Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103(1958)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Jan Veulemans Stad In de parken van vandaag tussen flarden herinneringen poogt een lauwe fontein te zingen op de toon van een regenvlaag. Bomen verhalen van bossen, de vijver is oceaan en gij hoort één droeve zwaan het water van dood verlossen. Te hoog staat de droge huid van een tinnen hemel gespannen, winden werden verbannen, de vogels stierven uit. Maar het leven hangt gespijkerd op gevels verblindend licht, gij vangt scherven zon in 't gezicht dat boven de daken wil kijken. Ik loop met mijn schreiend bloed tussen twee parken verloren, ik denk aan patrijzen en koren en hoe ginder de zomer broedt; ik kan plots verre kinderen horen. [pagina 44] [p. 44] De dieren De kleur van morgen onwetend, bij de gratie van hemel en zand gaan de dieren, verwonderd etend. De zomer schildert een land met grillen en groene vlagen en siddergewas aan de rand. De dieren hurken als vragen in vierkanten wordend kruid, verkleefd aan de maan en de dagen. De wereld staat binnen hun huid, verten verdrinken verloren tussen nevelen en geluid, maar het kreunen van angstig koren en de val van een dode boom blijven uren de dieren horen. Straks kruipen zij aan de zoom van het landschap, oude, scherpe gedaanten; dan hoort gij hen loom met één schrei hun jongen werpen. Vorige Volgende