vensbaan’ met smaak en zonder rancune. Hij noemt een kat een kat en biecht zijn pekelzonden op. Hij houdt van de goede dingen des levens en komt daar zonder blozen voor uit. Hij heeft kersen gegeten met de machtigen der aarde en hij heeft gedanst (en wat nog) met mooie vrouwen in 's Heren wijde wereld.
Ramarau heeft niet alleen in het Engels geschreven en gepubliceerd, maar ook verschillende werken van hem zijn oorspronkelijk gesteld in het Telegoe, de taal uit zijn geboortestreek, een idioom dat wel niet velen in het Westen zullen kunnen lezen noch verstaan, ik in elk geval niet. Mijn eerste indruk van zijn essayistische, poëtische en romanliteratuur in het Engels maakte niet veel indruk op mij. Ik vond het meestal nogal literair en soms gewild sensueel. Zijn erotisch verhaal The burning Flesh, waarin de hoofdpersonages Sexon en Sexona heten, deed mij aan pornografische Courths-Mahler denken, keukenmeidenromans gekruid met bed- en sofascènes beschreven in kitscherige bewoordingen, die alle effect missen en totaal van humor zijn ontdaan. Dit bevreemdt mij enigszins, want in zijn autobiografie doet hij zich kennen als een man met zin voor het betrekkelijke in alles wat des mensen is, de beste basis voor de begrijpende glimlach, humors moeder. Om een voorbeeld te geven van de manier waarop hij zijn wijsheid verkondigt, volgen hier een paar korte citaten.
Mijn gedachten en mijn gevoelens, zegt Ramarau, zijn mijn kostbaarste bezit, ongeacht hun absolute bruikbaarheid. Niets, of alleszins zeer weinig, heb ik hiervan moeten prijsgeven en dit maakt mij gelukkig. Ik ben een onconventioneel mens. Een zonderling mens. Een slecht mens in de ogen van de conventionelen. Daarom spreek en doe ik en natuurlijk ook voel en denk ik anders dan anderen. Verguizing of toejuiching, aangenaam of onaangenaam, geen van beide raakt me veel. Ik houd staan dat waarden slechts relatief zijn. Maar sommige waarden zijn de beste van twee of de slechtste van twee. Dit stel ik voorop en hieraan valt niet te tornen.
Al heb ik voor de gedichten van Ramarau, zoals ik al zei, veel minder belangstelling dan voor het verhaal van zijn leven, toch moet ik toegeven dat hij eigenlijk wel een dichter is of beter gezegd iemand die het dichten niet kan laten. Zijn autobiografie laat hij voorafgaan door volgend gedicht:
Tweedledum and Tweedledee (Lood om oud ijzer)
De jongen in de laan zei niets
Het meisje achter de hoek keek verbaasd
De romanticus noemde het liefde
De existentialist zwoer: het is sex