Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 100(1955)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 585] [p. 585] Marcel Coole Boy De blanke vrouw doet weer zo ongewoon vandaag. Zij had mij gisteren nochtans een fooi gegeven. Nu roept en snauwt z'en staat mij naar het leven, en ik ben bang, en voel weer mieren in mijn maag. Het vaatwerk is nog niet gereinigd, en ik wèèt dat onafwendbaar ik een glas of bord zal breken, want gans mijn lichaam beeft als had ik sedert weken niet geslapen. Haast liever zou een slangebeet mij zijn dan d'onbeheerste woede van die vrouw. De bwana is wel goed en wijs, doch telkenmale er tranen vloeien en een boze mond verhalen schreeuwt die geen mens van hier begrijpt, wordt hij asgrauw, en zoekt de bullepees die sedert lang verdween. Dàn zie'k dat zij hem haat, en zou ik hem een roede willen geven om mij te slaan, totdat mijn bloed en zweet iets in haar raken. Maar ach, een hart van steen zal nimmer zingend kunnen kloppen. Het springt stuk. Ik krijg opnieuw de zwaarste straf: ik zal weer vele dagen met hun kinderen niet meer mogen spelen. Zwart van huid te weken, is wel een ongeluk... Vorige Volgende