Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 100
(1955)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 70]
| |
René Timmermans
| |
[pagina 71]
| |
Wie Kafka leest zal in een dergelijke formulering de grondtrekken vastleggen van de persoon die hij heeft ontmoet in het werk. Zo verschijnt hij in de Tagebücher en de Briefen. Zo vindt men hem terug in het gebeuren van zijn romans en verhalen. Als de onafgebroken poging die nooit lukt, zou men kunnen zeggen, als de voortdurende hopeloze herhaling of als de bestendige aanwezigheid van het absurde zonder meer. In deze aanwezigheid van het absurde zit een sterk intrigerend element. Welke lezer heeft zich inderdaad bij de lectuur van Kafka's romans niet de vraag gesteld: waarom onttrekt Josef K. zich niet eenvoudig aan dit proces? Maakt niet iedereen bij de Brief an den Vater de bedenking: waarom maakt Kafka zich niet vrij uit de invloedssfeer van de vader en breekt hij niet eenvoudig deze knellende band? Het absurde loopt inderdaad steeds als een raaklijn langs de oplossing die de lezer klaar voor ogen ziet. Men bedenke evenwel dat het stellen van deze vraag in feite hierop neerkomt dat men tot Kafka het verzoek richt op te houden Franz Kafka te zijn. Dit voert ons meteen tot de kern zelf van de vraag. Wie is Franz Kafka? Bij de lezing van sommige studies over Kafka, - als psychologische, filosofische of religieuze interpretaties bedoeld - stelt men zich spontaan de vraag: wordt hier aan psychologie, wijsbegeerte en theologie of aan Kafka-studie gedaan? Van uit een bepaald standpunt zijn vele interpretaties verantwoord, en de meesten stellen werkelijk belangrijke aspecten in het licht; hoofdzaak is dan echter zich bewust te blijven van het fragmentaire karakter van het resultaat. En hier ontbreekt al te dikwijls de gewenste objectiviteit. Het komt ons voor dat men meer Kafka's werk heeft geïnterpreteerd en te weinig de mens Kafka heeft gezocht om zijn werk te begrijpen. Het doel van deze studie zouden we daarom omschrijven als het zoeken naar een standpunt dat objectief en fundamenteel is, het benaderen van een persoon in de reële complexiteit van zijn situatie als bron van diens levens- en wereldbeschouwing. Deze weg alleen schept de mogelijkheid het werk in zijn ware betekenis te bereiken. Het is de basis en het vertrekpunt tot een werkelijke interpretatie. Twee problemen zullen behandeld warden: waar ligt de wortel van Kafka's grondervaring, bepalend voor gans zijn Existenzanschauung? Hoe zal zijn leven in het licht van deze ervaring een poging zijn - bewust van haar absurd karakter - om er aan te ontsnappen? | |
IBiografische gegevens zijn niet de elementen die een persoon omvatten en in zijn totaliteit bepalen: zij vormen veeleer het raam waarop en waarin de persoon zich scheppend uitbouwt, in een voortdurende wisselwerking tussen beide, waarbij de persoon evenwel steeds vormgevend optreedt. Het is van belang bij de studie van een complexe figuur als Kafka de waarde en de draagkracht van deze stelling voor ogen te houden. ‘L'Esprit projette dans le concret sa tragédie spirituelle’, zegde A. Camus (Le Mythe de Sisyphe). | |
[pagina 72]
| |
Franz Kafka is als kind opgegroeid in de schaduw van zijn vader. In zijn eenzame en troosteloze kinderjaren ontdekt men hem als een fijngevoelige en schuchtere jongen die een uitgesproken gevoelen van melancholie en ‘Schwerbeweglichkeit’ meedraagt. Het opvoedingsprobleem zou voor hem echter zeer vlug de weg tot diepere levensconflicten openen. De normale houding van het kind dat in de figuur van de vader de incarnatie vindt van het principe van gezag en almacht wordt hier tot een extreem gevoerd. En nog meer: deze verhouding wordt parallel met de ontwikkeling van het kind, niet tot haar juiste proporties teruggebracht. Zij is integendeel voor Kafka de inzet en tegelijkertijd de determinerende stempel op gans zijn bestaan. De imposante vaderfiguur is voor Franz de term van alle verlangens, van zijn denken en handelen, zijn trots en heel zijn wereld. Het zelfvertrouwen van de vader is grenzeloos en onfeilbaar; hij regeert werkelijk, hij is de alleenheerser, de incarnatie van het absolute waarheen al het andere zich richt zonder zelf gebonden te zijn aan enige notie van plicht of recht. Hij staat boven alle wetten en de meest onbeduidende ervaringen ziet de jonge Franz in dat licht; in elke gedachte, in zijn leven zelf is de macht van de vader aanwezig. Het is duidelijk: Kafka heeft als kind het leven zonder meer gemeten aan de vader - als incarnatie van het leven zelf - en het leven is een onmogelijke taak geworden. ‘Ich verlor das Vertrauen zu eigenem Tun’ schrijft hij. Meteen worden alle pogingen om te realiseren wat hij verlangt, absurd. Als eerste opgave staat voor hem de vader. Zelden kwam het oedipoes-kompleks met zijn desorganiserende en alles overrompelende inwerking scherper tot uitdrukking dan bij deze auteur. Baudelaire en Kierkegaard zouden wellicht de vergelijking doorstaan. Bij Kafka groeide het kompleks tot een van zijn meest morbide vormen: de veroordeling van de zoon door de vader en in deze kern zelf groeit zijn schuldbewuste onmacht: een schuld tegenover het leven, zijn schuldig zó-zijn, de schuld een mens te zijn met recht op eigen leven. Hoe ontstond juist deze overtuiging, die Kafka's wereldbeeld totaal zou bepalen? De eerste ervaring van Franz was de wereld van de vader in zijn absoluutheid en onbereikbaarheid. Hij ziet de eindeloze en onmogelijke weg die hem tot dit ideaal moet brengen. Deze afstand tussen beiden is voor Kafka de maat van zijn zwakheid. De ervaring die hij opdoet wanneer hij zich vergelijkt met de vader, wordt nu echter het diepste bewustzijn van onmacht tegenover elke levensvorm zonder meer. Is de vader niet de maat van alle dingen, de verpersoonlijking van het leven zelf? Het niet bereiken van wat de vader is, bevatte impliciet de veroordeling van alle pogingen om iets te bereiken. Het schuldgevoelen zet zich daarom vast in de kern zelf van zijn bestaan als een levensschuld die groeit in de angst en in het hopeloze perspectief van machteloosheid en mislukking. Deze laatste zin vat praktisch de bijzonderste elementen samen die het kader vormen waarin Kafka's leven zich gaat ontwikkelen. Zij zijn het raam waarop hij zijn wereld bouwt en de componenten van de Existenzanschauung die hij zich schept. | |
[pagina 73]
| |
De voornaamste gedachte uit de herinneringen aan zijn gymnasium-tijd is een sterk gevoel van minderwaardigheid; hij is er onder meer van overtuigd nooit in een examen te zullen slagen, hoewel wij door Brod's getuigenis weten dat hij een zeer goed student was. Dit uitzicht op de toekomst, met het steeds terugkerende gevoel van onbekwaamheid en tekort aan levenskracht, wordt prachtig geïllustreerd door een tekst uit de Tagebücher - begin 1911 - die een facet belicht dat dikwijls in het werk terugkeert. Kafka vertelt hoe hij als jongen op bezoek was bij zijn grootouders en, terwijl de anderen doorpraatten, een verhaal schreef waar hij reeds lang van droomde. Toen een oom dan toch op de gedachte kwam even te bekijken wat hij neerschreef - Franz wachtte juist daarop - volstond de eerste blik om, met een 'das gewöhnliche Zeug' tot de anderen, de tekst terug te geven en het gesprek verder te zetten. In het dagboek loopt de tekst dan door: ‘Ich blieb zwar sitzen und beugte mich wie früher über mein also unbrauchbares Blatt, aber aus der Gesellschaft war ich tatsächlich mit einem Stoss vertrieben, das Urteil des Onkels wiederholte sich in mir mit schon fast wirklicher Bedeutung und ich bekam selbst innerhalb des Familiengefühls einen Einblick in den kalten Raum unserer Welt, den ich mit einem Feuer erwärmen müsste, das ich erst suchen wollte’. Ook de liefdevolle toewijding van zijn moeder kon niet aanvullen wat de vader geschapen had. Zij moet zich praktisch stellen aan de zijde van de dominerende vaderfiguur en in elke uiting van haar moederlijke goedheid vindt Franz de bevestiging terug van zijn noodlottige verhouding tot de vader. Het bewustzijn dat hem obsedeerde, in schuldige onmacht tegenover het leven te staan, heeft Kafka in een wondere vorm op het einde van zijn Brief an den Vater samengevat. Hij laat er de vader zelf aan het woord die als een beschuldiging het woord uitspreekt: ‘...Lebensuntüchtig bist Du; um es Dir aber darin bequem, sorgenlos und ohne Selbstvorwürfe einrichten zu können, beweist Du, dass ich alle Deine Lebenstüchtigkeit Dir genommen und in meine Taschen gesteckt habe...’. Kafka's leven stond werkelijk in het teken van deze paradox: omdat hij niet opgewassen was tegen het leven - de vader was er de maatstaf van - voelde hij zich schuldig, en de vader veroordeelt deze onmacht als de gemakkelijke levenshouding, die van de parasiet in de maatschappij. Hij draagt én de levensschuld die in hem groeide én de beschuldiging die de wereld op hem laat neerkomen. De vader is alom tegenwoordig: als incarnatie van het leven dat Kafka wil en niet bereiken kan, als tolk van de veroordelende wereld. Langs deze weg groeit in hem het dubbele bewustzijn, door zijn tekort aan levenskracht uit het leven gesloten te zijn, en door de wereld geoordeeld te worden als de schuldige die zich aan het leven onttrekt. Van de beschrijving van factoren, die op hem determinerend inwerkten, zijn we nu beslist in de sfeer van Kafka's Existenzanschauung getreden. Door de knellende banden van zijn concrete levenssituatie heen, bouwt de mens zijn levensvisie, ‘son projet’. | |
[pagina 74]
| |
Tegenover de wereld voelt Kafka zich schuldig en de wereld oordeelt dat hij schuldig is. De afstand tussen beide schuldbegrippen geeft meteen een nieuwe dimensie aan de weg die hij moet afleggen. Zijn schuldige onmacht ziet de wereld als schuldige lafheid. In het licht van dit bewustzijn krijgt Kafka's levenshouding haar betekenis. Het leven is bij hem nooit een erkennen of aanvaarden; het drukt zich uit in termen van een opgave, van een verovering. Men zou het nog anders kunnen uitdrukken: ieder mens staat voor het leven, en van uit dit vertrekpunt bouwt hij zijn leven op. Doch Kafka vindt zichzelf terug ver onder dit vertrekpunt, de startlijn ligt voor hem veel vroeger. Hij moet eerst de weg afleggen over zijn onmacht heen om dit vertrekpunt te bereiken, om aan de wereld zijn onschuld, d.i. zijn levenswil, te bewijzen. Van bij de aanvang zal daarom de levensopgave voor hem een absurd karakter dragen. ‘Sein Leben ist lebenslängliches Ankommen’ schreef G. Anders. Het centrale thema van gans zijn werk is alleen de vertaling van deze levenservaring. Het zijn mensen die een schuld dragen die de hoofdrollen vertolken en hun leven is een voortdurende en onafgebroken poging. Een poging om binnen te dringen of om te ontsnappen, - twee facetten van deze éne realiteit: zich vrij maken van wat verhindert - ‘ankommen’. Kafka's leven was deze voortdurende poging. | |
IIHet antwoord op een eerste vraag, - nl. de vraag naar Kafka's grondervaring, bepalend voor gans zijn Existenzanschauung - brengt ons tot een tweede probleemstelling. Hoe zal zijn leven in het licht van deze ervaring een poging zijn - bewust van haar absurd karakter - om er aan te ontsnappen? Twee belangrijke factoren zullen hier onderzocht worden: de betekenis van het ‘schrijven’ en van de ‘Heiratsversuche’ in Kafka's leven.
Was zijn leven een voortdurende poging om zich vrij te maken, dan was het schrijven voor hem een van de hoofdmomenten in deze opgave. Het kreeg een levensbetekenis en het werd een noodzakelijkheid. Deze drang, die zich in de Tagebücher en de Brief an den Vater zeer duidelijk manifesteert, vindt zijn oorsprong in het feit dat Kafka in het schrijven een functie zag die de vorm van een zekere zelfaffirmatie kon krijgen. En toch was deze verworven autonomie zeer relatief en werd de hoop die hij er op gesteld had zeer vlug een ontgoocheling. Ook deze activiteit, die hij als een mogelijke redding had aangezien, werd in de alles omvattende vadersfeer opgenomen. Zijn schrijven was immers niet het terrein van een persoonlijke, verantwoorde stellingname of van een waardevolle positieve zelfaffirmatie: het bleef een weg - de enige die hem toegankelijk scheen - om zijn negatieve houding uit te drukken. Juist daarom was het ook de weg | |
[pagina 75]
| |
van de illusie: in zijn schrijven wil hij veroveren wat hij in de realiteit niet vermag, en zijn daad wordt in feite de affirmatie van zijn onmacht. ‘Mein Schreiben handelte von Dir...’. Wat hij als de bevrijdingsmogelijkheid zag, bleef zich nog bewegen in de kring van hem die hij wil vluchten. Deze absurde-ontsnappingsweg heeft Kafka trouwens nooit als een reële oplossing gevolgd. Hij is er nooit van overtuigd geweest dat hij zich onder deze vorm toch enigszins zelfstandig en persoonlijk zou kunnen affirmeren, doch andere motieven speelden bij zijn oriëntatie naar het schrijven een decisieve rol. Het was een psychologische noodzakelijkheid voor hem zijn ervaring uit te spreken. Hij verlangt niet alleen zijn conflict met de vader objectief te ontleden om een verklaring te brengen van zijn machteloosheid tegenover het leven en om de onrechtvaardige beschuldiging in het licht te stellen: hij wil gans de wereld van zijn verlangen, die geen werkelijkheid kon worden, in de realiteit van zijn schrijven tot uitdrukking brengen. De noodzakelijkheid om zijn inwendige beleving neer te schrijven en op die manier uitdrukking te geven, bracht Kafka spontaan tot de overtuiging dat dit het middel was om een dialoog te voeren met zichzelf. Zijn arbeid aan Der Prozess noemt hij, ein Zwiegespräch mit mir führen...’. Deze dialoog, zo meent hij, kan zin geven aan zijn bestaan. Bij het onderzoek van deze verschillende motieven komt één fundamentele gedachte telkens terug op het voorplan: de waarde die Kafka aan het schrijven hecht staat in functie van de mogelijkheid, door dit schrijven zelf een wereld te constitueren die ‘zijn’ wereld is. Of hij dit schrijven nu ziet als een middel tot zelfaffirmatie, als een psychologische noodzakelijkheid of als een mogelijke dialoog met zichzelf, - drie aspecten tenslotte van éénzelfde verlangen -, de richting blijft dezelfde. Het is een transpositie van de levensonmacht op een plan waarop hij zichzelf kan zijn. Wilde hij aan zijn werk niet de titel geven ‘Fluchtversuch vor dem Vater’? Wat men als logisch gevolg van deze houding zou aanvaarden, gebeurt evenwel niet. Kafka sluit zich niet op in de zelfgenoegzame wereld die hij kon bouwen. Tussen hem en de romantiek ligt een afstand! In de wereld zelf die hij schept is inderdaad het bewustzijn van het absurde bestendig aanwezig. Wij zouden zelfs, nog sterker, durven verklaren dat dit absurde er juist het constituerend element van is. ‘Durch das Gekritzel laufe ich vor mir selbst davon, um mich beim Schlusspunkt selbst zu ertappen. Ich kann mir nicht entrinnen’ zegde Kafka tot Gustav Janouch. Hij weet dat de dialoog die hij voert absurd is wanneer hij in hem de verlossende kracht wil zoeken, en hij is er zich van bewust dat deze poging in feite de bevestiging is van zijn ingesloten onmacht. En toch bleef het schrijven, ook in het licht van dit scherpe bewustzijn, een allerbelangrijkste factor in zijn leven. Wij menen dat in het schrijven, in deze creatieve daad, die Kafka als een ontsnappingsmogelijkheid had ontdekt maar waarvan hij de waarde zeer vlug | |
[pagina 76]
| |
in een ander perspectief zag, hoe paradoxaal ook, voor hem een belangrijk element van zelfbestraffing aanwezig is. Men heeft, - ook in verband met KafkaGa naar voetnoot(1) - de stelling verdedigd die aan de kunstscheppende activiteit een verlossende kracht toekent en van de kunstenaar de geprivilegieerde maakt die in het estetische de weg van de verlossing vindt. Voor Kafka geldt deze uitspraak in geen geval. Wel vervult ook voor hem de scheppende functie van het schrijven een essentiële rol en is zij in concreto een levensmodus geworden, de enig mogelijke trouwens die voor hem toegankelijk was. Nooit echter is voor Kafka het estetische de decisieve verlossende kracht geworden. Zijn schrijven kreeg de vorm van een noodzakelijkheid omdat hij hierin de enige uitdrukkingsmogelijkheid vond. Deze creatieve daad betekent echter geen ‘Erlösung’. Zij is alleen verlossend in zover zij de uitdrukking mogelijk maakt, maar deze uitdrukking zelf is de steeds hernieuwde ‘Darstellung’ van de diepste levenservaring die haar noodzakelijk maakte. In deze kringloop ligt de betekenis van Kafka's schrijven en van Kafka zonder meer. Het creatieve element van de kunst schept bij hem geen wereld waarin nieuwe bevrijdende normen worden vastgelegd. Kafka ontkomt nooit aan zichzelf; het autopunitieve is als constante factor in zijn werk aanwezig. Wat hij schrijft openbaart zich onfeilbaar als de uitdrukking van de eigen zijnservaring in haar meest essentiële grondlagen: de schuld en de absurde pogingen om er aan te ontsnappen. Het zijn transposities van dat kenmerkende juist, dat hem hopeloos gevangen houdt. Personages uit zijn werken leggen nooit de weg af die hij zelf doorheen de verschillende stadia van zijn leven moest opgaan; zij worden eenvoudig in een sfeer van problematisch schulddragen geworpen en de lezer kan hen dan volgen in hun hopeloze actie om er aan te ontsnappen. Dierverhalen en andere beschrijvingen zijn meestal, op zichzelf beschouwd, perfecte absurditeiten en worden, wanneer zij in hun juist perspectief geplaatst zijn, vertalingen, in de meest diverse vormen, van ditzelfde feit. Kafka bewoont de wereld van zijn werk niet als het land van verlossing. Hij wordt er naar gedreven als naar de enig openstaande mogelijkheid om zich uit te drukken en om, los van zijn knellende banden, zichzelf te zijn, maar hij vindt zichzelf terug in zijn pijnigend schuldbewustzijn en in zijn hopeloze onmacht. In dienst gesteld van deze opgave, bereikt de taal een zeggingskracht van uitzonderlijke waarde: men vindt er de persoon van Kafka zelf in terug die de hopeloosheid van zijn bestaan in de geniale woorden van zijn werk vastlegde en er geen bevrijding in vond, maar zichzelf in de pijn van zijn schuldige onmacht steeds weer opzocht en ontmoette.
De huwelijksband droomde Kafka als de diepste bevrediging van zijn levens- en gemeenschapsverlangen. Zal het iemand verwonderen dat zijn leven | |
[pagina 77]
| |
in dit streven zijn dramatisch hoogtepunt heeft bereikt? ‘Die Frau’, schreef hij ‘noch schärfer ausgedrückt vielleicht, die Ehe ist der Repräsentant des Lebens, mit dem du dich auseinandersetzen sollst.’ Nergens komt de verhouding tussen de wereld van het grenzeloze verlangen en de onmogelijkheid dit te realiseren zo scherp aan het licht. Terwijl het schrijven, als ontsnappingsmogelijkheid, zich toch altijd bleef bewegen in het louter subjectieve, lag hier nu de weg tot een werkelijke objectieve, ‘Erlösung’, geen constructie meer, maar de realiteit van een antwoord op zijn diepste verlangen. Wij lezen het in de Brief an den Vater: ‘In Wirklichkeit aber wurden die Heiratsversuche der grossartigste und Hoffnungsreichste Rettungsversuch, entsprechend war dann allerdings auch das Misslingen.’ Ook hier dus, en meer nog dan bij elke andere gelegenheid, is de hoop aangetast. In de verwachting zelf schuilt de onzekerheid en de onmacht die elke mogelijke oplossing doodt en omzet in het absurde. Kafka's verlangen naar liefde en naar familiegeluk, als incarnatie van zijn drang naar het leven zonder meer, weerspiegelt zich in talloze bladzijden van zijn Tagebücher en van zijn Briefe. Dit verlangen was eenvoudig en diep. Een zin van Flaubert, door Caroline Commanville in de Souvenirs intimes opgetekend, had hem diep getroffen. Na een bezoek in de gezellige familiekring van vrienden had Flaubert de stille bedenking gemaakt: ‘Ils sont dans le vrai... Oui, se répétait-il à lui-même gravement, ils sont dans le vrai...’ Het was het woord van een man die alles had geofferd aan zijn kunst en met ledige handen voor het leven stond. Voor Kafka is dit de stem uit een andere wereld waar het leven geen ingewikkelde constructie heet, maar vrij en onvervalst is. Dit normale, dit onproblematische, zijn aspecten die steeds terugkeren. ‘Das unendliche, tiefe, warme, erlösende Glück, neben dem Korb seines Kindes zu sitzen, der Mutter gegenüber. Es ist auch darin etwas von dem Gefühl: es kommt nicht mehr auf dich an, es sei denn, dass du es willst...’ schrijft hij in zijn dagboek. Zelden echter behoudt dit verlangen zijn zuivere vorm. Het kenmerk van de ‘onmogelijkheid’ van het ‘niet-realiseerbare’ is er praktisch altijd aan verbonden. De reden hiervan ligt niet ver. Het streven naar liefde en huwelijksgeluk als antwoord op het diepste verlangen wordt ingeschakeld in de verhouding tot de machtssfeer van de vader. Het wordt zelfs het middel bij uitstek om een werkelijke bevrijding te bereiken. Langs een andere weg komen wij terug tot de paradox die reeds vroeger in het licht werd gesteld: elke levensdaad ziet Kafka in het licht van de verhouding tot de vader, zij put haar waarde in de mogelijkheid die zij biedt om aan de vader te ontsnappen. Zo wordt ook dit streven, in ieder mens en ook in Franz Kafka aanwezig als een fundamentele gerichtheid naar gemeenschap en geluk, opgenomen in het ‘Fluchtversuch’. De weg naar het moment van bevrijdende zelfstandigheid van gans de menselijke persoon loopt voor hem over de macht van de vader heen. Zozeer zit Kafka in de sfeer van deze invloed vastgeankerd, dat elk levensdoel - ook het diepste en meest fundamentele - een absurde opgave tot ont- | |
[pagina 78]
| |
snapping is. Doel en middel staan hier onafgebroken in zulkdanig verband, dat beiden in mekaar opgaan. Het realiseren van het verlangen zou de bevrijding betekenen en de bevrijding is juist de weg naar een mogelijke realisatie. In feite wordt het probleem dus tot zijn oorspronkelijke vorm teruggebracht: de alles omvattende macht van de vader is het obstaculum dat alle wegen afsluit, - zich hiervan bevrijden betekent toegang verkrijgen tot alle mogelijkheden van een vrij en autonoom bestaan. Men voelt zeer goed, hoe de weg, die Kafka volgt, alle problemen in de éne obsederende bevrijdingssfeer concentreert, een eigen waardenschaal aanlegt en de dingen in hun perspectief verlegt. ‘Schreiben’ en ‘Ehe’ worden beide in de lijn van ‘Fluchtversuche’ gesteld, hoewel het schrijven, als typische uiting van zijn gevoel van onmacht, de werkelijke vlucht is in een wereld die hij zelf wil constitueren, en de ‘Ehe’ anderzijds, het antwoord op een diep menselijk verlangen naar liefde en geluk, - een antwoord dat inderdaad meteen een verlossende kracht bezit die de zelfstandige ontplooiing van de persoon realiseert. In dit licht benadert men langs een nieuw facet de kern van het absurde die in Kafka's Existenzanschauung blijvend aanwezig is. Zijn uiteindelijk verlangen is gericht op het zelfstandig-worden en zoals elke andere analoge poging in zijn leven wordt het een onmogelijkheid. Spontaan gaat heel het probleem zich nu stellen, niet meer in het hoopvolle perspectief van verlossing, maar op het plan van schuldbewuste onmacht dat hem domineert. Er blijft op deze weg maar een mogelijkheid open: het verlangen zelf wordt door de angst en de onzekerheid aangetast. In deze kern zelf groeit de vrees, de bedreiging, het mogelijke gevaar. Een prachtig beeld van dit bewustzijn vindt men terug in de Brief an den Vater: ‘Viel wichtiger ist dabei die Angst um mich. Das ist so zu verstehen: Ich habe schon angedeutet, dass ich im Schreiben und in dem, was damit zusammenhängt, kleine Selbständigkeitsversuche, Fluchtversuche mit allerkleinsten Erfolg gemacht, sie werden kaum weiterführen, vieles bestätigt mir das. Trotzdem ist es meine Pflicht oder vielmehr es besteht mein Leben darin, über ihnen zu wachen, keine Gefahr, die ich abwehren kann, ja keine Möglichkeit einer solchen Gefahr an sie herankommen zu lassen. Die Ehe ist die Möglichkeit einer solchen Gefahr, allerdings auch die Möglichkeit der grössten Forderung, mir aber genügt, dass es die Möglichkeit einer Gefahr ist. Was würde ich dan anfangen, wenn es doch eine Gefahr wäre! Wie könnte ich in der Ehe weiterleben in dem vielleicht unbeweisbaren, aber jedenfalls unwiderleglichen Gefühl dieser Gefahr! Demgegenüber kann ich zwar schwanken, aber der schliessliche Ausgang ist gewiss, ich muss verzwichten.’ De passus roept andere teksten op; zo de inzet van Der Bau: ‘Ich habe den Bau eingerichtet und er scheint wohlgelungen...’ Is het niet de weergave van het dier, dat zich heeft ingegraven? In feite verdedigt Kafka de illusie. Want elke ontsnappingspoging en het eventuele resultaat dat er uit volgt, ervaart hij als het absurde. Hij ziet er de | |
[pagina 79]
| |
bevestiging in van de radicale onmogelijkheid zijn verlangen in werkelijkheid om te zetten. Wat hij zegde over de ruime toekomstmogelijkheden die voor hem open lagen en die door de noodlottige invloed van de vader tot hopeloze steriliteit veroordeeld werden, wordt nu tot zijn juiste dimensie teruggebracht. De kern van zijn bestaan zet zich vast in de paradox van het grenzeloze verlangen dat leeft in de ruimte van een wereld, waar elke realisatiemogelijkheid is uitgesloten en waarin de verdediging van verwezenlijkingen, wier absurditeit reeds lang tot het bewustzijn is doorgedrongen, tot bestaansreden zelf is gepromoveerd. Zo zal Kafka het ‘schrijven’, dat hij als het ‘Fluchtversuch’ dat steeds binnen zijn bereik lag bleef beschouwen, verdedigen tegen zijn tijdrovend beroep. Ambtsbezigheden zijn een ernstige bedreiging voor wat hij door zijn ‘schrijven’ heeft veroverd, ook al is hij zich wel bewust van het nutteloze karakter hiervan. Noemen wij het daarom volledigheidshalve: de bedreiging van zijn absurde verovering. Het geeft meteen de maat aan van zijn radicale ‘Lebensuntüchtigkeit’-ervaring. De bedreiging die van een mogelijk huwelijk uitgaat reikt nog oneindig verder. Niet alleen de wereld die hij zelf kon bouwen maar zijn persoon zelf loopt gevaar. Zo diep zit hij in zichzelf opgesloten dat de eenzaamheid die hem deed hunkeren naar huwelijk en gemeenschap zich omkeert en de vrees doet ontstaan dat hij zichzelf verliezen zal. Het is evident dat dit zich-zelf-verliezen nu juist de reële verlossing kon brengen. Zelfs dàt kon Kafka inzien en wellicht verlangen, maar niet doen. Hij stond hier voor de absolute grens van het mogelijke. Hij bleef Franz Kafka.
De Existenzanschauung van de mens Kafka, zoals wij die voorstelden, kan men samenvatten: het is de beleving van het absurde. Twee elementen bepalen de vorm van deze beleving: de factor van alles omvattende macht die elke levensmogelijkheid uitsluit, en de daaraan beantwoordende poging om zich vrij te maken. Het zijn de figuur van de vader, waaraan Kafka het leven meet, en de hopeloze ‘Fluchtversuche’ die hij nastreeft, bewust van hun ondoelmatigheid voor hem. ‘Schreiben’ en ‘Ehe’ werden als hoofdmomenten in deze poging ontleed, niet zozeer als illustrerende voorbeelden van deze levenshouding, dan wel als centrale motieven in zijn leven zelf. Kafka's leven mag men inderdaad in de verhouding van deze beide polen vastleggen: elke levensmanifestatie beweegt zich binnen deze grenzen. Voor hem was het onmogelijk een oplossing te vinden. De paradox heeft zich alleen maar altijd dieper in zijn leven vastgezet. Ook fysisch: de ziekte die reeds lang was vastgesteld, en die zich vanaf 1920 snel ontwikkelde, had voor hem geen andere betekenis dan deze van het drama van zijn leven zelf. Schreef hij niet aan Milena: ‘Ich bin geistig krank, die Lungenkrankheit ist nur ein Aus-den-Ufern-treten der geistigen Krankheit.’ Deze betekenis die Kafka herhaaldelijk geeft aan de ziekte, - de nieuwe realiteit die zich | |
[pagina 80]
| |
snel en diep in zijn leven manifesteert - breekt niet af met een lijn die door gans zijn leven loopt. De ziekte wordt integendeel als een nieuw element in de schuldige levensonmacht opgenomen en is er als het ware de zichtbare uitdrukking van. Men kan ongetwijfeld in zijn werk wijzen op trekken die duidelijk de psychologie van de teringlijder verraden maar deze levenshouding zelf vindt pas haar verklaringsgrond in een veel ruimer perspectief. Voor hem is de ziekte niet de brutale indringer die alle toekomstdromen vernietigt en de vraag naar het absurde oproept. Zij is de bevestiging van wat reeds aanwezig was.
Leuven, 12 November 1954. |
|