Antoon van der Plaetse / Herinnering aan Norbert Fonteyne
Toen ik in 1920 in de normaalschool te Torhout kwam, onderging ik spoedig de sfeer van het instituut. De naoorlogse broeierigheid van het nationalisme en enkele figuren boeiden mij. Na een paar dagen werd mijn aandacht getrokken door een zonderlinge jongeman, de geëxalteerde Norbert Fonteyne.
Fors en zwaar gebouwd, grof skelet, grote handen, vlugge passen, nerveuze taal, gehinderd door een akelige keel-r, schichtige gebaren, zo boeide Berten op de speelplaats en tijdens de wandeltochten onbewust zijn makkers. Overigens was het bekend dat hij ontzaglijk veel had gelezen: tijdens de oorlog trok hij iedere week naar Brugge om in de bibliotheken zijn kennis en inzicht op literair gebied te verrijken.
In het conservatief instituut verscheen Fonteyne als een té vroegrijpe leerling, levend en denkend boven het peil en buiten de mentaliteit van het milieu en zelfs van sommige verwaande leraars. Zijn angstwekkende blik met de doordringende ogen hield veel leerlingen op een afstand; hij bliksemde als het ware de onbenulligen zijn omgeving uit. Zwaarmoedigheid, een pijnlijk gemis aan zelfvertrouwen, zijn spraakgebrek, zijn woest temperament, lokten soms conflicten uit; hij kon zijn omgeving niet aanvaarden.
Na zijn studie, in 1923, werd hij somber, schuchter, wereldvreemd; een loden gevoel van onmacht en hulpeloosheid, eenzaamheid, maakten hem bars en asociaal. Het was de keerzijde van zijn geloof in het leven en in de mens.
Zijn leven lang werd hij gekweld door ontzettende angsten. Schemer, duisternis, stilte, maar vooral onweer ontredderden hem. Soms zat hij uren bevend en verstard naar voorwerpen, of in het ijle, te kijken; bepaalde kleuren deden hem sidderen als een grashalm. Een neuroticus in de hoogste graad!
Zijn brieven en geschriften wemelen van nijdige lettertekens; accenten en punctuatie gelijken op speldeprikken en strepen; op vele plaatsen is het blad gescheurd.
Op vierendertigjarige leeftijd, op 7 juni 1938, was zijn hart afgejakkerd. Hij stierf onverwacht. Toen op die zwoele voormiddag van de begrafenis de kist in de kuil werd neergelaten, juist op datzelfde moment, had in onze gewesten