Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.92 MB)

ebook (4.25 MB)

XML (1.89 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 125

(1980)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 460]
[p. 460]

De laatste ronde

Jeetjes! altijd met zijn tweetjes!

(Lied te zingen op het metrum van de moeheid)
 
Bij de geboorte was men bezorgd,
 
men schrok van dat paarse velletje
 
en de aanvankelijke weigering van Hanneke
 
om de adem gods in de longkruinen toe te laten.
 
 
 
Sarah kraaide reeds waterpas achter
 
het kiemvrije glas en de zucht van verlichting
 
bij Hannes allereerste schreeuw evenaarde
 
onze allereerste praatballon van weleer.
 
 
 
Daar zijn onvoldoende woorden voor,
 
voor de geworfenheit van bronzen Sarah
 
en nikkelen Hanneke. Nu hand in hand
 
huppend over het gazon, vroege klantjes
 
bij de maffia der doctoren. Want tweelingen,
 
mevrouw, mijnheer, daar moet per se en
 
hoe dan ook iets verkeerds aan wezen.
 
 
 
Het is gewoon onmogelijk dat zij heden,
 
‘veranderend naar de maat der maanden’,
 
zorgeloos en hoegenaamd kerngezond,
 
de adem over struikelende woordjes verdelen,
 
de voedende bestanddelen over typoscripten uitsmeren.
 
 
 
Hun lied te horen op het metrum van mijn moeheid:
 
Jeetjes! Altijd met zijn tweetjes!
 
Jeetjes! Altijd met zijn tweetjes!
 
 
 
Joris Denoo
[pagina 461]
[p. 461]

Verzoek

Aan Dr. Joz. Peeters
 
Mijn vriend, zo gij mocht sterven
 
vóór ikzelf moet gaan,
 
geef mij dan, als ge kunt
 
vanwaar gij zijt, een sein
 
zodat ik weten zou
 
dat er voor mij
 
na 't ultiem afscheidsuur
 
ook iets, heel ver
 
boven de sterren
 
van dit weids heelal,
 
beklijven zal
 
van wat ik eenmaal
 
op deze aarde was.
 
Het zal dan louter zijn
 
alsof een man
 
een lang-gedragen, oude mantel
 
terzij legt voor een nieuwe
 
van veel edeler stof,
 
hem rustig omslaat,
 
zonder angst of pijn,
 
zo zal dan alles goed en eeuwig zijn.
 
 
 
Frans de Wilde

Louise Gezelle aan haar broer Guido

Heule, 22 oktober 1871: ‘Ons klein franske groeit zeere en is een dul vifvig spook die slaet en smyt met zijn vuisten, en ik moet houden dat mijn handen kraken om hem op myne knyen te houden dat het zoo geweldig is, mag hy aldus opgroeyen, wij zullen hem geen meester zyn.’

Ons klein franske werd later bekend onder de naam Stijn Streuvels.

Christine D'haen

De heilige Jan van Beverley

Dat de meeste heiligenlevens stichtende lectuur zijn, zonder historische basis (vooral die van de middeleeuwen) is nu wel een aanvaarde thesis (zie Delarue en L. van der Essen). Het vreemdste heiligenleven is stellig dat van de Heilige Jan van Beverley, dat ons in de vorm van een Antwerps 16de-eeuws volksboekje bewaard is gebleven. In Yorkshire schijnt nooit iemand van deze zonderlinge heilige gehoord te hebben en toch is hij een ongewone figuur. Het volksboekje vertelt zijn leven half in proza, half in verzen. Het is duidelijk dat er een oorspronkelijke toneelversie moet hebben bestaan. Het werd in 1903

[pagina 462]
[p. 462]

door Dr. G.J. Boekenoogen herdrukt te Leiden.

De heilige Jan van Beverley was zo vroom dat hij besloot heremiet te worden; hij trok zich terug in een bos. Daar werd hij bekoord door een duivel in engelengedaante die hem zei dat hij nooit heilig zou worden indien hij niet zondigde door 1) droncken drincken 2) ‘vrouwenkracht’ ofte 3) moord. De zuster van Jan van Beverley, Colette, bracht hem de beste wijn van haar vader, hij werd dronken, verkrachtte en vermoordde zijn zuster en begroef haar lijk. Jaren nadien kreeg hij berouw en wilde van de paus vergiffenis krijgen. De paus zat met het geval verlegen en stuurde Jan terug naar zijn bos in Yorkshire. Daar leefde hij dan zeven jaar als een dier, zich voedend met wat gras. Ondertussen was er een andere graaf van Beverley aangesteld, die op jacht ging en daar de heremiet ontmoette. Men bracht hem naar het grafelijk slot. De gravin had een jongetje ter wereld gebracht dat aan Jan meedeelde dat zijn zonden vergeven waren. Daarop werd de bisschop van Canterbury gehaald, die de biecht van Jan hoorde. Jan keerde terug naar het graf van Colette, die dadelijk opstond, levend. Jan van Beverley heeft het laatste woord:

 
God si ghelooft der weerdicheden
 
Die hi ons beyde heeft ghedaan
 
Nu coemt suster ende laet ons gaen
 
Daer wy den Bisschop moghen vinden
 
Dat hi dit mach weten ende verstaen
 
Ende hem vertellen onser beyden leven
 
Hem biddende dat hi ons wil gheven
 
Dat weerde heylighe sacrament verheven
 
Op dat wi na dit leven vol allinden
 
Moghen comen by Jesum den gheminden
 
Daer ons wil brenghen God die vader
 
Nu segt Amen alle gader
 
Amen.

De delen van dit sombere drama die in verzen geschreven zijn, doen ons alleen betreuren dat achter dit volksboek wellicht een 16de-eeuws meesterstuk van ons rederijkerstoneel verscholen gaat. Deze poëzie is haast geheel vrij van stoplappen en leest heel vlot. De handeling verplaatst zich aanhoudend: eerst het bos, dan de reis naar Rome, de merkwaardige dialoog met de paus, het dierlijk leven van Jan in zijn bos, zijn gevangenneming, de heropstanding van Colette...

De oudste druk is die van Thomas van der Noot ‘in die princelycke stadt van Bruessel’, de jongste die van Godtgaf Verhulst, 1689 te Antwerpen. In alle drukken zijn de houtsneden opvallend knap. In 1689 herdrukte H. Verdussen het boekje te Antwerpen. Er zijn ook nog sporen van Gentse edities tussen 1767 en 1800.

Een verhaal vol extremen van zonde dat het drie eeuwen volhoudt, is m.i. wel de moeite waard om erbij te blijven stilstaan.

Marnix Gijsen

De Vlaamse jeugdliteratuur een stiefkind? (2)

Een tweede aspect van de problematiek van het Vlaamse jeugdboek betreft de verhouding Vlaanderen-Nederland. Het is een onloochenbaar feit, dat het Neder-

[pagina 463]
[p. 463]

landse auteurs voor de wind gaat. Hun boeken verkopen in Vlaanderen doorgaans bijzonder goed. Thea Beckmann, Paul Biegel, Miep Diekmann, Ann Rutgers van der Loeff, Jan Terlouw (om slechts enkelen te noemen) zijn voorwaar geen onbekende namen in Vlaanderen! Maar hoe zit het met de belangstelling voor Vlaamse jeugdboeken in Nederland? In zijn lijvig werk Over Jeugdliteratuur noteerde Fred de Swert over de naoorlogse periode: ‘Weliswaar werd reeds een opvallend goed Nederlands geschreven, maar in Nederland waren weinig mensen bereid dit onder ogen te zien. Het Vlaamse juegdboek - zwaar erfelijk belast - kreeg er, de uitzonderingen niet te na gesproken, geen poot aan de grond.’ (p. 47) En volgens heel recente inlichtingen is die situatie weinig of niets veranderd. Ik maak mij sterk, dat nog steeds geen enkel Vlaams jeugdboekenauteur echt bekend - laat staan populair - is in Nederland. Een tweede bron van ergernis voor de Vlamingen! Geen of althans weinig erkenning in eigen land en geen erkenning bij de noorderburen. Een toestand die al heel wat kwaad bloed heeft gezet.

Bij dit alles mag evenwel het kwantitatieve aspect niet uit het oog worden verloren. Volgens betrouwbare informatie bedraagt het aantal titels van Vlaamse origine in het jaarlijkse Nederlandstalige jeugdboeken-pakket ongeveer tien procent. Als ik dergelijk cijfermateriaal onder ogen krijg, vraag ik mij al meteen af of zo'n klein percentage niet onvermijdelijk impliceert, dat het makkelijk over het hoofd wordt gezien. Met 90 Nederlandse en nauwelijks 10 Vlaamse jeugdboeken op de boekenplank, trekt de eerste groep als vanzelfsprekend alle aandacht en dreigt de rest in de verdrukking te raken. Je zou de zaak ook nog zó kunnen bekijken: Nederland heeft al zoveel jeugdboeken, dat het zeker geen tekort vanuit Vlaanderen hoeft aan te vullen. Maar zodra je het kwalitatieve aspect erbij betrekt, komen er andere problemen in het spel! Waarom krijgt het kwalitatief goeie Vlaamse jeugdboek, om met De Swert te spreken, geen poot aan de grond in Nederland?

Als je Nederlandse recensies van Vlaamse jeugdboeken in handen krijgt, steek je daar heel wat van op. Uiterst zelden wordt er niet op de Vlaamse oorsprong van het werk gewezen. Wordt er gewoon terloops opgemerkt, dat het boek Vlaams is, dan houdt zulks niet rechtstreeks een afwijzing in. Maar als de bespreker dit of dat werk ‘zo Vlaams’ of ‘te Vlaams’ vindt, liggen de zaken duidelijk anders. Een conclusie in de aard van ‘te Vlaams en daarom niet voor onze kinderen geschikt’, die heus niet zo zelden voorkomt, doet natuurlijk een aantal mensen steigeren. De bewering van sommigen, dat Nederlanders een Vlaams jeugdboek met vooroordelen lezen, is misschien niet ongegrond. Dat een jeugdboek wordt afgekeurd, louter ter wille van het feit dat er typisch Vlaamse woorden en uitdrukkingen in voorkomen, lijkt mij op zijn zachtst geformuleerd een ongezonde mentaliteit. Romans van auteurs als Walschap en L.P. Boon, die toch zeker geen algemeen Nederlands hanteerden, werden toch zelden of nooit in Nederland op grond van de gebezigde taal afgewezen? Worden er dan andere normen aangelegd bij het beoordelen van Vlaamse romans? Waarom?...

Naar mijn weten is het nog nooit ge-

[pagina 464]
[p. 464]

beurd dat een Vlaams criticus een Nederlands jeugdboek als ‘te Hollands en daarom niet voor onze kinderen geschikt’ heeft afgekeurd. Ondànks het feit dat in tal van Nederlandse teksten typisch Hollandse woorden voorkomen, die ook niet tot het Algemeen Nederlands behoren! Als Paul Biegel b.v. iemand laat smiespelen of gniffelen of glissen, klinkt dat vreemd in Vlaamse oren. En wees gerust dat een Vlaming raar opkijkt als een Nederlander een verkeerd genus gebruikt, zoals b.v.: ‘De maan, hij stond aan de hemel.’ Woorden als duvelstoejager, stoethaspel en soepjurk vragen ook om verklaring, maar worden graag geaccepteerd, omdat ze als taalverrijkend kunnen worden ervaren. Waarom kan hetzelfde dan niet in omgekeerde richting gebeuren? Nu weet ik wel dat het verzet in Nederland niet unaniem is. Het verhaal gaat, dat Paul Biegel het Vlaamse woord vierklauwens zo goed vond, dat hij zich voornam het in een van zijn volgende werken te gebruiken. Voor enkele jaren is er trouwens vrij intensief contact geweest tussen een groepje Nederlandse jeugdboekenauteurs en een aantal Vlaamse collega's. De eerste stap tot toenadering was gezet, maar veel meer blijkt er sindsdien niet gebeurd te zijn.

Intussen reageren vele Vlaamse auteurs voor de jeugd met verontwaardiging op wat zij de tegenwerking van de noorderburen noemen. Iemand als Julien van Remoortere, die nochtans in de jaren zestig enkele werken in Nederland publiceerde, tilt vrij zwaar aan de zaak: ‘In Nederland verzorgt men ook heel sekuur de eigen negotie, (...). Men weert het Vlaamse boek ook omdat het Vlaams is. In de ogen van sommige Nederlanders betekent dat een boek in een minderwaardige taal, iets wat van heel ver op Nederlands gelijkt. Zij vergissen zich gruwelijk, als zij menen dat het Noordnederlandse kind alleen maar boeken in handen moet krijgen die op en top “Hollands” zijn wat taalgebruik, taalkleur en dies meer betreft. Dit getuigt ofwel van kwade trouw, ofwel van onwetendheid.’ (Het Belang van Limburg, 17/7/78, p. 4)

Gaston van Camp, die we hierboven reeds citeerden, is van mening: ‘Tien procent van wat er in Nederland en Vlaanderen voor de jeugd verschijnt is waardevol. De rest is pulp, goed bedoelde huisvlijt, pifpafpoefboekjes. (...) Nederland staat op velerlei gebied een flink eind verder. Maar we halen in, met rasse schreden! Wél erger ik mij vaak aan het dédain waarmee Nederlandse kritici óf op het Vlaamse jeugdboek neerkijken, óf het gewoon negeren, óf het als “quantité négligable” van de tafel vegen.’ (Het Belang van Limburg, 18/4/77, p. 4)

Gie Laenen, die tot de jongste generatie Vlaamse jeugdboekenauteurs behoort, bekijkt de zaak min of meer humoristisch: ‘Dat die Nederlanders onze boeken niet willen hebben, is een spijtige zaak. We kunnen ons daar dik om maken, we kunnen een kaas- en jenever-boycot voorstellen, maar dat zal allemaal niet veel zoden aan hun en onze dijken brengen.’ (Het Belang van Limburg, 4/9/78, p. 4)

De vraag blijft: waarom komt het Vlaamse jeugdboek nog steeds niet van de grond in Nederland? Zijn de Nederlanders echt te chauvinistisch? Blijven de Vlaamse uitgeverijen in gebreke, in die zin dat ze weinig of geen moeite doen om hun koopwaar bij de noorderburen aan te bieden en te verdedigen? Valt

[pagina 465]
[p. 465]

er zoiets als sabotage te noteren vanwege Nederlandse uitgeverijen, die om louter financiële redenen onbeperkt willen exporteren, maar van uitwisselen niet willen weten? En spelen Nederlandse boekhandelaren dat sabotagespelletje mee? Eénrichtingsverkeer in de meest volstrekte zin van het woord dus? Een knappe jongen die het antwoord op al deze vragen kan geven!

Zijn er dan geen lichtpunten te signaleren? Toch wel, meen ik. In de allereerste plaats kan de doorbraak van een aantal Vlamingen in Nederland niet lang meer uitblijven. Enerzijds omdat ze steeds beter werk produceren, anderzijds omdat er toch enkele gaten in de grens verschijnen. Bovendien staan Nederlandse uitgeverijen niet a priori weigerachtig tegenover Vlaamse manuscripten. In 1977 gaf de uitgeverij Van Holkema & Warendorf Fluiten in het straatje van niks van de Vlaamse Gil(berte) vander Heyden uit. Een jeugdboek dat door de Nederlandse pers vrij gunstig werd onthaald, vlot werd verkocht en bovendien door een kinderjury van Schagen als vierde beste jeugdboek werd gerangschikt.

Een andere Vlaming boekte ook een niet onbelangrijk succes. Toen Bruna vorig jaar een wedstrijd voor het beste nog niet gepubliceerde jeugdboek uitschreef, werd een werk van Henri van Daele door de jury (waarvan o.a. Marijke van Raephorst en Jan Terlouw deel uitmaakten) unaniem als het beste uitgekozen. Aan het Nederlandse lezerspubliek om nu een oordeel te vellen over het bekroonde boek Pitjemoer!

Graag wou ik met deze boekdelen sprekende woorden van Gie Laenen besluiten: ‘Ik lees boeken van Nederlandse auteurs zoals ik boeken lees van Vlaamse kollega's of van buitenlandse schrijvers. Met de ogen van iemand die op zoek is naar kwaliteit, zonder enige vorm van nationalisme.’ (Het Belang van Limburg, 4/9/78, p. 4)

Erik Ryckaerts


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Joris Denoo

  • Frans De Wilde

  • Christine D'haen

  • Marnix Gijsen

  • Erik Ryckaerts