Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117 (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.12 MB)

ebook (5.29 MB)

XML (1.93 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 117

(1972)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 34]
[p. 34]

Kroniek
Lieve Scheer
/ Menagerie van Ierland tot West-Afrika

Van de 27-jarige Johnnie Verstraete publiceerde De Bezige Bij (voor België: Contact) een boeiend debuut Het uitzinnig gezelschap doet de revolutie falen. Na een paar jaar onderwijs bij ons verbleef de auteur twee jaar in West-Afrika in dienst van de ontwikkelingshulp, wat hem in zijn allesbehalve enthousiaste kijk op de bewoners dezer aarde bevestigde.

De twee eerste schetsen gaan over Ierland en sluiten bij elkaar aan. In de eerste wordt een toeristische jachtexpeditie weergegeven op mythische vrouwelijke wezens, Ban Sighs, terwijl de bewoners vol gretige opschudding en sensatie zitten om de wrede vernielingen door weer andere wilde natuurwezens, de Leprachauns, in de naburige streek gezaaid.

De auteur is een prachtige sfeerschepper. De kleine besloten gemeenschap in een landelijke streek waar het oude Keltische geloof aan spookgestalten in een van geheimzinnigheid vervulde natuur doortrokken is van christelijke motieven met paternosters, schapulieren, toegetakelde en bloedovergoten christuskoppen, dit alles is heel overtuigend aanwezig gesteld. Een wereld van verwilderd fascinerende lusten breekt voortdurend door het christelijke patina, zowel wanneer de pastoor preekt ‘over de zuiverheid en de zonde’ als wanneer een dierenoffer op de rotsen om de geesten te bezweren, begeleid wordt door misgezang. De indruk die men krijgt van deze afgelegen wereld met zijn licht ontvlambare massa en zwelgend in tradities, sensatielust en wrede fantasmata sluit wonderlijk aan bij de manieren waarop Ierland met zijn godsdiensttwisten tegenwoordig in het nieuws staat.

De overzichtelijkheid echter waarmee ik dit alles hier synthetiseer zou een verkeerd beeld van dit proza kunnen geven. Stijl en structuur zijn bij Johnnie Verstraete heel anders opgevat. De tekst is een collage van wisselende taalsnippers zoals deelwoorden, infinitiefconstructies en ellipsen. De overal beknotte of uitgekapte zinsbouw, flitsachtig afgebroken in een voortdurend verspringen van aandachtspunten en elkaar wegstotende indrukken, voor één ervan tijd gekregen heeft om

[pagina 35]
[p. 35]

te bezinken of onze sluimerende emoties te raken, drukt het levensgevoelen uit van een generatie opgegroeid in een overvloed van niet te verwerken informatie en contacten. Wat men beleeft is niet te structureren, men heeft er geen greep op, men heeft niet eens de tijd of overgave om het in het eigen innerlijk te laten uitgroeien tot een verhaal. Men wentelt rond door een caleidoscoop van indrukken die men tussendoor, als men eens even voor een wit papier met zichzelf alleen is, in telegramtempo inventariseert, vastlegt, inlijst. Vandaar de overvloed aan begripmatige infinitieven, de ingekorte zinsbouw, de overal verspreide dubbele punten als expressie van iemand die vooral voor zichzelf sommige dingen vlug in een paar woorden probeert te omschrijven voor ze in de carrousel van ons moderne levensritme alweer vergleden zijn. Ook de bladspiegel is zo, flardeachtig, schijnbaar structuurloos, ondoorzichtig doorsneden met wit, hoofdletters, cursiveringen, wat onze aandacht voortdurend her en der gooit, net zo warrelig als het moderne verkeer of de reclamespots op de teevee, twee werkelijkheden die de auteur toevallig, of juist niet toevallig, ergens heel suggestief heeft opgeroepen.

En zo heb ik alle verdere ‘verhalen’ van J. Verstraete al getypeerd. Het tweede, ‘Sligo’, is een embryo van het eerste. Ierland weer: ‘Blitzbesuch, Gekronometreerd toerisme’, met zoveel uit te diepen werkelijkheden die men ontmoedigd links laat liggen omdat West-Europa al verdrinkt onder wat in bibliotheken aan bestudeerde, opgeschreven en te kennen dingen is verzameld. Geen overgave dus, geen rustpunt, noch voor het hoofd, noch voor het hart, maar ‘een onhandige troep herinneringen’ en wat men ermee aanvangt: ‘Nee, niet vertellen wat het precies is, omschrijven, de toestand onrechtstreeks laten aanvoelen.’

De volgende twee stukken vormen een even ‘onhandige’ en toevallige greep uit de sfeer binnen ons eigen land, Vlaanderen: een kluwen gekke fantasmata rond een vernissage het ene, een caféavond die uitloopt op een warrelige orgie het andere.

De laatste vier brokken proza verzamelen weer nieuwe ordeloze ‘troepen’ indrukken, uit het postkoloniale Afrika nu. Een onafhankelijkheidsfeest als een goedkoop boerenbedrog door naïef-glimlachende machthebbers georganiseerd; primitieve volksvertelkunst in een inlands dorp; de inventaris van een groep westerlingen door de regering samengebracht in een huis met drie verdiepingen - de enige verhevenheid boven een stad van strodaken en gegolfde platen; of de eindeloze bureaucratische verwikkelingen rond een aangevraagde ver-

[pagina 36]
[p. 36]

gunning in een land dat een papieren façade uit onze ingewikkelde cultuur heeft overgenomen maar daarachter verstrikt zit in onkunde, luiheid, belangzucht en staatsgrepen. Ook hier is de sfeer weer heel goed weergegeven, met onze westerse structuren die bij volken welke er niet voor geschikt zijn, uitgegroeid zijn tot een groot karnaval waar een ‘uitzinnig gezelschap’, niet sterker maar wel zichtbaarder dan bij ons gedreven door eigenbelang en willekeur, ‘de revolutie doet falen’.

Hoe sterk ik nu de originele stijl, de prachtige taalvondsten die de auteur met gemak uit de pen schudt, en zijn kleurige sfeerevocatie bewonder, toch ligt dit proza me niet zo erg. De belevenissen zijn te rauw op papier gegooid, er een weg in te vinden vraagt te veel inspanning van de lezer en ze zijn zo weinig menselijk. De tientallen personages die in dit boek voorbijschuiven, worden genoten als een collectie bezienswaardigheden, men heeft er nergens contact mee. Van emotioneel benaderen is geen sprake en een morele dimensie is volledig weggeknipt. Dit boek is van het begin tot het einde één ironisering, een flegmatische, koel-verstandelijke pret om de menselijke dierentuin die onze steden en dorpen, huizen en cafés, ambtenarijen en straten bevolkt. In Verstraetes uiterst eenzijdige bril wordt de mens een wezen dat ‘pist’ en ‘kakt’ en decoraties uitdeelt, roept en glimlacht en woorden en omhelzingen volvoert, niet in een beleving van contact maar volkomen blind en onpersoonlijk gedreven door zijn clowneske behoeften. Deze jonge debutant gaat in niets op, geeft zich nooit gewonnen, hij laat zijn aandacht filmisch verspringen in één grote afstandelijke sightseeing van Ierland tot West-Afrika, waarbij alles en iedereen herleid wordt tot pittoreske onbenulligheid.

Het is duidelijk dat men met het machtigste taalvermogen ter wereld op zo'n smalle basis geen groot oeuvre kan bouwen. Als niets de moeite waard is om erbij stil te staan, hoe kan men dan van de lezer verwachten dat hij zich lang door het hossebossend geschrijf over zoveel pietluttigheid op sleeptouw zal laten nemen?

De onvolgroeidheid van een jong temperament? Ik hoop het.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het uitzinnig gezelschap doet de revolutie falen


auteurs

  • Lieve Scheer


landen

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)