijkheid van deze werkwijze, in feite heeft zijn werk hierdoor veel van zijn synthetische en waarlijk-historische waarde verloren. Ons geeft het boek de indruk hoofdzakelijk uit détailstudies en detaillecturen te zijn gegroeid, en te weinig uit langdurige bezinning over de historie als geheel. Of was het de Schr. niet mogelijk deze rijpe synthese met klare grote lijnen te scheppen, omdat in het Nederlands taalgebied de voorstudie op de terreinen van de sociologisch-politieke literatuur- en kunststudie én van de vergelijkende geschiedenis der kunsten nog in minder dan kinderschoenen staat? In elk geval is het boek van De Bock een koene worp, een in meer dan één opzicht vernieuwende poging. Daarom alléén reeds zou hij onze sympathie verdienen, indien daar nog niet de indrukwekkende eruditie was, welke de lectuur van dit werk wel voor ieder mens in menig opzicht vruchtbaar zal maken. Voor iemand die zoveel weet en heeft geassimileerd, een oprecht en diep saluut!

 

Roger Avermaete begon zijn mémoires neer te schrijven zonder de hoge ouderdom af te wachten. Van zijn Herinneringen uit het Kunstleven verscheen het eerste deel, gewijd aan ‘Het avontuur van de Lumière-groep’ (Uitg. Manteau, Brussel). Het is een boek geworden zonder egotisme, een interessante

[pagina 576]
[p. 576]

kroniek over het kunstleven te Antwerpen, waarin hij tussen de twee oorlogen was gemengd. Ongetwijfeld zal deze ‘petite histoire’ voor het nageslacht interessant zijn voor zekere details, en ook om een climaat te schetsen. Vooral de geïnteresseerden in onze recente kunstgeschiedenis zullen er hun gading in vinden. De literatuurliefhebbers hebben er minder aan, al zijn er enkele pittige bladzijden, bvb. die over de tragische en nog steeds Hterair-verwaarloosde Franse Belg André Baillon.

 

Alexis Kagame is een inlands katholiek priester van Ruanda (voor onze Nederlandse lezers: protectoraat van België in Kongo) en een dichter. Hij kan reeds bogen op een indrukwekkende bibliografie, die niet enkel de poëzie, maar ook de geschiedenis, de ethnologie en de folklore bestrijkt, al is hij slechts veertig jaar oud. Zijn levenswerk zal zijn: een grootse epopee in 150 zangen, waarvan ik de lezer de lange en ingewikkelde naam in de taal van Kagame spaar, maar die in het Nederlands luidt: De Zang van de Heer der Schepping, een religieus epos dat heel de religieuze geschiedenis van het mensdom en van het Christendom omvat. De titel en het werk klinken voor ons claudiaans. Daarvan heeft Kagame na negen jaren arbeid nog slechts een gering gedeelte volbracht. Kagame wil niet enkel op die wijze zijn volk nader brengen tot het Christendom maar ook een christelijke poëzie helpen scheppen, die de autochthoon-poëtische tradities van zijn volk trouw blijft. Want, indien we hem moeten geloven (en ik doe het) heeft de poëzie bij zijn volk een belangrijke sociale functie. Jammer genoeg is Kagame er niet in geslaagd zijn groot gedicht uit te geven zoals hij het wenste: met de originele tekst en de Franse vertaling naast elkaar. Hij is er echter wel in geslaagd separaat een Franse vertaling te publiceren van een achttal zangen van zijn werk. Die vertaling heeft hij zelf gemaakt en ze verscheen onder de titel La Divine Pastorale (Bruxelles, Editions du Marais, 1952). Ze wordt voorafgegaan door een merkwaardige inleiding van zijn hand over de traditie, geest en techniek van de Ruandese poëzie. Zijn vertaling laat ons toe over de grootsheid, de ruime intensiteit van zijn religieuze en artistieke inspiratie te oordelen, maar jammer genoeg niet over de klankschoonheid en het rhythme van zijn poëzie. Dat dit rhythme moest verloren gaan betreurt hijzelf grotelijks. Maar wat bleef is: de mysterieuze en vreemde beeldkracht, die ons een vaag idee geeft van het onuitputtelijk-rijke beeldvermogen en de onpeilbaar-rijke mensenziel van deze zwartkleurige evenmensen. Het werk is mij sympathieker dan dit van vele al te bleekkleurige poëten.

Alb. W.

Nederlandse dichters

Ed. Hoornik: Het Menselijk Bestaan. Gedichten. - D.A. Daamen's Uitgevermaatschappij. 's Gravenhage 1951.

Wij hebben hier reeds vroeger uitvoerig gewezen op de betekenis van de poëzie van Ed. Hoornik, Van de angst voor de dood, die voornamelijk sedert zijn verblijf in het concentratiekamp bij Hoornik een obsessie geworden is die de geestelijke opvlucht van zijn poëzie bedreigde, heeft hij zich ook in zijn laatste bundeltje ‘Het Menselijk Bestaan’ nog niet volledig kunnen bevrijden. Nog steeds voelt Hoornik zich niet thuis in deze wereld, waar hij in ieder ding de dood ontwaart; nog steeds ondergaat hij de angst als een nederlaag, als een hel, al biedt de liefde hem een korte poos enig uitzicht, zoals in het vers ‘Een vrouw beminnen is de dood ontkomen’ en al bidt hij nu en dan:

 

Telkens opnieuw bid ik het Onze Vader en smeek: neem het toch weg. uit mij vandaan.

 

Maar het komt naderbij, al nader, nader; het wringt zich in mijn menselijk bestaan; het maakt mij tot een lafaard, een verrader.

 

Ik meen dat Hoornik reeds in dit laatste bundeltje, dat slechts dertien gedichten bevat, op weg is naar een sterker vergeestelijking van het probleem dat het leven aan hem en aan zijn generatiegenoten heeft gesteld. Wanneer hij de dood niet langer als een obsessie zal ondergaan maar haar aanvaarden zal als de opvlucht naar de bevrijdende gebieden van de geest, dan zal zijn reeds nu belangrijke poëzie niet alleen een hoger peil bereiken, maar meteen ook winnen aan geestelijke spankracht en emotie.

P.G.B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het menselijk bestaan


auteurs

  • E. Troch

  • Albert Westerlinck

  • Pieter G. Buckinx

  • over Émile O.J.J.G. Lousse