Babel, De Aleph, 127). De bibliotheek van Babel is onbegrensd, maar ze herhaalt zich in de tijd. Ook het symbool van de oneindige reeks van spiegels die zich vermenigvuldigen in eindeloze refracties, komt af en toe voor. Het spreekt vanzelf dat het identiteitsbeginsel in de gegeven omstandigheden onderhevig is aan een gelijkaardige refractaire versplintering. Het verhaal over Het zoeken van Averroës (De Aleph) eindigt aldus: ‘Ik merkte op de laatste bladzij dat mijn vertelling een symbool was van de mens die ik was, terwijl ik haar schreef en dat ik, om de vertelling op schrift te stellen, die man moest zijn en dat ik, om die man te zijn, die vertelling op schrift moest stellen, en zo tot in het oneindige’ (87). De onmogelijkheid van de vertelling is hier niet zo maar een gratuite, door ‘literaire’ imperatieven geïnspireerde onmachtsbekentenis, maar verkrijgt een duizelingwekkende dimensie in het licht van het kabbalistische mysterie dat alle denken en verzinnen doet verdolen. De grootste rijkdom van het schrijven bestaat dan ook in zijn dubbelzinnigheid en zelfs meerzinnigheid. Zoals de voor- en achterzijde van de zahir één Argentijns geldstuk vormen, zo maken de dubbele of zich nog meer vertakkende geschiedenissen die Borges vertelt, vaak maar één geschiedenis uit. Voor- en achterzijde van de zahir zijn gelijk voor God, zo schrijft hij. Ze zijn het ook voor wie het alomkijkende Aleph-standpunt in ogenblikken van helderziendheid die met de zinsverbijstering verwant zijn, kan innemen. Het is enkel aan mystici, kabbalisten, alchimisten, krankzinnigen en dgl. gegeven, die vol-gestructureerde samenhang van de Bibliotheek van Babel te doorpeilen. En dan nog in momenten van uiterste intellectuele concentratie, waarin de spraak verstomt. In die momenten balt het universele raadsel zich samen in een elementair symbool (bol, bolle spiegel, spinneweb, cirkel met
oneindige omtrek, labyrint). Een normaal bewustzijn is ertoe veroordeeld daarnaar te blijven tasten en gissen door middel van een zo polyvalent mogelijke ‘Deutung’. Het dient gezegd dat Borges zelf het schrijven ‘met driedubbel krijt’, waarmee hij voortdurend terrasvormig wegvluchtende betekenis-lagen aanboort, op haast diabolische wijze beoefent.
Een ander vaak voorkomend thema is de droom. In De ronde ruïnes (De Aleph) wordt gezegd: ‘Hij begreep dat de poging om de onsamenhangende, duizelingwekkende materie waaruit dromen bestaan, te modelleren, de moeilijkste is die een man kan ondernemen, ook al dringt hij door in alle raadsels van hogere of lagere orde: veel moeilijker dan een koord van zand te weven of de gezichtloze wind aan te munten’ (119). Deze in se uitzichtloze poging om de duizelingwekkende materie van de droom ‘aan te munten’ zou kunnen gel-