Geen foto van de volwassen schrijver Ruyslinck, wél een foto van de schrijver Pleysier, waar met het oog op zijn ‘exploraties’ in ruimte en tijd evengoed een onderschrift met tijd- en plaatsaanduiding bij had kunnen staan. De ene betuigt zich als schrijver door te vertellen (in casu over zijn kindertijd), de andere affirmeert zich veel explicieter als schrijver doordat hij het schrijven zelf méé betrekt in het project van zijn tekst en dat schrijven zelf tot hoofdprobleem maakt. Voor de laatste bestaan de beleefde jaren (en ruimten) in functie van de schrijf-jaren.
Schrijven is voor Leo Pleysier de reddende luciditeit. Het moet mogelijk zijn, zo zegt hij, tot een exact inzicht te komen in en exact uitdrukking te geven aan relaties tussen ruimten en tijdstippen in iemands ervaringswereld. Dank zij de luciede schrijfarbeid kan dat bevrijdende inzicht worden veroverd en verwoord. Schrijven komt tot stand in een uiterste, monnikwitte ascese en stilte, waarin het scherpe woord dat aflijnt en fixeert, kan ontluiken. Dat woord, karig en gemeten van natuur, is in staat de beklemming te doen wijken, de angst waaraan toch niet valt te ontkomen, met taal te bezweren, de wrevel, ergernis en twijfel te bedwingen. Het onbehagen dat met luciditeit moet worden bekampt, heeft o.m. te maken met ‘Negenenvijftig’, de puberteitscrisis van het jongetje Leo Pleysier in een internaat te Turnhout. Schrijven is aan de slag gaan tegen de tijd. Het project van het schrijf-boek Negenenvijftig bestaat in ‘beschrijvingen leveren van ruimten waarin tijd is verbruikt en gebruikt en misbruikt, een schriftmatige neerslag van tijdsverloop, angst en afwezigheid, wrevel en gelukzaligheid, pijn en euforie’ (19). Schrijven is: ‘het papier de bevestiging toevertrouwen van tijd en tijdsverloop dat kongrueert met een bestaan’ (20). De tijd beschrijft mijn huid, zegt hij (38), maar hij beschrijft de tijd op een vel papier en bedwingt hem aldus. Hem rest geen andere keuze meer dan ‘zich welhaast blindelings in het offensief te storten tegen de tweekoppige draak van de tijd’ (43). Al schrijvend aan dit mateloos relaas, opgehangen tussen de coördinaten van plaats en tijd, maakt hij affirmatief gewag van zijn bewust doorleefde uniciteit (26). De genaamde Leo Pleysier (eigenaardige naam, zegt hijzelf) stulpt onder de levenden uit als de schrijver Leo Pleysier, de laureaat van de Streuvels-prijs, de maker van dit schrijf-boek, enz.
Zo'n schrijfproject blijkt verwant te zijn met dat van een aantal kunstenaars die Leo Pleysier bij voorkeur vermeldt en citeert, zo bij voorbeeld Mondriaan, Rilke, Gilliams (en in de buurt de ongenoemde Ivo Michiels). De schrijver wiens pijnlijke ontbolstering in het coördinatenstelsel van tijdstippen en ruimten fragmentarisch wordt aangeduid, is een introverte, ‘als een boek dichtklappende’ persoonlijkheid. Als Elias hecht hij eraan een wit louteringskamertje te bezitten. De spierwitte naakte ruimten, de kei, de