discretie toefde, wordt hier geflankeerd door de kritische reflexie en de ironie van een volwassen man die bovendien de schrijver van beide genoemde boeken is. Het dooreenwerken van beide niveaus is in dit nieuwe boek allesbehalve geslaagd. Het boek verloopt in een sfeer van ambiguïteit die, in de plaats van de complexiteit van het romangegeven te verhogen, integendeel het artificiële en geforceerde ervan in reliëf zet.
De auteur treedt op in de ik-vorm onder de namen Astère, Michel of Dhondt, of met de schalkse toenaam Prins Frederik die de knapen hem gaven. Wij zien hem nog (bij gelegenheid in de hij-vorm) optreden als de ‘zevenentwintigjarige mystische schrijver Colorado’. De schrijver is speelgenoot en begeleider van de jongetjes, een enkele keer ook toeschouwer van hun esbattementen op een voetbalveld. Onder welke naam hij ook optreedt, hij is in elk geval de auteur van God in Vlaanderen en van het manuscript dat De Bezige Bij als Zeven geestige knaapjes publiceren zal. De aanwezigheid van de schrijver zelf in zijn dubbele hoedanigheid van volwassene én van schrijver, maakt Zeven geestige knaapjes direct veel zwaartillender dan God in Vlaanderen - een werk dat in het licht van het tweede nu voorkomt als een speelse geluksdroom, nog niet bezwaard door de nadrukkelijk-gewichtige ernst van de schrijver.
De schrijver noemt zichzelf Colorado, zoals hij ook de plaatsnaam Arizona gebruikt of Oost- en Westvlaamse toponiemen duidelijk herkenbaar verschrijft en amerikaniseert tot bij voorbeeld: Xevergam. De kapitale scènes spelen zich kennelijk af in Gent, zoals ook het geval was met het eerste boek. De kathedraal, het bisschoppelijk paleis, de hoofdstraten van het centrum laten daarover geen twijfel bestaan. De vervaging van de situering in de ruimte, samen met de Amerikaanse toponiemen, is een eerste element van mythevorming rond de avonturen van de zeven geestige knaapjes. Het grootste verschil met God in Vlaanderen ligt precies in deze meer nadrukkelijke en daardoor ook minder en minder verteerbare mythisering van de kindertijd. De symboliek van Zeven geestige knaapjes dringt zich veel ernstiger op; de dieperliggende tijdkritische en moralistische dimensie van dit boek verschijnt meer dan het de lezer lief is aan de oppervlakte; kortom, de schrijver neemt ondanks zijn ambiguë ironie zichzelf en zijn gegeven te zeer au sérieux, en dat precies is het gewicht dat zijn boek niet kan dragen.
Een ander element van mythevorming is ook de haast rituele of liturgische allure van sommige handelingen die de schrijver met de knaapjes verricht. Ik denk aan de scènes van het zwembad, het bloemenplukken