in de grote scène met Sonja op de sofa zo grotesk-geil dat hij een infarct nabij is, of iets daaromtrent, enfin, als er maar wat te lachen valt. Alsof de scène met z'n tweeën nog niet zielig genoeg was, wordt de oefening op de sofa nog gestoord door een krijsende mevrouw Vergote, die vanuit haar kamer de onderneming van Pa helemaal naar de drommel schreeuwt. Achteraf drijft de man het grotesk gekwijl zo ver dat hij tegen zijn vrouw gaat zeggen in onvervalst Kruishoutems van een jaar of vijf geleden, of daaromtrent: ‘Monique, ik heb iets goed te maken tegenover u. Ik heb gemeen gedaan tegenover u. Die dwazigheid van gisteren, met Sonja, daar moet ik penitentie voor doen. Daarom ga ik dat alleen oplossen’. Hij bedoelt dat hij de achtenzeventigjarige rijke vrouw met de gestrekte zijkant van zijn hand de nek gaat breken, ‘lijk een konijn’. Zó loopt het wel niet af, maar er gebeurt toch zo iets in die zin, of daaromtrent. Na het vertrek van Rik en Sonja (naar Amerika?) zal Pa maar weer hout zagen en kappen en mevrouw Vergotes verlamde lijf verzorgen.
Kortom, Claus deed hier kluchtiger dan ooit tevoren, maar naar ik meen niet tot zijn eer en glorie. Als onze Vlaamse schouwburgen elkaar de loef afsteken voor de première van die tekst, dan zijn we er toch maar beroerd aan toe. Zeker, er zal wel allerlei diepzinnigs in zitten, en allusies en knipoogjes, en wat je er nog allemaal bij moet denken als Hugo Claus grinnikt. In de vulgariteiten en flauwe grappen zitten bovendien een paar elementen die naar vroegere stukken verwijzen en zorgen voor wat continuïteit en wat niveau. Ik vermeld vooreerst de dialogen die soms geestig zijn en echt in de volkse toonaard liggen. Dat gepraat van zijn volksmensen mimeren, dat doet Claus trefzeker, hoezeer hij ook mengt en arrangeert. Verder zit in deze tragikomedie, waar de banaliteit zo goedkoop van af kwijlt, toch ook iets van de Clausiaanse thematiek uit vroegere serieuzere stukken, o.m. de rivaliteit tussen vader en moeder om de zoon. Ma Vandaele krijgt in al haar sulligheid een zweem van dramatische consistentie doordat zij op zo zielige manier werft om de liefde van Rik. Ze vrijt hem, de verloren zoon, als het ware op in het ruime burgershuis, wil hem weer naar zijn kamertje lokken, waar ze al zijn gerief bewaarde, dirkt zich voor hem op, verwijt hem zijn onverschilligheid, neemt zijn hand om die tegen haar wang te leggen... Dat thema wordt dan nog wat uitgediept door de (weliswaar vaag blijvende) relatie van mevrouw Vergote tegenover haar zoon Michel. Dergelijke elementen trekken het stuk wat op uit zijn banaliteit en maken er - hoe dan ook - weer een Claus-stuk van. Het ouderpaar deed mij ten slotte terugdenken aan de Pattini's uit Een bruid in de morgen: in beide gevallen zien we zielige burgermannetjes voor wie alles anders had kunnen verlopen, maar die, vastgevroren in hun onnozele bekrompenheid, zich alleen nog