Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 119 (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 119
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 119Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 119

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.23 MB)

ebook (4.74 MB)

XML (2.05 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 119

(1974)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 414]
[p. 414]

De laatste ronde

Louis Couperusprijs voor literatuur

Naar aanleiding van het 50-jarig bestaan van Standaard Uitgeverij te Antwerpen schrijft deze uitgeverij, samen met haar dochteronderneming P.N. van Kampen & Zoon te Amsterdam, een nieuwe literaire prijs uit. Mede ter gelegenheid van het feit dat Louis Couperus 50 jaar geleden overleden is en een aantal boeken van hem bij de uitgeverij Van Kampen verschenen zijn, draagt deze literaire prijs zijn naam.

De prijs staat open voor alle auteurs, die kunnen deelnemen met nog niet eerder gepubliceerd scheppend proza (roman, novellen- of verhalenbundel). Het bekroonde werk zal gehonoreerd worden met een bedrag van f 10.000, - of 150.000 frank.

De beoordeling van dit werk zal geschieden door een jury bestaande uit:

-de heer Simon Carmiggelt
-de heer Marnix Gijsen
-de heer Bob Van Kampen
-de heer Alfred Kossmann
-de heer Garmt Stuiveling
-de heer Jos Vandeloo
-de heer Paul de Wispelaere

Inzending van manuscripten kan geschieden tot 31 december 1974.

Uitreiking van de prijs zal plaats vinden in mei 1975.

Voor nadere informatie wende men zich tot Standaard Uitgeverij / P.N. van Kampen, Belgiëlei 147a, 2000 Antwerpen.

Bombast van Malraux

Te Saint Paul de Vence werd in juli '73 in de Fondation Maeght het Musée imaginaire van Eddy Du Perrons vriend André Malraux geopend. Malraux duidde er de drie belangrijkste werken aan: ‘De charnier’ van Picasso, het standbeeld van Penelope, dat door Darius uit de Acropolis werd meegenomen naar Perzië en teruggevonden in Persepolis en ten derde Takanobu, een Japans schilderij uit de Jinaji-tempel van Tokio.

Tijdens het banket verkocht de snob zijn gewone grootspraak. ‘Notre civilisation, la plus puissante qu'ait connue l'humanité, est la première à ignorer ses valeurs suprêmes et commence à savoir qu'elle les ignore. Mais cette civilisation, la première aussi à n'avoir été capable d'inventer ni un temple ni un tombeau, a du moins été capable d'inventer le premier musée imaginaire, pour contraindre ses artistes vivants à découvrir des formes et des couleurs

[pagina 415]
[p. 415]

inconnues, rivales de celles qu'ils ressuscitaient chez les morts.’

Ergo, in goed Nederlands, onze beschaving is de eerste die bewust agnostisch wordt, zij is niet in staat een tempel of een piramide op te richten, maar wel om een museum te vullen met kunstwerken gekozen door André Malraux.

Een beschaving, mijnheer de gewezen minister, die haar wetten en gewoonten wijzigt volgens de agnostische wereldbeschouwing, doet identiek hetzelfde als de theocratische culturen: zij bouwt zichzelf op haar hoogste waarden op.

Een beschaving, mijnheer de minister, die wel een originele tempel en praalgraf zou kunnen bouwen, maar dit wijselijk nalaat omdat zij er niets aan heeft en er zich daarentegen op toelegt weldra de hele mensheid, die zoveel honger en onrecht heeft geleden, te laten leven in welstand en weelde, die beschaving moet zich voor geen tempel- en piramidebouwers schamen.

En als die beschaving, mijnheer, de grootste kunstwerken kan laten kiezen door een bluffer, dan is dat niet eens een eer of een verdienste. Immers, dat hebben alle beschavingen gekund die een blaaskaak hadden en naar hem luisterden.

Gerard Walschap

Afscheid van de rozen

Op 13 maart jl. overleed René J. Seghers. Hij is altijd een teruggetrokken figuur geweest, maar dat heeft hem niet belet een eigen plaats te veroveren onder onze hedendaagse romanciers. Zijn bescheidenheid en zijn distinctie wezen erop dat hij een geboren Limburger was. Maar zijn werk staat bijna volledig los van het regionale en het pittoreske en betekende een nieuw vertrekpunt in de Limburgse letteren.

Als student schreef René Seghers gedichten, maar toen hij zich in de hoofdstad gevestigd had voelde hij zich vooral aangetrokken tot het verhaal en de roman.

Aan zijn vroege aanleg voor de poëzie hebben wij echter, naast de kleine dichtbundel Vuurringen, een honderdtal merkwaardige Franse vertalingen te danken van moderne Nederlandse gedichten, terwijl zijn poëtische aanleg tevens de sfeer van zijn prozawerken heeft bepaald.

Hij debuteerde in 1936 met korte toneelstukjes en fijnzinnige sprookjes om zich nadien haast uitsluitend aan de roman te wijden. Overheerste in zijn sprookjes de poëtische sfeer, in zijn romans werd deze sfeer het scherm waarop zijn realistisch uitgebeelde, doch denkbeeldige figuren zich bewegen.

De poëtische natuurbeschrijving bleef echter een belangrijke rol spelen in zijn romans, zij getuigde van zijn heimwee naar het heuvelachtig Haspengouw of naar het weidse heidelandschap, maar zij bleef meer sfeerscheppend dan pittoresk. Zij geeft een mysterieuze glans aan de figuren die worden uitgebeeld, terwijl de innerlijke spanningen als het ware worden teruggekaatst in het spiegelbeeld van de natuur.

In zijn eerste roman, Waterval, plaatste Seghers zijn geheimzinnige personages in een bijna onwezenlijk landschap, dat nergens in Vlaanderen gesitueerd kan worden. In dit landschap bewegen zich de figuren, die de auteur uit zijn verbeelding opriep en die elk hun eigen droom

[pagina 416]
[p. 416]

najagen. Ook in zijn tweede roman Huize Klarijn, die reeds heel wat dichter bij de realiteit stond, voerde hij ons mee naar een sfeer die zeer dicht het droomleven benadert. De hoofdpersoon in dit oorlogsboek keert met nieuwe idealen bezield uit krijgsgevangenschap terug, maar hoe nauwer hij in contact komt met de werkelijkheid, hoe meer het leven hem ontgoochelt. Het is slechts nadat hij met blindheid geslagen wordt, dat hij in de duisternis eindelijk de rust terugvindt, die hij verloren had. Dit boek was een ontvluchting uit de sombere oorlogsgruwel naar de zuivere gebieden van de geest. In diezelfde sfeer bewoog zich ook de roman Sonate voor Louise, waarin Seghers de figuur van de beroemde vioolspeler Eugène Ysaye heeft uitgebeeld. De virtuoos is de gevangene van zijn gevoelens, zoals ook de hoofdfiguur van de tweemaal bekroonde roman De strijd met de duisternis de gevangene blijft van zijn doden. De personages die Seghers opriep in zijn romans ontvluchten voortdurend de realiteit en wat zij beleven voltrekt zich als het ware in een droom. Ook in Spoken in de dwaaltuin is dit het geval, terwijl in de bijna surrealistische roman De zingende kat, die in het Frans vertaald werd, de figuren wegvluchten in een met ironie bekeken fantastische wereld.

Ongetwijfeld nam René Seghers in de Vlaamse literatuur een aparte plaats in. Het was zijn grote verdienste dat hij zijn schoon en persoonlijk talent heeft aangewend om de roman los te maken van het regionale en hem te stofferen met een sterk poëtische en fantastische verbeelding.

Wat er, tijdens een maandenlange ziekte, omging in de geest van de fijngevoelige romancier die Spoken in de dwaaltuin en De strijd met de duisternis schreef en een figuur schiep die in de duisternis van de blindheid het innerlijk licht en de innerlijke rust terugvond, kunnen wij alleen maar vermoeden.

Maar op zijn ziekbed overhandigde hij aan zijn vriend Marcel Coole volgend gedicht ‘Afscheid van de rozen’:

 
Terwijl nog rozen voor mijn venster bloeien,
 
 
 
Weet ik dat ik nu weldra heen zal gaan.
 
Zijn het nog maanden, jaren die mij resten?
 
Alleen de Heer beslist wanneer het uur
 
zal slaan.
 
 
 
Ik ken het kwaad dat in mij knaagt,
 
En toch blijf ik, met nu en dan veel droefheid,
 
Die mij somtijds een lange stonde plaagt,
 
Vol hoop op een sereen en rustig af scheid.
 
 
 
Ik wil tot aan het einde van mijn dagen
 
Veel liefde en vriendschap geven en ontvangen,
 
Allen vergeven, allen vergiffenis vragen,
 
Terwijl nog rozen voor mijn venster bloeien.

Zonder twijfel getuigde dit klassiek gebouwd, diepmenselijk gedicht van een nobele berusting en een hoopvolle overgave.

 

P.G. Buckinx

[pagina 417]
[p. 417]

Experimenteel toneel - experimenteel proza

Een voorstelling bijgewoond van ‘Madeleine of de greep van de macht’ van Eduardo Manet. Het stuk kwam uitstekend over bij een uit intellectuelen bestaand publiek.

Even te voren hadden we twee Moritoen-vergaderingen meegemaakt, die gewijd waren aan ‘Exit’ van Ivo Michiels.

De thematiek van Michiels is nauw verwant met die van Manets stuk: de onmogelijkheid van communicatie, het vullen van de leegte met zinloze gebaren en zinloze woorden, parodies op religieuze ritussen enz. Ook de techniek heeft een en ander gemeen: de opeenvolging van variaties op een thema, het ogenschijnlijk miskennen van rationaliteit en continuïteit in de gedachtengang.

De deelnemers aan de Moritoen-verkenning hadden overwegend de indruk door de auteur in het ootje genomen te zijn, al was die nog zo briljant in het verdedigen van zijn literaire opvattingen. De twee ervaringen stelden ons voor de vraag: hoe te verklaren dat het ene overkomt en het andere niet?

Dat toneel door de regisseur en door de acteurs gemaakt wordt met het materiaal hun door de auteur aan de hand gedaan, is een oude waarheid. Er dient aangestipt dat de vertolking van ‘Madeleine’ uitstekend was, en bij momenten zelfs grandioos. De auteur moet slechts een minimum materiaal geven, de rest doen de vertolkers.

Kan een auteur, die wil gelezen (en niet gespeeld) worden zich straffeloos tot datzelfde minimum beperken? Mag hij van de lezers verlangen dat ze regisseurs en acteurs van zijn teksten worden?

Als hij zulke eisen stelt, komt hij zeker niet tegemoet aan de verlangens van het deel van de ontwikkelden, dat zich nog voor literatuur interesseert. Enkel specialisten zijn geboeid, ze vinden in zijn geschriften stof voor interessante beschouwingen.

Op een van de bedoelde Moritoen-vergaderingen werd gezegd dat de studie van literaire fenomenen op weg is om belangrijker te worden dan de literaire creatie zelf.

Is het de bedoeling dat de literatuur zich in een ghetto opsluit?

Zulke bedoelingen wil Ivo Michiels zich zeker niet toegeschreven zien. Integendeel, hij wil schokken, bewust maken. Hij zei het herhaaldelijk.

Hij bekende echter dat hij vaak met twijfel worstelt over de juistheid van de door hem toegepaste methode.

Ik begrijp zijn twijfel.

Jaak Stervelynck

Een goet visscher ontglipt wel een ael (4)

‘Ik ware gelukkig dat ik vroeg of laat met tijd en gelegenheid nog eens kon wederkeeren tot die tijden van die Ridder Romans... maar zij zijn dikwijls moeilijk om zuiver te maken van liefdeverhalen en andere dergelijke dingen waarmede zij doorwrocht zijn’ (D. Vanhoute aan Gezelle, 19-1-97). Maar de apothekers waken: ‘... waarin wij ook ons nederig deel in medebrengen om 't volk te bewaren voor vreemden invloed onder opzicht van kunst en van

[pagina 418]
[p. 418]

taal, van gedachten en van godsdienst’ (Oscar van Schoor, apotheker, Herenthals, 6-1-1898). Zoals we weten, komt het grootste gevaar uit Antwerpen: ‘'k Heb dezer dagen een “voyageur” van den Nederlandschen Boekhandel thuis gehad, hij kwam van Antwerpen, die mij ten Brinks Geschiedenis der Letterkunde kwam aanbieden tegen 49 fr.; hij wist te boffen dat hij er al 600 van verkocht had hier te lande, van dien protestantschen hoogleeraar zijn boeken! Goed dat ik de 601e niet ben en heb willen zijn, want 't zou mij mijn leven lang gespeten hebben’ (A. Cuppens, 13-2-1898).

Erger dan alles echter, de school: ‘... a son of his, who is just under sixteen years of age, and has fallen into evil ways. He has been seduced and corrupted by a Church of England school-mistress, a woman of thirty, and two other school teachers, women of 26 and 23 years of age’ (F. Weale, 6-3-1898). En nog geen 16 jaar toe!

Christine D'haen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gerard Walschap

  • Pieter G. Buckinx

  • Christine D'haen

  • over René J. Seghers