Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99 (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 99

(1954)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 610]
[p. 610]

Jongere dichters

Albert Vermeire
Aspecten

 
Met gesloten ogen waken over wat u eigen is:
 
Een eeuwig verlangen en wat wrok in uw hart.
 
Wegen hoe zwaar de dagen zijn en de geheimenis
 
doorgronden van uw smart
 
om het leven verder te beminnen.
 
En zonder hoop opnieuw beginnen.
 
 
 
Rust en vrede vinden in de vrouw die u behoort,
 
- Verworvene rechten als gunsten aanzien -
 
verwend door weelde reiken naar meer en van op de boord
 
zijn eigen beeltnis zien
 
breken in de baren en verzwinden
 
en zoeken om haar beeld nog gaaf te vinden.
 
 
 
Nimmer vragen om de band te breken die u snoert
 
aan bloedrode dagen en aan de ijdele nacht
 
waarin gij leeft. De drakenkop kussen die u beloert:
 
De tijd die u verkracht.
 
Weten dat die dingen niet verkeren
 
en toch aan anderen te leven leren.

Fernand Handtpoorter
Nachtregenlied

 
Onder de regen, zij aan zij,
 
liepen wij samen, ik dacht:
 
de regen ben ik, de nacht
 
zijt gij:
[pagina 611]
[p. 611]
 
troosteloos zonder elkander,
 
troostelozer bijeen,
 
troosteloos zingen wij samen
 
ons nachtkantileen.
 
 
 
Op de versmalde paden,
 
ontdaan van een eigen gebied,
 
haperend in de takken
 
van het parkverdriet,
 
word ik tot plassen gedreven,
 
word van uw polsen het bloed,
 
waar straks, na de regen, tevreden
 
de zwijgende maan ons begroet.

Simon Vanloo
Droomdoodhuis

 
Ik zie je weer in een bestaan van straten
 
op een huisgevel, zweetdoek van de tijd.
 
Uw wezen heeft hij onbevlekt gelaten,
 
want woorden hebben U gebenedijd.
 
 
 
Een stenen scherm, waarin erosie bijt,
 
en muren, lege hoge honigraten,
 
toneel voor 't lijdensspel der eeuwigheid,
 
van mijn bestaan de stad, de desolate.
 
 
 
De monoloog der eenzaamheid begint.
 
Geen echo hoor ik na dit lied, het leed
 
in elke nacht de dag weer te verliezen.
 
 
 
Hoor op de wegen van het licht het kind
 
dat uit de lucht zijn dromenhuizen sneed.
 
Je naam is énig sterrenbeeld, Elise.
[pagina 612]
[p. 612]

Fernand Florizoone
Bezoek aan Nieuwpoort

 
Daar, waar het voor een uur nog zee was, strijken
 
de wulpen een na een voor 't avondmaal;
 
weer zal een moede dag de nacht ontwijken
 
en wordt de vlakte eenzamer en schraal.
 
 
 
Wie nodigt mij hier in het avondgrauw
 
te kijken naar de lichten van de haven?
 
Mijn God, wat ben ik, weet ik wat ik wou?
 
Ik zoek toch leven; moet ik dieper graven
 
 
 
zoals de stroom met diepe bedding zich
 
in zee bevrijdt? De wulpe vindt de oever,
 
de sloep de haven, maar ik ril en lig
 
bedolven onder vragen en word droever.

Maurits van Vossole
Kinderspel

 
Kinderen, korenbloemen, wolken:
 
Hun onzichtbare herder is de wind.
 
 
 
Een moeder roept. Koeien, gemolken,
 
zoeken de nacht onder geurig gebint.
 
 
 
En dan de paarden, huiswaarts gaan ze:
 
Luiden de klokken niet, alle gelijk?
 
 
 
De bomen: Duizendpotig staan ze
 
diep in de grond, in een pikdonker rijk.
 
 
 
De paarden gaan, kinderen spelen,
 
de paardenhoeven vallen in de grond,
 
vermoeid wellicht. Boeren bevelen.
 
Kinderen spelen het wijzertje rond.
[pagina 613]
[p. 613]

Frans Geysen
Wij

 
Geweldig leven bloeit in mij
 
en ik beweeg mij naar zijn groeien
 
zoals de schepen naar de tij.
 
 
 
Bij eigen traag en moeilijk bloeien
 
staan vele vreemden aan mijn zij,
 
die schijnbaar altijd met mij stoeien.
 
 
 
Hun wereld leeft gerust en blij
 
terwijl wij langzaam moeten roeien
 
met zware spanen, die we bij
 
't verschijnen vonden. Met de boeien
 
om gloeiende enkels maar weer vrij
 
in 't kiezen van de wegen. Groeien
 
en moeilijk bloeien gij... ik... WIJ.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Albert Vermeire

  • Fernand Handtpoorter

  • Paul Possemiers

  • Fernand Florizoone

  • Maurits van Vossole

  • Frans Geysen