Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 107 (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 107
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 107Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 107

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.97 MB)

ebook (3.63 MB)

XML (1.86 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 107

(1962)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 217]
[p. 217]

De laatste ronde

Grafschriften voor levenden

Piet van Aken
 
Ik, Piet Van Aken,
 
heb niets meer te maken
 
met Het Dorp en de klok,
 
ik wacht in dit hok
 
tot de duivel mij komt schaken.
Gaston Duribreux
 
Mijn naam is Duribreux.
 
Ik heb het niet slecht,
 
maar ik ben het beu
 
zonder wijn of nagerecht.
Jos. Vandeloo
 
De verzen van Jos Vandeloo
 
waren maar zus en zo,
 
doch voor zijn verhaal De Muur
 
brandt hij in 't vagevuur,
 
maar houdt hij voortaan zijn fatsoen
 
dan zet God het licht weer op groen.
Christine D'Haen
 
Hier droomt Christine d'Haen
 
van Griekse vergezichten.
 
Zij pleegde slechts gedichten,
 
ander kwaad heeft zij niet gedaan.
Firmin Mortier
 
Kijk, wie ligt hier?
 
Firmin Mortier.
 
Het lijkt of hij lacht.
 
Wie had dat gedacht?
Fred Engelen
 
Fred Engelen neemt het niet slecht,
 
hij zit te hengelen naar Bertolt
 
Brecht.
Chris Yperman
 
Wat zou ik doen
 
als ik mijn leven herschrijven kon?
 
Ik bouwde mij in het groen
 
een nestje naar de zon,
 
een heel klein streepje,
 
een heel klein scheepje,
 
daar kon ik het mee doen.
Paul Lebeau
 
Mooi in hemd en rok,
 
met zijn handen tesaam,
 
droomt hier De Zondebok,
 
Lebeau was zijn naam.
Lia Timmermans
 
Hier kreeg Lia Timmermans
 
haar schoonste kans,
 
nu zij eindelijk slapen mag
 
zonder haar Aspeslagh.
Jan Walravens
 
Roerloos als aan zee,
 
maar niet zonder zorgen
 
ligt hij hier geborgen
 
tot de eerste morgen.
[pagina 218]
[p. 218]
Frans van Immerseel
 
In deze laatste haven
 
ligt Frans van Immerseel
 
met droge keel.
 
Wie zal hem laven?
Freek Dumarais
 
Al leek hij een dragonder,
 
ook hem kreeg men eronder,
 
Freek Dumarais,
 
repose en paix.
Ben Wolken
 
Ik Wolken
 
Ben
 
ben
 
sinds de dood mij kwam halen,
 
nog korter dan mijn verhalen.
Aster Berkhof
 
Stilaan vergaan hier tot stof
 
de aster, de berk en de hof
 
van Aster Berkhof.
Valeer van Kerkhove
 
Als ik hier niet in mijn hemd lag
 
en zeker was dat niemand mij zag,
 
dan kroop ik nog eens naar boven
 
mijmert Valeer Van Kerkhove.
Arthur Verthe
 
Gij die hier later
 
voorbij zult gaan,
 
pleng geen traan
 
voor deze pater,
 
hij hield niet van water.
Emiel van Hemeldonck
 
Hier ligt te pronk
 
Emiel Van Hemeldonck.
 
Vele prijzen
 
deden hem vroeg vergrijzen.
Frans de Wilde
 
Hij slaapt hier in vroomheid verstild,
 
op zijn Vlaams, de handen tezaam.
 
Hij was niet zo Frans en zo wild
 
als zijn naam.
Burssens Gaston
 
Hier rust Burssens Gaston,
 
een dichter die wat kon,
 
maar die zich liet onttronen
 
door al zijn epigonen.
Bernard Kemp
 
De criticus en de prozaïst
 
liggen hier broederlijk in één kist.
 
Zij zijn voorgoed verenigd thans
 
Bernardus Kemp en Van Vlierden
 
Frans.
Envoi
 
De man die dit geschreven heeft,
 
heeft maar tot aan zijn dood geleefd,
 
toen schreef een ander dit gedicht:
 
‘Hij die hier stil te liggen ligt,
 
was zonder twijfel geen groot licht.
 
Een pen, een pijp, een boek, een lied,
 
't was alles wat hij achterliet’.

P.G. BUCKINX

De Gids Jubileert

De Gids bestaat honderdvijfentwintig jaar. Hij werd door Potgieter gesticht. Het eerste nummer verscheen in januari 1837. Het tijd-

[pagina 219]
[p. 219]

schrift heeft een respectabele geschiedenis met hoogten en laagten. In de jongste aflevering, januari 1962, schrijft Anton van Duinkerken een boeiend overzicht, waarin hij tevens getuigenis aflegt van zijn geloof in het blijvende nut van een algemeen maandblad in onze tijd van snelle cultuurverspreiding:

‘Binnen de snelheid van de technische moderniteit werkt een maandblad traag, doch selectief. Het kan zich veroorloven oud te zijn. De Gids is zo oud als de eerste spoorweg in ons land. Potgieter heeft nooit met Busken Huet getelefoneerd en nooit gefietst. Het is misschien aan hun nalatenschap te merken. Dit is het dan echter niet uitsluitend in het nadeel van dit erfbezit. Zelfs al zou het moderne maandschrift meer tot aandachtige volgzaamheid genoopt zijn dan dat het kans krijgt op vurig leiderschap, dan nog blijft het een noodzakelijk en onmisbaar orgaan voor het bijhouden van de algemene cultuur. Waar alles en iedereen zoekt te verrassen, heeft het waarde op te vallen door traditietrouw. Gelijk iedere levende trouw verheugt zij zich oprecht bij de geboorte van het nieuwe. De beginselen van een algemene cultuur vragen in elk geval verheldering en in menig geval verdediging. Dit blijft bestaansrecht schenken aan een tijdschrift, dat honderdvijfentwintig jaar geleden werd gesticht’.

Wij wensen onze oudere collega, met al het respect voor de ouderdom dat wij hem als amper honderdzeven-jarigen verschuldigd zijn, nog vele bloeiende en - vermits tijdschriften niet aan biologische wetten gebonden zijn - ook vruchtbare jaren.

 

DIETSCHE WARANDE

Herdenkingszuil voor Marguerite Flouquet

De verdiensten van Pierre-Louis Flouquet voor het leven van de hedendaagse poëzie zijn zeer groot. Hij heeft levenslang de roeping in zich voelen branden de poëzie in de wereld van heden te verdedigen en te verspreiden. Hij was directeur van de ‘Cahiers des Poètes catholiques’, is directeur van de ‘Journal des poètes’, en redactiechef van de tijdschriften ‘La Maison’ en ‘Chantiers’, uitgever van zo talrijke dichtbundels en zelf dichter van formaat. Vermelden wij nog zijn werkzaamheid als voorzitter van ‘La Maison internationale de la Poésie’ en als ondervoorzitter van de internationale Biennale van de poëzie te Knokke. Een man die reusachtige arbeid verzet en uit wiens sympathieke persoonlijkheid een warme vriendschap toestraalt! Ziel van zijn ziel en bezielster van zijn werk was, bijna dertig jaar lang, zijn vrouw, Madame Marie-Marguerite Floquet. Zij ontviel hem op 16 juli 1957. Zij was een Vlaminge en haar voorliefde tot de Vlaamse grond was de reden waarom de Parijzenaar Pierre-Louis Flouquet zo lange jaren te midden van ons, te Dilbeek, heeft geleefd en gewerkt. Zij was, zoals hij ze zelf noemt, ‘la servante infatigable, la conseillère avisée et aussi l'amie des poètes, la bonne hôtesse’. Thans verschijnt bij La Maison du Poète (Maanstraat 158, Dilbeek) een ontroerende bundel Tombeau de Marguerite Flouquet, waarin meer dan zestig dichters met een gedicht hulde brengen aan de overledene. De bundel wordt ingeleid door Pierre-Louis Flouquet zelf en werd met talrijke familiefoto's verlucht. Wij kunnen onze hoog gewaardeerde vriend de verzekering geven dat wij dit verzenboek, dat ongetwijfeld hem het dierbaarst is onder alle werken die hij heeft uitgegeven, met blijvende ontroering hebben gelezen en wensen hem, na zijn smartelijk verlies, de gelukkige vrede in de overtuiging die hij zelf formuleert: ‘Marie-Marguerite ne cessera d'être parmi nous’. Nog vele jaren van schoon, edelmoedig, vruchtbaar werk, Pierre-Louis Flouquet, in geest verenigd met Marie-Marguerite en uw vele vrienden!

ALB. W.

Hensen in het Frans

Onlangs verscheen bij Les Editions Lumière te Brussel een ‘Choix de Poèmes’ uit het werk van Herwig Hensen. In zijn leeftijdsgroep is hij een van onze belang-

[pagina 220]
[p. 220]

rijkste dichters. Daarom verheugt het ons dat hij, na de Duitse vertaling die enige jaren geleden van ‘Lof der Gereedheid’ uitgegeven werd, thans ook door een Frans publiek kan gelezen worden. Fr. Closset heeft de bloemlezing verzorgd, vertaald en ingeleid. Die inleiding van amper vier bladzijden is een meesterstukje van ontleding en juiste formulering.

Dat vertalen een moeilijk werk is weet iedereen. We hebben het hier opnieuw vastgesteld, ofschoon we vooraf meenden dat het met Hensen, rekening houdend met de filosofisch-rationalistische inhoud van zijn werk, beter dan met veel anderen zou mogelijk zijn om hem in het Frans over te brengen. Closset heeft een oplossing gekozen waarvoor veel te zeggen valt: hij heeft de oorspronkelijke inhoud zo getrouw mogelijk geëerbiedigd en geen poging gedaan om het Nederlandse ritme en rijm na te bootsen. De Franse lezer zal dus weten wat er in Hensens gedichten staat, niet hoe het verklankt wordt.

Een voorbeeld. Eerst nemen wij de oorspronkelijke tekst van ‘Apolloon tegenover XVII’ uit ‘Daidalos’ over en laten er dan de vertaling op volgen.

 
‘Word wie gij zijt. Waag te bedingen
 
wat nog niet één bedong te voor.
 
Slechts wie zijn grens durft overspringen,
 
gaat aan geen grens te loor.
 
 
 
Niets is volmaakt, niets is ten einde,
 
elke verstarring is bedrog:
 
alles wat was, vloeide in het zijnde,
 
alles wat is, vloeit nog’.
 
 
 
‘Deviens qui tu es. Aie l'audace d'exiger
 
ce qu'aucun avant toi n'exigea.
 
Seul celui qui ose dépasser ses limites
 
ne se perd, à quelque limite que ce soit.
 
 
 
Rien n'est parfait, rien n'est achevé,
 
toute fixation est trahison:
 
tout ce qui coula dans le présent,
 
tout ce qui est ne cesse de couler’.

Dat de vertaler een verrader zou zijn is niet altijd waar. Closset stelt zich niet in Hensens plaats en geeft diens gedachten en ervaringen zonder misvormingen weer. Alleen lijkt in de voorlaatste regel een schakering in het oordeel voorbijgezien. Wel is de toverklank van de poëzie eruit. Nu zou er iemand met dezelfde eerbied tegenover de oorspronkelijke tekst de vertalingen tot Franse poëzie moeten omdichten. Is dat nog mogelijk?

 

A. DEMEDTS

Kleine broer vergeten

In de reeks ‘A travers le monde’ van Hachette verscheen een panorama van de hedendaagse letteren over de hele wereld, ‘Les littératures contemporaines’. Het uitgangspunt is het jaar 1945, waarin de oorlog beëindigd en de eerste atoombom uitgeworpen werd. Roger Caillos schreef er een inleidend woord voor, waarin gezegd wordt dat het lot van de mensheid voortaan ondeelbaar is. En zelfs: ‘A guerres mondiales, littératures planétaires’.

De lotgenoten zijn de Westersen, de mensenkinderen achter het ijzeren gordijn, Griekenland, Turkije, Pakistan... en dat schuift dan zo verder over bergen, vlakten en oceanen naar de Verenigde Staten, Mexico, Zuid-Amerika.

Onder de Westersen zijn de Nederlanden vertegenwoordigd door een bijdrage van mijn vriend Pierre H. Dubois. Van de Vlamingen geen spoor. Niet in een afzonderlijk artikel - wat een te grote eer zou zijn -, maar ook niet onder de vleugelen van Dubois. Werd de kleine broer vergeten? Of is hij gewoon opgegaan in het ondeelbare lot van de mensheid?

De bijdrage over de Duitse literatuur heet ‘Allemagne et Autriche’, wat niet wegneemt dat de Zwitsers-Duitse literatuur er in gememoreerd wordt. En nochtans bestaat er in die landen, voor zover ik weet, geen organisme in de aard van onze Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren, die, zoals bekend, tot doel heeft... enz.

 

R.F. LISSENS

[pagina 221]
[p. 221]

Bij het herlezen van ‘Galigai’

Galigaï (1952) is een van Mauriacs laatste romans. Daarna verscheen nog L'agneau. Galigaï is niet zo poëtisch als de werken uit de tijd van Le Noeud de vipères en Les anges noirs. Het is tamelijk strak geschreven, ietwat nerveus soms; de karakters zijn zeer scherp afgetekend. Vooral de intrige is nogal merkwaardig, soms zelfs onwaarschijnlijk. Galigaï, een soort gouvernante van Marie Dubernet, is verliefd op Nicolas Plassac, die bevriend is met Gilles Salone. Gilles is verliefd op Marie Dubernet. Galigaï heeft als opdracht de ouders van Marie te winnen voor die liefde. Nicolas echter vreest in heel dit avontuur zijn vriend Gilles te verliezen. Bovendien houdt hij niet van Galigaï, hij vreest haar in de grond. In hoofdstuk XVII, waarin zij, als 't ware gedreven door een ontembare haat, mekaar kapot martelen, verklaart Nicolas: ‘Nous avons été séparés par des espaces et par des abîmes’. Hij zal haar niet huwen. Hij verkiest Gilles boven Galigaï: de vriendschap is machtiger dan de liefde van een vrouw. Nicolas heeft zich ook totaal ingezet voor het geluk van zijn vriend. Welk is de diepe grond van die nogal onwaarschijnlijke psychologie? Nicolas' nood aan vriendschap heeft iets absoluuts. Zijn zuivere genegenheid voor Gilles is te exclusief om nog menselijk te zijn. Die gevoelens zijn in Galigaï geladen met een geestelijke kracht, die zelfs religieus aandoet. Ook de liefde tussen Gilles en Marie, hoe extreem sensueel ze ook wordt uitgebeeld, wordt in de sfeer van het absolute betrokken: ‘Jamais ils (les amants) ne seraient mêlés l'un à l'autre plus étroitement que ce soir; jamais ils ne retrouveraient cet accord profond avec les plantes et les astres, avec l'Etre incréé et avec leurs pères endormis’. Alleen Galigaï is verstoken van die wonderbare intimiteit met het verborgen leven van de planten en de sterrenhemel. Zij wil te veel bezitten: zij kan niet ontvangen. Zij vernietigt wat zij bemint, zij verteert het object van haar passie. Nicolas staat open voor Gilles, doch alleen voor Gilles: daarin is zijn vriendschap exclusief. Wanneer Gilles uit zijn leven verdwijnt, gaat hij op zoek, diep in de nacht, naar een andere vriendschap: ‘Etranger à lui-même, détaché de toute créature, il s'assit sur le parapet, et il demeurait là comme s'il avait donné rendez-vous à quelqu'un’. Die ‘quelqu'un’ is de onzichtbare vriend van alle mensen.

Doordat François Mauriac met Galigaï waarschijnlijk een ‘zuivere roman’ heeft willen scheppen, is de lezer geneigd de vriendschap van Nicolas en Gilles, die zelfs de liefde van een vrouw trotseert, als een psychologische onwaarschijnlijkheid te beschouwen, waarbij hij echter de geestelijke betekenis ervan uit het oog verliest. Daarom is Galigaï wellicht geen ‘zuivere roman’. Is er ooit echter een ‘zuivere roman’ geschreven? Die van Robbe-Grillet en Simon? Maar dan is de mens er ook uit verbannen. Dat is echter niet zo kwaad, want zo kan men hem binnen afzienbare tijd weer ontdekken.

E. VAN ITTERBEEK


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Pieter G. Buckinx

  • Albert Westerlinck

  • André Demedts

  • R.F. Lissens

  • Eugène van Itterbeek

  • over Piet van Aken

  • over Gaston Duribreux

  • over Jos Vandeloo

  • over Christine D'haen

  • over Firmin Mortier

  • over Fred Engelen

  • over Chris Yperman

  • over Paul Lebeau

  • over Lia Timmermans

  • over Jan Walravens

  • over Frans van Immerseel

  • over Freek Dumarais

  • over Ben Wolken

  • over Aster Berkhof

  • over Valeer van Kerkhove

  • over Arthur Verthé

  • over Emiel van Hemeldonck

  • over Frans De Wilde

  • over Gaston Burssens

  • over Bernard Kemp