Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.92 MB)

ebook (4.25 MB)

XML (1.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125

(1980)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 230]
[p. 230]

De laatste ronde

Noordatlantisch, verduidelijkt

In het stukje Noordatlantische vriendschap van R.F. Lissens in het januarinummer van DWB staat op p. 59 in de eerste kolom, regel 6, een minuscuul '-tje te veel na zijn, en in de tweede kolom, regel 8, in plaats van wind ten onrechte mind. Hetgeen wat vriendelijker klonk voor Ricoeur, en daarom de onterechte goedkeuring wegdroeg van de zetter, de corrector en - tot overmaat van ramp - ook van

De Redactie

Een rumoerige bloemlezing

Gerrit Komrij heeft een bloemlezing van De Nederlandse poëzie van de 19e en de 20e eeuw in 1000 en enige gedichten uitgegeven. Een zestal Nederlandse dichters waren daarmee niet akkoord en spanden tegen Komrij een proces aan dat ze verloren.

Als ik goed heb geteld behelst het massale boek gedichten van 32 Zuidnederlanders. Karel Jonckheere, die ooit eens via de radio of de t.v. met Komrij twistte, onbreekt geheel. Niemand zal mij toch wijsmaken dat poëtisch Jonckheere een nul in 't cijfer is.

In het boek kun je wel Jan van Beers vinden met ‘Daar staat hij op zijn drie paar raderen / Log rustend tot zijn meester komt’ en dergelijke oude winkeljuffrouwen uit onze poëtische voorraad. U kunt er ook Victor dela Montagne in aantreffen die Jean Richepins Oud Liedeken knap vertaalde en verder best vergeten blijft.

De jongste dichter is van 1954. Men kan dit boek het best gebruiken om door een of ander citaat een zogezegd poëziekenner schaakmat te zetten.

Marnix Gijsen

Pan

Hoe verheugd was ik niet als jonge auteur van een drietal dichtbundels een uitnodiging te ontvangen om deel te nemen aan een literaire beurs in de lokalen van een bank op de Kouter te Gent. Wel verbaasde het mij dat het nu juist uitging van Pan, het tijdschrift der Oostvlaamse letterkundigen, eerder voor vrijzinnige auteurs dacht ik. Nu goed, het concilie had mij wat soepeler gemaakt. Om incidenten ter plaatse te voorkomen bracht ik toch een bezoek aan hun secretaris. Ald hij mijn Rooms collarium zag, kon hij nog de kans aangrijpen om mij te wraken. Ik wekte hem uit zijn middagdutje, gaf hem een hand, voelde dat hij een vinger miste en vroeg hem wie op het

[pagina 231]
[p. 231]

idee was gekomen mij uit te nodigen. De man had van mij nooit gehoord en ik van hem niet. Daan Boens had ergens een lijst met adressen afgeschreven en ik was er zo bij. Omwille van zijn middagdutje was het gesprek in het portaal van zijn flat kort. De uitnodiging bleef gelden.

De grote dag brak aan en heel stipt nam ik plaats achter een tafel en legde een stapel poëzie voor mij. Het had mij wel verwonderd dat een paar bekende auteurs enkel hun boeken in deposito hadden neergelegd en niet kwamen. Het had mij ook verwonderd dat er zoveel stilte was gelaten rond dit toch wel uitstekend initiatief. De eerste dag kwam er om zeggens geen publiek, maar dichters zijn gewend aan eenzaamheid en ik hield vol. De volgende dag werd ik beloond voor mijn moeite, want Daan Boens deed de ronde van de aanwezige auteurs en deelde aan elk een bundel kwatrijnen uit. Mijn buurman was zelfs zo vriendelijk om in een van mijn bundels te lezen, te zeggen dat hij hem goed vond. Hij ging zo ver om die bundel te kopen zodat ik mij verplicht voelde hem een tweede bundel gratis aan te bieden.

Nog onder de indruk van zoveel belangstelling en reeds onkwetsbaar voor de schaapachtige blikken van enkele bezoekers die even langs liepen, werd mijn aandacht gevraagd door een wat oudere juffrouw die zich tot de secretaris wendde. Uit de verte begrepen wij, auteurs, dat ze Frans sprak. Ze nam rechts van mij plaats en bleek de eerder onbekende auteur te zijn van een dun kinderboekje dat ze erg duidelijk voor zich neerlegde. Met klare stem sprak zij de zeldzame bezoekers die ook langs haar voorbijglipten, aan en verklaarde in het Frans dat zij de auteur was van het kinderboek. De meeste bezoekers keken even op tegen dat Frans, schoven iets sneller voorbij alsof ze vreesden dat de wat oudere juffrouw over de tafel zou wippen. Maar zij hield vol zodat zij succes boekte. Een dame nam haar meesterwerkje in de hand, bekeek het aandachtig en vroeg in een stilte waarin wij allen meeluisterden hoeveel het boekje kostte. Even duidelijk antwoordde zij dat zij het boekje niet verkocht, het was haar enig exemplaar.

 

José de Poortere

(Voor) oordelen in de kritiek

Er zullen wel niet veel beoefenaars van de literaire kritiek zijn die zich ten volle de vele kritische vooronderstellingen en vooroordelen bewust zijn waarmee ze een literair werk benaderen. Dit is een terrein waar achter elk vertoon van objectiviteit nog wel ergens een verdoken subjectiviteitje schuilt. K.K. Ruthven, de auteur van dit merkwaardig boek Critical Assumptions (Cambridge University Press, 1979, X-263 blz., £10.50) heeft de zware taak op zich genomen om een systematisch en beredeneerd overzicht te geven van al de belangrijkste kritische assumpties die in de loop der tijden en in verschillende westerse taalgebieden - van de Grieken tot nu, van Athenagoras, St.-Augustinus en Baumgarten tot Sukenick, Todorov en Zola - zowel in de scheppende literatuur als in de literaire kritiek geleefd hebben. Een onmogelijk opzet, zal men

[pagina 232]
[p. 232]

zeggen. Het merkwaardige geval is dat dit boek er voor een zeer groot deel nog in geslaagd is ook.

 

De assumpties die K.K. Ruthven in zijn twaalf hoofdstukken voorstelt en bespreekt staan doorgaans als polen tegenover elkaar: het boek als heterokosmos zonder of met volstrekte autonomie (autarchie), anorganische of organische vorm, complexiteit of eenvoud, techniek of inspiratie, persoonlijkheid of onpersoonlijkheid, imitatie of originaliteit, enz. De auteur wil zich duidelijk pluralistisch opstellen tegenover deze verschillende alternatieven. Hij benadert elk kritisch standpunt met een ruimdenkende openheid die het hem mogelijk moet maken alle opvattingen over een kritisch probleem niet alleen aan bod te laten komen, maar ook recht te doen. Maar hoe hij ook zijn best doet om neutraal te blijven en geen persoonlijke voorkeur uit te spreken voor de ene pool of de andere, het lukt hem niet altijd. Niet ten onrechte trouwens. Zo gaat zijn sympathie over 't algemeen naar wat ik hier als eerste pool van elk paar heb vernoemd. Waar hij er toch in slaagt een scrupuleuze objectiviteit te bewaren - bij de autonomie en bij de onpersoonlijkheid van het literaire kunstwerk b.v. - kan men zich achteraf moeilijk aan het besluit onttrekken dat het probleem van de keuze tussen beide polen dan wellicht ook onoplosbaar is. Evenmin ten onrechte trouwens, want het gaat dan meestal om een oppositie tussen polen die tot spanningen leidt die van werk tot werk, van auteur tot auteur, van genre tot genre en van periode tot periode verschillen, zonder ooit tot een definitieve oplossing te komen. En dàt is het juist wat ze zo vruchtbaar maakt. De auteur van dit boek doceert Engels aan de Universiteit van Canterbury in Nieuw-Zeeland. Naast een korte brochure over Myth (in de ‘Critical Idiom’ serie van Eyre Methuen) is Critical Assumptions bij mijn weten het enige werk van omvang dat hij gepubliceerd heeft, en ik kan dat begrijpen, want door zijn ruime conceptie en rijp inzicht is dit duidelijk, zoniet een levenswerk, dan toch in ieder geval vrucht van vele jaren studie en ondervinding. Het hele werk getuigt immers van een verbazende belezenheid. De index bevat meer dan 500 namen van auteurs uit vrijwel de ganse westerse literatuur. De zorgvuldig samengestelde en, voor zover ik heb kunnen nagaan, betrouwbare bibliografie telt niet minder dan 46 bladzijden. Het boek biedt daardoor niet alleen een intelligente discussie van een aantal kritische assumpties, maar ook een uitgebreid en nauwkeurig referentieapparaat.

 

Dit rijke encyclopedische karakter heeft juist tot de enige zwakheid van deze studie geleid. Het bestreken gebied is zo groot, de auteur weet er zoveel over, zoveel verwijzingen en vermeldingen zijn mogelijk, dat het boek hier en daar meer weg heeft van een collectie referenties of een opsomming van literaire weetjes dan van een diepgaande discussie van kritische mogelijkheden. Maar gelukkig zijn die passages eerder zeldzaam. Critical Assumptions blijft alleszins een merkwaardig en bijzonder nuttig boek, niet alleen voor studenten, voor wie het oorspronkelijk bedoeld was, maar voor iedere ernstige literatuurliefhebber.

 

Men kan er de auteur uiteraard moeilijk een verwijt van maken dat hij ook niet

[pagina 233]
[p. 233]

de oosterse literatuurtheorie bij zijn onderzoek betrokken heeft: voor de meesten van ons blijft dat ganse gebied trouwens een gesloten boek. Graag verwijs ik daarom naar een paar interessante recente inleidingen:

-Adele Austin Rickett, ed., Chinese Approaches to Literature from Confucius to Liang Ch'i-ch'ao, Princeton University Press, 1978;
-Makoto Ueda, Modern Japanese Writers and the Nature of Literature, Stanford University Press, 1976;
-James J.Y. Liu, Chinese Theories of Literature, Chicago & London, The University of Chicago Press, 1975.

Vooral dit laatste werk verdient een warme aanbeveling. Het gaat uit van en is, met enige aanpassing, ingedeeld volgens het conceptueel kader dat M.H. Abrams voor zijn beroemde studie The Mirror and the Lamp uitgewerkt heeft en daardoor biedt het de westerse lezer van meet af aan een aantal onontbeerlijke aanknopingspunten.

M. Engelborghs

Nogmaals forum

In de jaren 1935 verdween het Nederlands-Vlaams maandblad Forum. Naar het schijnt was mijn ‘roomse enggeestigheid’ de oorzaak, omdat ik bezwaren had tegen de opname in het Nederlandse deel van een bijdrage van Varangot, ‘Virginia’ (Varangot was toevallig in Nederland geboren). Morele bezwaren had ik niet, want het stukje ‘Virginia’ was literair de moeite niet waard. Het vertelde over een ouwe meneer die absoluut met een maagd naar bed wilde gaan. Ik hoop maar dat het opnieuw zal verschijnen, dan zal men kunnen oordelen of mijn afwijzing gewettigd was. Trouwens, ik werd gesteund door Roelants, Herreman en Walschap, mijn collega's in de Vlaamse redactie. Herreman was socialist en Walschap kon men niet voor rooms verslijten.

Later in ‘Gestalten tegenover mij’ van Vestdijk kreeg Varangot de schuld van alles. ‘Ik draag Varangot geen goed hart toe omdat hij Forum heeft getorpedeerd, maar dat moest toch eens geschieden, en het was niet zijn schuld, en nauwelijks de schuld van Virginia zelf die al aangenomen was en gezet toen ze de rampspoed over ons bracht.’ Verder blijkt dat Forum voor Varangot een ‘deel van zijn broodwinning’ was.

Er verschenen al twee boeken over Forum, een van M. Roelants en een van Willem Mooyman. Nu zal men de vier jaargangen van Forum opnieuw uitgeven, net of ze een literaire revolutie hebben bewerkt. Men zou er beter aan doen de twee jaargangen van Ruimte opnieuw uit te geven: die hebben ten minste wat meer betekend voor Vlaanderen dan de glaciale cerebraliteit van die omgekeerde dominee Ter Braak.

Marnix Gijsen


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in duizend en enige gedichten


auteurs

  • Marnix Gijsen

  • José De Poortere

  • Maurits Engelborghs